De situatie in Gaza is “crazy, verdrietig, onverdraaglijk”. Praktisch dagelijks stuurt Mohammed me zijn nieuws via WhatsApp. Het lijkt alsof ik post uit de hel ontvang. Ik vraag me af wanneer de berichten over hongerige Gazanen die worden doodgeschoten bij voedseluitdeling en over families die worden uitgeroeid in hun tent zullen stoppen. Wanneer houdt de nachtmerrie eindelijk op?
Mohammed wil weg uit Gaza. Hij wil zijn driedochters beschermen en een toekomst geven. Hij wil met zijn gezin weg uit een situatie waar “de dood ons voortdurend en overal omringt”. Ik stuur Mohammed foto’s en een video van de grote Rode Lijn-demonstraties in Den Haag. Ik stuur hem ook de e-mails door van donateurs. Mohammed is dankbaar voor de blijken van solidariteit, voor de giften, voor de vriendelijke en opbeurende boodschappen. Maar elke dag vraagt hij zich af: waarom kan ik niet reizen. Mohammed raakte enkele weken geleden gewond. Nog steeds zitten bomscherven in zijn lijf en eigenlijk moet hij worden geopereerd. Maar het gezondheidssysteem in Gaza is door Israël ontmanteld. De weinige ziekenhuizen die nog enigszins functioneren hebben, op dit moment, voor Mohammed geen capaciteit.
Mohammed stuurde me enkele dagen geleden een oproep, met het verzoek deze te publiceren.
Ik ben Mohammed Shehta Hasan Abu Afash, een burger die momenteel in de Gazastrook woont, en ik schrijf u vandaag met een dringende humanitaire oproep.
Mijn familie en ik zitten al bijna twee jaar gevangen in de voortdurende oorlog, verwoesting en angst – we lijden onder ernstige ontberingen, honger en een volledig gebrek aan de meest elementaire levensbehoeften.
Ik verzoek respectvol om een dringende humanitaire evacuatie voor mijzelf en mijn familie naar een veilig land met burgerlijk recht en respect voor de mensenrechten.
Ik bevestig dat ik een volledig onafhankelijke burger ben, zonder banden met welke gewapende factie dan ook. Ik heb nooit deelgenomen aan activiteiten die de wet zouden overtreden of anderen in gevaar zouden brengen. Mijn hele leven ben ik een productief lid van de maatschappij geweest, met respect voor zowel de wet als de mensheid.
Het enige wat ik zoek, is de mogelijkheid om in vrede te leven – in een veilige en stabiele omgeving waar ik een normaal leven kan hervatten en een positieve bijdrage kan leveren aan de maatschappij die mij verwelkomt.
Ik beloof hierbij dat ik een wetgetrouwe, verantwoordelijke en productieve burger zal zijn, volledig toegewijd aan de wettelijke, ethische en burgerlijke verplichtingen van het land dat mij en mijn gezin bescherming en waardigheid biedt.
Deze oproep is geen eis, maar een pleidooi aan uw menselijk geweten. Ik weet dat uw landen de principes van menselijke waardigheid, mededogen en de bescherming van mensen in gevaar hooghouden – en ik wend mij hoopvol tot u.
Met diepste respect en waardering,
Hoogachtend,
Mohammed Shehta Hasan Abu Afash
Gaza – Palestina
Mohammeds woorden snijden door mijn ziel omdat, op korte termijn, zijn oproep waarschijnlijk geen gehoor zal vinden. Israël houdt de grensovergang met Egypte gesloten en Europese landen, ook Nederland, hebben geen blijk gegeven burgers uit Gaza te willen opnemen. Zelfs de tienduizenden Gazanen die dringend medische zorg nodig hebben wachten tevergeefs op evacuatie naar een buitenlands ziekenhuis.
Tot die tijd is het mogelijk Mohammed zijn familie en naasten financieel te steunen. Je kunt ook een boodschap sturen via Go Fund Me, ik zal jullie berichten doorsturen naar Mohammed.
Hoeveel kinderen in Gaza gedood en gewond zijn sinds oktober 2023 valt niet met zekerheid te zeggen. Het gaat, volgens UNICEF, om minstens 50.000, maar waarschijnlijk zijn het er veel meer. Een groot aantal kinderen ligt nog steeds onder het puin. Van zo’n 20.000 dode kinderen is de identiteit inmiddels vastgesteld, onder hen zijn haast duizend baby’s van nog geen één jaar oud.
De beelden van dode en verminkte kinderen zijn onverdraaglijk. Eind mei verschenen video’s op internet van de negen gedode kinderen van kinderarts dr. Alaa Al-Najjar. Ook haar echtgenoot Hamdi overleefde het bombardement op hun huis in Khan Younis niet. Alleen zoontje Adam (11) werd zwaar gewond maar bleef in leven.
Het kinderdodental in Gaza is monsterachtig. Vergeleken met andere oorlogssituaties kwamen en komen excessief veel kinderen om het leven. Zo waren in Oekraïne sinds februari 2022 nog geen 700 dode kinderen te betreuren. Elk kind dat door oorlogsgeweld uit het leven wordt gerukt is er uiteraard een teveel. Volgens het internationaal humanitair recht hebben kinderen in gewapende conflicten juist recht op respect en bescherming. Kinderen zijn per definitie immers onschuldige slachtoffers. Of toch niet?
Volgens veel vooraanstaande Israëli’s, zoals Likud-parlementariër Tally Gotliv, is iedereen in Gaza vijand. Elke Gazaan is een legitiem doelwit. Dat geldt dus ook voor een vierjarige peuter of een schoolmeisje van twaalf. ‘Er zijn geen niet-strijders in Gaza. Iedereen is verantwoordelijk.’ Volgens haar rechtvaardigt dat het inzetten van het hongerwapen. ‘We hoeven hen geen kruimel of korrel voedsel te geven. Ze mogen mij in de hele wereld citeren: welk land voedt nu zijn vijanden? Parlementslid Nissim Vaturi beweert dat ‘elk kind in Gaza vanaf zijn geboorte terrorist is’.
Haaretz-columnist Odeh Bisharat schreef dat je het conflict in Gaza geen oorlog kunt noemen. In oorlogen bestoken partijen elkaar vanachter frontlijnen met tanks, vliegtuigen en artillerie. Maar in Gaza is dat, zeker in de huidige fase, niet het geval. ‘Het front bestaat uit de slaapkamers van Palestijnse families, kleuterscholen en universiteiten, moskeeën, ambulances, bakkerijen en ziekenhuizen. Vrouwen, kinderen, ouderen zijn de vijanden…’ ‘Als je het persé een oorlog wilt noemen dan is het er een van generaals tegen kinderen.’
Toen Israël op 18 maart het staakt-het-vuren verbrak en de vijandelijkheden hervatte werden, in korte tijd, 436 Palestijnen gedood, waaronder 183 kinderen en 94 vrouwen. Ze verloren hun leven niet tijdens gevechten maar in hun instortende huizen en tenten. ‘Het was een vreselijk angstaanjagende nacht,’ appt mijn vriend Mohammed Abu Afash de volgende ochtend vanuit Gaza-Stad. Ik ben opgelucht door zijn teken van leven, maar bezorgd over de nieuwe fase van het Israëlisch geweld. ‘De situatie is ongelooflijk moeilijk en gevaarlijk. Mijn dochtertjes zijn in paniek door alle bombardementen. Bid alsjeblieft voor ons.’
Het Israëlische leger maakt gebruik van Artificial Intelligence-programma’s, zoals het cynisch genaamde Where’s Daddy en de Gospel, om de terroristen te lokaliseren. Maar wie zijn die terroristen? Over de collaterale schade (nevenschade) bestaande uit een groot aantal burgerslachtoffers reppen de Israëlische legerwoordvoerders niet. Je krijgt de indruk dat Israël eerder de overlevenden als collaterale schade ziet. Dat is ook de strekking van tal van tal van rapporten van de Verenigde Naties en mensenrechtenorganisatie, die Israël beschuldigen opzettelijk kinderen niet te ontzien. ‘Dit is een oorlog tegen kinderen,’ schreef Philippe Lazzarini, het hoofd van UNRWA. ‘Het is een oorlog tegen Gaza’s jeugd en hun toekomst.’
De kinderen in Gaza worden niet alleen bedreigd door drones, beschietingen en luchtbombardementen. Honger en ziekte maakten de afgelopen maanden nog veel meer slachtoffers. Volgens UNICEF is in Jabalia en andere delen van Noord-Gaza een op de drie kinderen ondervoed. En dat zijn cijfers van eind vorig jaar. De Israëlische blokkade sinds 2 maart heeft voor nog meer hongersnood, ziekte en vermijdbare sterfgevallen gezorgd, vooral onder de meest kwetsbaren. Het actief onthouden van voedsel en humanitaire hulp en het vernietigen van de infrastructuur
Israëlische kranten, radio en tv tonen opvallend weinig interesse voor het lot van Gaza’s kinderen, laat staan mededogen. De dehumanisering van Palestijnen, ongeacht hun leeftijd, is gemeengoed geworden in de media. Israëls grootste krant Yedioth Ahranot drukte onlangs een citaat van zanger Kobi Peretz groot op de omslag van haar weekendeditie. ‘Ik heb met geen enkele burger in Gaza, jong of oud, ook maar een greintje medelijden,’ aldus Peretz, die het ‘onze plicht’ noemde de bevolking van Gaza te vernietigen. Israëlische influencers op sociale media maken graag wrede ‘grappen’ over de kinderen in Gaza. Zo vraagt in een video influencer Yakir Bar Zohar voorbijgangers een donatie te doen voor de hongerige kinderen in Gaza. Als iemand toestemt geld te geven reageert Zohar geschokt. ‘Bent u er zeker van te doneren voor kinderen die later terroristen zullen zijn?’ De video’s, populair onder de Israëlische jeugd, werden duizenden keren bekeken, gedeeld en geliket.
Soms denk ik dat de kinderen die zijn omgekomen het nog zo slecht niet hebben getroffen. De kinderen die overleven hebben hun jeugd verloren. Lichamelijk en geestelijk zijn ze gebroken of in ieder geval beschadigd. Vaak hebben ze ouders, familieleden, vriendjes of vriendinnetjes verloren. Trauma’s achtervolgen hen. Hun scholen zijn in puin geschoten of worden gebruikt door interne vluchtelingen. Hun speelplaatsen en voetbalveldjes zijn bezaaid met kraters en ontplofte en onontplofte munitie.
Bij ziekenhuizen in Gaza komt een nieuwe categorie kinderen binnen: WCNSF, wounded child, no surviving family, gewond kind, geen overlevende familie. Maar ook bij Aliaa, Eliaa en Layan, de dochters van mijn vriend Mohammed in Gaza-Stad, die hongerig zijn maar nog in leven, heeft de oorlog hun jeugd gestolen en hun toekomst onzeker en onveilig gemaakt.
Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Nieuwsbrief 57 van Stichting Groningen – Jabalya ( juni 2025)
Enkele dagen geleden werd op het Jeugdjournaal de 11-jarige Aliaa geïnterviewd, de oudste dochter van het gezin van Mohammed Abu Afash. Wij ondersteunen dit gezin inmiddels al vijftien maanden, met hulp van jullie donaties.
Aliaa vertelde hoe verdrietig ze was toen ze hadden moeten vluchten en, behalve de kleren die ze droegen, niets mee konden nemen. Ze vertelde hoe groot de paniek was toen Israël een plek vlak bij haar huis bombardeerde. Het gezin verbleef in verschillende vluchtelingenkampen maar keerde in januari, toen een tijdelijk staakt-het-vuren van kracht werd, terug naar huis in Gaza-Stad. Hun appartement is zwaar beschadigd maar vader Mohammed heeft met behulp van betonblokken en tentendoek een kamer afgeschermd voor Aliaa en haar twee zusjes. Echt veilig voelt ze daar niet. ’s Nachts kan ze vaak niet slapen als Israël bombardementen uitvoert. Altijd is er de angst. Aliaa vertelde hoe de kinderen van Gaza naar vrede snakken. Als de oorlog voorbij is wil Aliaa reizen, meer van de wereld zien, gewoon weer naar school om te leren en vriendinnetjes ontmoeten.
Het interview werd gemaakt door Palestijnse journalisten in opdracht van het Nederlandse Jeugdjournaal. Vader Mohammed vertelde me hoe goed het Aliaa deed om mee te werken aan het programma. Ze is zich vaak depressief en angstig en het voelde goed kinderen (en ouderen) buiten Gaza over haar leven en de oorlog te vertellen.
Mohammed zelf worstelt nog steeds met de verwondingen die hij onlangs opliep toen hij getroffen werd door een Israëlisch bombardement. Er zitten nog een aantal granaatscherven in zijn lichaam. Pijnstillers zijn nauwelijks te krijgen. Eigenlijk moet hij binnenkort worden geopereerd om de scherven te verwijderen maar het is onduidelijk wanneer en waar de operatie plaats kan vinden. Om de twee dagen verzorgt een medewerker van PMRS (Palestinian Medical Relief Services) Mohammeds wonden.
Net als veel mensen in Gaza vreest Mohammed vooral de nacht. De Israëli’s lijken een voorkeur te hebben voor nachtelijke aanvallen, schrijft hij mij. Tot dusver heeft het gezin de oorlog overleefd, maar elke nacht kan de laatste zijn.
Israël zet op dit moment het meest wrede en misdadige oorlogswapen in tegen de bevolking van Gaza: honger. De schappen in de winkels zijn leeg, de humanitaire organisaties hebben geen voedsel meer om uit te delen, de bakkerijen zijn gesloten. Er zijn inmiddels een aantal doden gevallen wegens ondervoeding. Experts verwachten dat de toekomstige lichamelijke en psychologische effecten van de voedseltekorten groot zullen zijn, vooral bij kinderen.
Het genocidale geweld tegen de bevolking heeft overduidelijk tot doel de Palestijnen uit Gaza te verjagen. De zuidelijke stad Rafah wordt systematisch verwoest en de bevolking wordt in een steeds kleiner gebied bijeen gedreven.
Een paar keer per week heb ik contact met ‘mijn’ familie in Gaza-Stad.
Gisteren (7 mei) was een extreem gewelddadige dag: er vielen zo’n honderd dodelijke slachtoffers bij drone aanvallen en luchtbombardementen. De dodelijkste aanval vond plaats in de wijk Rimal, waar Mohammed Abu Afash, zijn vrouw en kinderen wonen. Er vielen 32 doden en 86 gewonden toen een restaurant, dat gebruikt werd als gaarkeuken, en een markt werden aangevallen. Mohammed appt me: It was very terrifying and many martyrs and wounded but thank God we are all fine!
Elke keer dat ik een bericht van hem krijg ben ik opgelucht: gelukkig hij leeft nog. De correspondentie met een vriend in het belegerde Gaza leidt tot bizarre dilemma’s. Hij stuurt me berichten over de vreselijke situatie in Gaza, maar ik ben blij dat ik van hem hoor. Ik schaam me om over ons eigen leventje in Nederland te schrijven. Over de leuke verjaardag, het lekkere etentje, de vakantie waar we naar uitkijken. De schaamte is misschien irreëel, maar het verschil tussen onze levens is pijnlijk. Ik wil hem niet kwetsen. Mohammed en zijn familie kunnen geen kant op, eten maar een keer per etmaal, hebben alle zicht op een waardige toekomst verloren.
‘Hoe gaat het met je dochters,’ vraag ik. Aliaa (10) en Eliaa (8) zijn, op één dag na tijdens het staakt-het-vuren, al meer dan een jaar niet naar school geweest. De 4-jarige Layan was ingeschreven bij een kleuterschool, maar de meeste scholen zijn bezet door vluchtelingen of verwoest. Vanwege het altijd dreigende oorlogsgeweld houdt Mohammed zijn kinderen ook het liefste thuis.
Toch wordt er wel schoolwerk gedaan. ‘De onderwijzer van de UNRWA-school stuurt opdrachten via internet. We helpen onze dochters met het huiswerk. Als het klaar is zenden ze het terug en krijgen commentaar van de meester. Gewoon naar school gaan zou natuurlijk beter zijn maar er is geen alternatief. Mijn dochters kunnen nergens spelen of vriendinnen ontmoeten. De drie zijn voortdurend thuis en doen spelletjes met elkaar, tekenen, helpen hun moeder.’
Begrijpen de kinderen waarom het oorlog is? ‘Ja, ze snappen de situatie. Maar ze zijn voortdurend angstig. Ze weten dat er in Gaza geen toekomst en geen leven is.’
Ondanks alles blijft Mohammed hopen op betere tijden, op het openen van de grens zodat hij en zijn familie kunnen reizen en de nachtmerrie van Gaza achter zich kunnen laten. Hoe realistisch dat is? ‘We blijven hopen voor onze kinderen. Elke seconde brengt angst, terreur, bommen, verwoesting, chaos en onveiligheid. Zelfs voor beesten is dit geen leven, laat staan voor ons.’
Israël vermoordde in Gaza een record aantal journalisten. Maar de poging alle Palestijnse verslaggevers – buitenlandse journalisten worden door Israël weggehouden – het zwijgen op te leggen is tot dusver mislukt.
Als jullie dit lezen ben ik gedood. Hoogstwaarschijnlijk in een gerichte aanval door de Israëlische bezettingsmacht. Toen dit allemaal begon was ik nog maar éénentwintig. Ik was student en had dromen, zoals iedereen. In de afgelopen anderhalf jaar heb ik elk moment van mijn leven gewijd aan mijn volk. Ik documenteerde van minuut tot minuut de verschrikkingen in het noorden van Gaza, vastbesloten om de wereld de waarheid te laten zien.
Journalist Hossam Shabat wist dat hij grote kans maakte de oorlog niet te overleven. Hij werd openlijk bedreigd door het Israëlische leger en wist dat hij met zijn werk voor Al-Jazeera Mubasher groot gevaar liep. Op 24 maart, een week nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had doorbroken, was het zover. Hossams’ auto, beschilderd met een logo van Al-Jazeera en met de levensgrote letters TV, werd in Bayt Lahiya getroffen door een projectiel, afgeschoten vanuit een Israëlische drone.
Vrienden van Hossam zetten zijn korte verklaring op sociale media. Het is een soort journalistiek testament waar je koude rillingen van krijgt.
Ik sliep op straat, in scholen, in tenten… waar ik maar kon. Elke dag was een strijd om te overleven. Ik leed maandenlang honger… Maar, bij God, ik heb mijn plicht als journalist gedaan.
Fatima Hassouna: ‘luidruchtige dood’
Nog geen maand later, op 16 april, een dag na haar 25e verjaardag, was het de beurt aan Fatima Hassouna om de hoogste prijs te betalen voor haar journalistieke werk. Een luchtaanval op haar huis in Gaza-Stad maakte niet alleen een einde aan haar leven, maar ook aan dat van tien familieleden, waaronder haar zwangere zus.
Fatima’s video’s en foto’s hebben haar in de hele wereld bekendheid opgeleverd. Haar camera legde de verschrikkingen vast van de oorlog, de gedwongen deportaties, de burgerslachtoffers en de verwoestingen, maar ook het doorzettingsvermogen van de bevolking, spelende kinderen te midden van de ruïnes, het leven dat doorgaat. Voor Fatima mocht dat niet zo zijn. Haar dood kwam een paar dagen voordat ze zou trouwen en één dag voordat een documentaire over haar leven vertoond zou worden op een filmfestival in de Franse stad Cannes.
Net als Hossam wist Fatima dat de dood elk moment op de loer lag. En ook zij had van tevoren nagedacht over haar boodschap als het zou gebeuren. ‘Als ik sterf, wil ik een luidruchtige dood’, schreef ze op Facebook, waar ze tienduizenden volgers had.
Ik wil geen breaking news zijn, of een nummer in een groep. Ik wil een dood waar de wereld van opkijkt, ik wil impact die blijvend is, een tijdloos beeld dat niet begraven kan worden, nooit niet, nergens niet…
Fatima’s fotografisch werk en haar documentaire Put Your Soul on Your Hand and Walk zetten de genocide blijvend op de kaart. Ze laten daarnaast vooral de menselijkheid zien van de Gazanen, de veerkracht van de vrouwen, de kinderen die kinderen blijven. Hossam Shabat riep in zijn ‘testament’ de wereld op om te blijven praten over Gaza. Fatima doet met haar werk hetzelfde. En haar gewelddadige dood ging inderdaad niet onopgemerkt voorbij. Over de hele wereld, ook in Nederland, werd bericht over haar ‘luidruchtige’ dood.
Als jongerenactiviste deed ze mee aan het She leads-programma van de organisatie Plan International en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Plan International greep Fatima’s dood aan om op te roepen tot een ‘permanente, onmiddellijke en onvoorwaardelijke wapenstilstand in Gaza, ongehinderde toegang voor hulpverleners en hulpgoederen en verantwoording voor alle schendingen van het internationaal recht’.
Het is een oproep die tot dusver aan dovemansoren gericht is.
Links Fatima Hassouna, rechts Bilal Rajab van Al Quds Al Youm TV die op 1 november 2024 werd gedood
Kabinet: geen rode lijnen
Ook Nederland houdt zich doof en blind en erkent geen rode lijnen. De Nederlandse regering houdt zich, behoudens wat gemompel over zorgen die stilletjes worden overgebracht aan de Israëlische vrienden, angstvallig gedeisd. Zelfs de dood van een groot aantal journalisten in Gaza heeft Nederland, traditioneel verdediger van het vrije woord, niet kunnen bewegen ook maar een kik te geven. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) is er in Gaza sprake van ‘systematische aanvallen’ op journalisten en mediaorganisaties. Sinds midden maart zijn er, gemiddeld, wekelijks twee à drie journalisten om het leven gekomen. Een macabere statistiek.
Velen werden gedood bij gerichte aanvallen. Zo werd in de nacht van zondag 6 op maandag 7 april een tent met slapende journalisten in Khan Younis gebombardeerd. Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger weten, om journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist zijn telefoon dichter bij zijn lichaam had gehouden en hij niet even een luchtje buiten de tent had geschept, had hij het zeker niet overleefd. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd, maar is buiten levensgevaar.
Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigde Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou de ‘plunderingen, brandstichting en moordpartijen’ op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelt bij het documenteren van de oorlog en van de zware omstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.
Journalisten nooit legitiem doelwit
Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamaspropaganda of antipropaganda voor Israël, maakt dat van hem een legitiem doelwit? Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen?
De NAVO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NAVO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn nooit legitieme doelwitten.
Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NAVO-woordvoerders aan Amnesty dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.
In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters-personeel.
Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown-universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuidoost-Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en eerder oorlogen in het Midden-Oosten bij elkaar.
World Press Photo
Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-)journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden ze juist zwaailichten aan en vormden ze geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.
Dat journalisten worden geïntimideerd en zelfs gedood om het ‘narratief’ te beïnvloeden is bij tal van conflicten een misdadig maar tragisch gegeven. In het geval van Gaza is het Israël echter niet gelukt de wereldopinie gunstig te stemmen, zeker niet nu de oorlog eindeloos wordt voortgezet.
De winnende World Press Photo van Samar Abu Elouf
Het toekennen van de World Press Photo of the Year aan de Palestijnse fotografe Samar Abu Elouf symboliseert in zekere zin de globale verontwaardiging over een onrechtmatige oorlog, een genocide waar zoveel kinderen het slachtoffer van zijn geworden. Haar portret van een negenjarige Palestijnse jongen die beide armen verloor bij een Israëlisch bombardement, is eigenlijk een ultieme anti-oorlogsfoto, een aangrijpende aanklacht tegen de absurde vernietigingsoorlog in Gaza.
Israëls buitenproportionele geweld tegen Palestijnse journalisten, cineasten, verhalenvertellers en dichters heeft er niet toe geleid dat de ‘Palestijnse stem’ het zwijgen is opgelegd. Misschien wel in tegendeel. Israël slaagde er niet in de wereldopinie naar zijn hand te zetten en zijn versie van het conflict te laten prevaleren.
‘Zijn wij geen mensen net als jullie?’
Achter de extreme Israëlische verniel- en moordzucht lijkt vooral woede en frustratie schuil te gaan over een ontwikkeld Palestijns maatschappelijk middenveld: de scholen en universiteiten, het zorgstelsel, de ziekenhuizen, moskeeën, kerken, de hulpverlening en de media. Die Palestijnse maatschappij wordt door delen van de Israëlische publieke opinie als een existentieel gevaar gezien. In een artikel in de Guardian, vorig jaar, stelde Fatima Hassouna de vraag ‘aan mensen in het Westen en in Israël: zijn wij geen mensen net als jullie?’ ‘En het antwoord? Wel, er is geen antwoord’, stelde zij bitter vast.
Als je journalisten als potentiële vijanden ziet, als waarschijnlijke terroristen, deins je er niet voor terug een tent te bombarderen waar ze liggen te slapen. Dat gebeurde zoals gezegd midden in de nacht van 6 op 7 april in een tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken. De tenten staan naast het Nasser-ziekenhuis in Khan Younis en zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de scherfvesten, veiligheid.
Journalist Hassan Islayh, volgens Israël het doelwit van de aanslag, raakte ‘slechts’ ernstig gewond. Collega’s van hem hadden minder geluk. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven. De dood van de journalisten is vastgelegd op video. ‘Ahmed brandde voor de ogen van de hele wereld. De wereld keek toe en kon niets doen’, zei z’n weduwe Nida Mansour later.
Ahmeds’ theatrale, pijnlijke levenseinde in de vlammen, de ‘luidruchtige dood’ van Fatima en het ontroerende maar schokkende testament van Hossam: het zijn dringende oproepen om Gaza niet te vergeten. Oproepen die niemand mag en kan negeren.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd door The Rights Forum, 22 april 2025
Journalist Jan Keulen en diplomaat Nikolaos van Dam schreven bijna dertig jaar geleden De vrede die niet kwam over het conflict tussen Israël en Palestina. Het boek is nu vertaald voor een Arabisch publiek.
Ons boek kwam uit in 1998, het jaar dat de staat Israël zijn vijftigste verjaardag vierde. Maar tussen de jubileumboeken die destijds verschenen was ‘De vrede die niet kwam’ een kritische eend in de bijt. Op een rood omslagbandje stond de tekst ‘Van Dam, 20 jaar diplomaat in het Midden-Oosten: Israël komt bijna overal mee weg’.
Ik had Nikolaos ‘Koos’ van Dam in 1980 in Beiroet leren kennen. Hij was eerste secretaris van de Nederlandse ambassade, ik was correspondent voor onder andere de Volkskrant. Er was in die periode in ons land veel belangstelling voor Libanon. Met name Israëls pogingen de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in Libanon uit te schakelen, werden op de voet gevolgd. Aan de Libanese kant van de grens met Israël waren achthonderd Nederlandse militairen gelegerd in het kader van de VN-vredesmacht UNIFIL. Ook die jarenlange Nederlandse militaire aanwezigheid vergrootte de belangstelling voor en betrokkenheid bij Libanon.
Koos en ik maakten enkele van de meest dramatische episodes mee van de oorlog: de Israëlische inval in het noordelijke buurland en de opmars tot aan Beiroet, de maandenlange belegering van de westelijke stadshelft en de slachtpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila. In ons boek schreven we over het brute optreden van het Israëlische leger, de oorlogsmisdaden en de fog of war: hoe door mistige en verhullende terminologie de rauwe werkelijkheid aan het zicht wordt onttrokken. Vandaar het rode bandje met de tekst ‘Israël komt bijna overal mee weg’.
Het is inmiddels haast drie decennia geleden dat ‘De vrede die niet kwam’ werd geconcipieerd. Ik bracht een week door bij Koos in Ankara, waar hij ambassadeur was. Het dagenlange interview diende als ruw materiaal voor het boek dat in twee, onderscheidende lettertypes werd gezet. Het interview met Koos vulde ik aan met mijn eigen observaties. Zo werd ‘De vrede die niet kwam’ de weerslag van een intensieve gedachtenuitwisseling tussen de diplomaat en de journalist, die elk vanuit hun specifieke werkterrein het Midden-Oosten probeerden te begrijpen en uitteleggen.
Mijn journalistieke werk in het Beiroet van de jaren tachtig was volledig uitgedraaid op een oorlogscorrespondentschap. Het idee was dat ik tien jaar later, vanuit de Jordaanse hoofdstad Amman, verslag zou kunnen doen van een ontluikende vrede. In 1993 waren de Oslo-akkoorden gesloten tussen Israël en de PLO. Een jaar later sloten Israël en Jordanië vrede. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Dat dachten we tenminste.
Ik hield me in die periode intensief bezig met wat in de journalistieke wandeling eufemistisch ‘het vredesproces’ werd genoemd. Als correspondent voor de Volkskrant stak ik frequent de Allenby-brug over om verslag te doen van vooral de Palestijnse kant van dat vredesproces.
De ontwikkelingen in Oost-Jeruzalem, de Westoever en Gaza werden echter met de dag minder hoopgevend. Vooral 1998, het laatste jaar van mijn correspondentschap, was een jaar van teleurstelling en ontgoocheling. De titel van ons boek, ‘De vrede die niet kwam’, verwijst ernaar.
De moord op premier Rabin in 1995 en de verkiezing van Benjamin Netanyahu in 1996 deden het gevoel van spanning en onzekerheid in de regio toenemen. Netanyahu, die van meet af aan een fel tegenstander was geweest van ‘Oslo’, weigerde zelfs maar te praten over de status van Oost-Jeruzalem, de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en de kwestie van de nederzettingen. Tegelijkertijd zag ik overal in de bezette gebieden, vooral op de heuveltoppen, steeds vaker de rode daken van de zich uitbreidende nederzettingen. ‘Vrachtwagens rijden af en aan met bouwmateriaal, bulldozers zijn aan het werk om nieuwe wegen aan te leggen en de betonmolens draaien op volle toeren,’ schrijf ik in ‘De vrede die niet kwam’. ‘De koortsachtige bouwactiviteiten lijken tot doel te hebben meer voldongen feiten te scheppen en de situatie op het terrein onomkeerbaar te veranderen.’
Het was ons in 1998 duidelijk: Israël wil helemaal geen tweestaten-oplossing. Wil Israël eigenlijk wel vrede, of wil ze niets meer en minder dan heel Palestina, van de Middellandse Zee tot de rivier de Jordaan? Meer dan een kwart eeuw later moeten we die vraag met een volmondig ja beantwoorden: uiteraard wil het Israël van Netanyahu het hele land en dan ook nog het liefst met zo weinig mogelijk Palestijnen. Het voorstel van de internationale gemeenschap om ‘land voor vrede’ te ruilen, de basis van het vredesproces, was niet meer dan een lege bezweringsformule geworden.
Koos van Dam wees in ons boek op de zwakke onderhandelingspositie van de Palestijnen. ‘De Israëli’s hebben alle troeven in handen. De Westelijke Jordaanoever is volledig versnipperd, met een aantal autonome Palestijnse enclaves met wegen erom heen naar joodse nederzettingen.’ Na Palestijnse aanslagen of protesten legt Israël collectieve straffen op die de hele bevolking raken. Arbeiders uit Gaza mogen niet meer werken in Israël, de semi-autonome Palestijnse gebieden op de Westoever worden verder afgesloten. Het is decennia geleden dat we dit schreven, maar het klinkt bekend…
De Tweede Intifada zou twee jaar na het verschijnen van ons boek uitbreken maar we zagen de bui duidelijk al hangen. ‘Als het vertrouwen bij de Palestijnen in het vredesproces verdwijnt heb je kans op een nieuwe intifada, op meer geweld uit frustratie en wanhoop.’ Koos voegde daar aan toe: ‘maar wat is het alternatief voor blijven praten’? Dat alternatief zien we nu in de praktijk. Sinds 2014 wordt er niet langer gepraat. Het vredesproces is dood, de kolonisering van Palestijns gebied gaat onverdroten door en als er al gepraat wordt is het via de wapens.
In het eerste kwart van de 21e eeuw zagen we de aanslagen van 11 september 2001, de Amerikaanse inval in Irak, de Arabische lente en burgeroorlogen in Irak, Jemen, Syrië, Soedan en Libië. Over de niet aflatende kwestie Israël-Palestina werden boekenkasten vol geschreven. Het Midden-Oosten onderging dramatische veranderingen sinds we ‘De Vrede die niet kwam’ schreven. Behalve dan dat, inderdaad, de vrede nog steeds ver weg was in Israël/Palestina.
Ik was dan ook verbaasd toen ik hoorde dat ons boek, na al die jaren, was vertaald in het Arabisch. Ali Badai, een in Nederland woonachtige Irakees, nam het initiatief ons boek te vertalen nadat hij het bij toeval had ontdekt. Badai was verrast door een totaal andere visie dan het, volgens hem, eenzijdige, pro-Israëlische beeld dat de Nederlandse media doorgaans schetsen van het Midden-Oosten. Hij vond ook de analyse van de Nederlandse diplomatie en journalistiek ten aanzien van Israël/Palestina van belang voor een Arabischtalig publiek ‘om het Europese denken te begrijpen’. De Arabische versie van ons boek is inmiddels verschenen bij een uitgeverij in Ontario, Canada. Ook een uitgever in Irak wil het vertaalde boek, met drie toegevoegde recente artikelen van Koos van Dam, uitgeven.
Ikzelf had ‘De vrede die niet kwam’ nooit meer herlezen, maar na het initiatief van Ali Badai ben ik dat toch gaan doen. Is het boek inderdaad nog enigszins relevant? Eerlijk gezegd had ik het niet verwacht, maar ‘De vrede die niet kwam’ blijkt toch verrassend actueel te zijn. Of, anders gezegd, het conflict draait in wezen nog steeds om dezelfde stapsgewijze uitwissing van Palestina en de Palestijnen. En de mechanismes van vernedering, agressie, blinde steun van de Verenigde Staten, medeplichtigheid van West-Europa waaronder Nederland en het gebruik van giftige propaganda en desinformatie bleven dezelfde
In de Gaza-oorlog heeft Netanyahu er een handje van zijn strijd tegen de Palestijnen af te schilderen als een hedendaagse voortzetting van de Tweede Wereldoorlog. Hamas en de Palestijnse Autoriteit zijn de hedendaagse nazi’s. De bevolking van Gaza moet, net als de bevolking van Duitsland na de oorlog, worden heropgevoed. Kritiek op Israël, ook als het van de Verenigde Naties komt, van landen als Ierland, Noorwegen of Spanje of van gerenommeerde mensenrechtenorganisaties, wordt steevast afgedaan als antisemitisme.
Wat dat betreft is Netanyahu een goede leerling van Menahem Begin, een van de oprichters van de regerende Likoed-partij. Toen de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw in 1981 een bezoek bracht aan premier Begin, speelde deze op een botte manier in op de schuldgevoelens ten aanzien van de joden. Koos van Dam was, als lid van de Nederlandse delegatie, aanwezig bij die ontmoeting. De Nederlanders wilden het over vrede in het Midden-Oosten hebben en de Europese rol daarbij, maar Begin ‘viel direct met de deur in huis met de ruwe aantijging dat de Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog vele joden aan de Duitsers hadden uitgeleverd. Hij vroeg zich af wat wij eigenlijk in Israël kwamen doen.’ Begin werd helemaal woedend toen tijdens het gesprek naar voren kwam dat Van der Klaauw eerder met Arafat had gesproken. ‘Heeft u werkelijk de hand geschud van die moordenaar, die man wiens handen zijn besmeurd met het bloed van vele vrouwen, mannen en kinderen…’ schreeuwde Begin de Nederlandse minister toe. Voor Begin was Arafat niet veel meer dan een contemporaine Adolf Hitler.
De anekdote, een van de vele die uitgebreid worden beschreven in ‘De vrede die niet kwam’, laat de continuïteit zien van het grof inspelen op veronderstelde Israëlische morele superioriteit en op de Europese schuld aan de holocaust. De tragiek is dat Israël zich daarbij boven het internationaal recht waant en meent aan niets en niemand verantwoording te hoeven afleggen. ‘Israel komt bijna overal mee weg’ stond destijds op de omslag. Dat ‘bijna’ kunnen we inmiddels wel doorstrepen. Ons boek was destijds een aanklacht. Een aanklacht die aan actualiteit helaas nog niets heeft ingeboet.
Dit artikel werd op 1 april 2025 gepubliceerd door de Kanttekening
Van links naar rechts dr. Nikolaos van Dam, Palestijns ambassadeur Ammar Hijazi en Jan Keulen
Sinds Israël het staakt-het-vuren in Gaza eenzijdig verbrak zijn minstens twaalf Palestijnse journalisten om het leven gekomen. Dat is een macaber gemiddelde van elke twee dagen één gedode journalist. De laatste gerichte Israëlische aanval vond plaats in de nacht van maandag 7 april, op een tent met slapende journalisten in Khan Younis.
Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger op sociale media weten, journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist de mobiel dichter bij zijn lichaam had gehad en niet even een luchtje buiten de tent had geschept, was hij zeker om het leven gekomen. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd. Maar is hij buiten levensgevaar.
Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigt Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou volgens de Israëli’s de “plunderingen, brandstichting en moordpartijen” op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelde bij het documenteren van het conflict en van de zware oorlogsomstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.
Foto: International Media Support
Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamas-propaganda (wat dus ontkend wordt), maakt dat van hem een legitiem doelwit voor het Israëlische leger om te ‘elimineren’?
Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen? De NATO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NATO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn geen legitieme doelwitten.
Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NATO-woordvoerders aan Amnesty International dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.
In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters personeel.
Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown Universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de Amerikaanse burgeroorlog, de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuid-Oost Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en Afghanistan samen.
Volgens het Committeer to Protect Journalists is er in Gaza sprake van systematische aanvallen op journalisten en mediaorganisaties. Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-) journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden juist zwaailichten aan en ze vormden geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.
Het Israëlisch geweld is in toenemende mate buitenproportioneel. Bij de poging om Hassan Islayh uit te schakelen kwamen twee andere journalisten en een minderjarige man, die in de tent lagen te slapen, om het leven. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven.
De gerichte aanval vond plaats op het tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken om te werken en te slapen. Het is opgezet naast het Nasser Ziekenhuis en de tenten zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de schervenvesten, veiligheid.
Een van de journalisten die gewond raakte in de aanval schreef later dat hij in het vervolg de mediatent zal mijden: te gevaarlijk. ‘Thuis zitten is ook geen optie. Mensen kunnen zich niet voorstellen wat wij hier meemaken. We zijn niet van staal. Van binnen ben ik kapot, maar ik ga door met m’n verslaggeverswerk. Al was het alleen maar om de nagedachtenis van mijn collega’s te eren.’
Dit artikel werd op 14 april 2025 geplaatst door de Leeuwarder Couranten op 16 april in het Dagblad van het Noorden
Heel soms is er goed nieuws uit Gaza. Dat was het geval op 11 maart van dit jaar Mohammed schreef me dat hij zijn jongste dochtertje Layan opgegeven had voor de kleuterschool en Aliaa en Eliaa geregistreerd voor de basisschool. Het schoolgebouw was weliswaar niet beschikbaar omdat er vluchtelingen in woonden, maar je kunt -tussen de ruïnes van kapotgeschoten huizenblokken-ook in de openlucht les geven. Onderwijs is essentieel voor Palestijnen. En de kinderen waren sinds oktober 2023 niet meer naar school geweest.
Het optimisme was van korte duur. In de nacht van 17 op 18 maart hervatte Israël zijn bombardementen. In de eerste uren nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had verbroken kwamen vierhonderd mensen om het leven. ‘Wat kan ik meer zeggen dat het een vreselijke en angstaanjagende nacht was,’ appt Mohammed me ‘s ochtends. ‘We lagen te slapen en plotseling werden we bestookt met tientallen projectielen. De situatie is extreem moeilijk en gevaarlijk. Bid alsjeblieft voor ons.’
De oorlog is hervat. De familie van Mohammeds’ vrouw vlucht weer vanuit het noorden van Gaza naar Gaza-Stad. Het is het bekende scenario maar volgens Mohammed is de situatie nu ernstiger dan ooit tevoren. Er is nauwelijks voedsel en geen schoon drinkwater. ‘Elk moment wachten we op de dood. Ik ben vooral ook bang voor mijn vrouw en drie kinderen. Wat moeten zij als ik dood ga?’
Er zijn dagen dat Mohammed geen zin heeft om te schrijven. ‘Geen commentaar op wat er om ons heen gebeurt, Jan. Het is pure terreur. We are dying.’ Op maandag 31 maart stuurt hij me een paar foto’s van zijn kinderen. Ze hebben hun mooiste kleren aangetrokken want het is Eid al Fitr, Suikerfeest. Mohammed hoopt dat de meisjes hun angst en de bombardementen even kunnen vergeten. ‘Eid is in normale tijden een hoogtepunt voor de kinderen. We proberen er het beste van te maken.’ Maar dit jaar is Eid ‘dodelijk’ schrijft Mohammed later. Hat gezin gaat vaak met lege maag naar bed. De bakkerijen zijn gesloten. In heel Gaza is geen brood meer te krijgen. Het beetje bloem dat nog voorhanden is kost honderd dollar per zak, in plaats van tien dollar. Israël heeft Gaza volledig afgesloten. Vanaf begin maart komen er geen hulpgoederen, voedselhulp en medicijnen meer het gebied in. Uiteindelijk zijn de meisjes slechts één dag naar school geweest. ‘Overal loert gevaar. Elk moment kunnen we worden gedood. Ik probeer m’n kinderen de hele tijd in het oog te houden.
In oktober zette het Israëlische leger Al Jazeera-verslaggever Hossam Shabat (23), samen met vijf andere journalisten in Gaza, op een dodenlijst, een hitlist. Volgens Israël zouden de zes in dienst zijn van Hamas of van de Islamitische Jihad. Al Jazeera en de betrokken journalisten zelf ontkenden de beschuldiging in alle toonaarden. De door Israëlische media gepubliceerde bewijsstukken, lijsten met de namen van de ‘terroristen’, zouden nep zijn en gefabriceerd.
Hossam had het gevoel dat de jacht op hem en zijn collega’s was geopend. Op sociale media beschuldigde hij Israël ervan Palestijnse journalisten te willen uitschakelen om een media blackout te creëren. Er kwamen campagnes op gang: #JournalismIsNotACrime. Mag de buitenwereld niet weten wat Israël in Gaza aanricht? Buitenlandse journalisten worden al sinds het begin van de oorlog door Israël geweerd. Praktisch al het nieuws dat naar buiten komt is afkomstig van lokale Palestijnse journalisten.
Volgens het in New York gevestigde Committee for the Protection of Journalists (CPJ), dat consciëntieus onderzoek doet naar alle gevallen van gedode journalisten, zijn de afgelopen anderhalf jaar, minstens 170 Palestijnse journalisten en mediamedewerkers in Gaza om het leven gekomen. De Palestijnse journalistenvakbond telt 208 dodelijke slachtoffers.
Behalve Hossam Shabat werd vorige week ook Mohammed Mansour (29) gedood. Mohammed, correspondent voor Palestine Today en de Japanse krant Asahi Shimbun, kwam samen met zijn echtgenote en zoontje om het leven, toen hun huis in Khan Younis in een gericht luchtbombardement met de grond gelijk werd gemaakt.
CPJ-directeur Jodie Ginsburg noemt het liquideren van de journalisten Hossam Shabat en Mohammed Mansour ‘deel van een verontrustend patroon’. ‘Ook in eerdere conflicten heeft Israël journalisten als terroristen bestempeld. Nooit werd daar enig geloofwaardig bewijs voor geleverd. We zijn bezorgd dat het een excuus is om ook in de toekomst journalisten aan te vallen. We hebben goed gekeken naar de documenten die volgens Israël bewijzen dat de journalisten betrokken zijn bij terrorisme. Ze zien er helemaal niet geloofwaardig uit. Maar zelfs al zouden ze wel authentiek zijn, dan nog bewijzen ze niet dat deze individuen actieve strijders zijn. En dat is de enige legitieme reden om hen te doden. Journalisten zijn burgers en mogen niet gericht worden aangevallen. Als dat wel gebeurt gaat het om een oorlogsmisdaad.’
Hossam Shabat is de zevende Al Jazeera journalist die in de Gaza-oorlog om het leven is gebracht. Daarnaast werden een aantal journalisten en cameramensen ernstig gewond. Er is tussen Israël en Al Jazeera een smerige, ongelijke strijd gaande. De Qatari nieuwszender brengt vaak nieuws en beelden naar buiten vanuit Gaza, die haaks staan op het officiële Israëlische discours. Als antwoord worden gevechtsvliegtuigen, drones en machinegeweren ingezet om de onwelgevallige journalistiek het zwijgen op te leggen. Al Jazeera is de enige internationale nieuwszender die, sinds het begin van de oorlog, vanuit Gaza is blijven opereren.
Onder de gewonde Al Jazeera-medewerkers is cameraman Fadi al Wahidi, die in oktober in Jabalya, in het noorden van Gaza, bij een droneaanval in zijn nek werd geraakt. Maandenlang verkeerde Al Wahidi in uiterst kritieke toestand. Hij was deels verlamd en had hevige pijn. Ondanks aandringen van de VN en humanitaire organisaties weigerde Israël vier maanden lang toestemming te geven voor zijn evacuatie naar het buitenland, waar hij beter medisch behandeld zou kunnen worden. Fadi’s moeder ging tevergeefs in hongerstaking om het vertrek van haar zoon af te dwingen en daarmee zijn leven te redden. Pas in februari, nadat het staakt-het-vuren van kracht werd, kon Fadi ten langen leste naar een ziekenhuis in Egypte worden gebracht.
Bij dezelfde droneaanval wist journalist Anas al-Sharif ternauwernood te ontkomen. Anas staat ook op de Israëlische dodenlijst. Net als Hossam is Anas werkzaam voor Al Jazeera in het noorden van de Gazastrook. In het begin van de oorlog werd het huis van zijn familie in Jabalya gebombardeerd, waarbij zijn vader werd gedood. Ondanks dat hij zich als geen ander bewust is van de risico’s gaat hij door met z’n verslaggeverswerk vanuit het meest gevaarlijke deel van Gaza.
‘Gisteren hebben we Hossam naar zijn laatste rustplaats gedragen,’ schrijft Anas op X over de begrafenis van zijn vriend en collega. Vrij vertaald: ‘Ik herinner me dat je schreeuwde naar de wereld, totdat je stem schor werd. Vandaag roep en schreeuw ik uit alle macht: wereld, waar ben je? Waar zijn jullie? Verwachten jullie nu echt dat we lijkwaden verdienen omdat we de stem van ons volk en van ons land willen zijn? Onze enige zonde is dat we hetzelfde pad bewandelen als onze kameraden. We dragen het schild van de journalistiek dat ons niet beschermde tegen de arrogantie en de wreedheid van Israël. Wij zijn allemaal zogenaamd legitieme doelwitten. Vandaag heeft Israël Hossam gedood en daarmee de dood van ons allemaal goedgekeurd. De bezetting liet ons geen keuze dan het nieuws te verspreiden totdat we zelf het nieuws werden. Worden wij morgen in onze lijkwaden op onze schouders gedragen? En blijft de wereld zwijgen?’
Enkele uren voor zijn dood zond Hossam Shabat zijn laatste artikel vanuit Beit Hanoun naar nieuwswebsite News Drop Site. ‘De nacht is donker en vreemd stil. Iedereen is bezorgd in slaap gevallen. Maar de rust wordt spoedig wreed verstoord. Er klinken luide kreten als de bommen beginnen te vallen. Er klinkt gejammer bij de buren. Israël is opnieuw met een militair offensief begonnen. In Beit Hanoun breekt paniek uit. Ik hoor kreten van wanhoop. Bommen vallen met oorverdovend geraas. Dit is nog maar het begin. Hele families worden gedood. De projectielen blijven maar op ons neer regenen. Onophoudelijk. Overal is rook, overal vuur en blinde doodsangst.’
In december, toen het Israëlische leger, vijf journalisten dodelijk had getroffen in hun auto, vroeg de redacteur van News Drop Site Hossam hoe het met hem ging. ‘Onze job is alleen maar om dood te gaan,’ antwoordde hij mismoedig. ‘Ik haat de wereld. Niemand doet iets. Ik heb de pest gekregen aan dit werk. Onder journalisten hebben we het er tegenwoordig over: ok, wie is nu aan de beurt? Voor onze families zijn we al dood.’
Toen ik in maart 2024 de crowdfunding begon voor de familie van mijn vriend Mohammed Abu Afash in Gaza had ik niet verwacht dat een jaar later de inzamelingsactie nog steeds gaande en nodig zou zijn. De berichten uit Gaza zijn, nog steeds en wederom, zeer verontrustend. Israël weigert de afspraken van het wapenstilstandsakkoord na te komen en te onderhandelen over de tweede fase. Om Hamas onder druk te zetten gijzelt Israël de burgerbevolking van Gaza. Sinds zondag 2 maart komt er geen voedsel en humanitaire hulp de Gazastrook meer binnen. Israël gebruikt opnieuw het ook al eerder tijdens deze oorlog ingezette hongerwapen: een illegale en wrede manier van collectieve afstraffing waarvan de gehele bevolking het slachtoffer is.
Mohammed is bezorgd, zo laat hij weten. ‘Natuurlijk ben ik bang dat het slecht zal aflopen. Er is geen reden voor optimisme. Het sluiten van de grensovergangen is een oorlogstactiek waarvan wij, de burgers, zoals altijd de prijs moeten betalen’. De anders zo geliefde ramadan maand, die zaterdag begon, is dit jaar een sombere aangelegenheid, nu een mogelijke oplaaiing van de oorlog als een donkere wolk boven Gaza hangt.
Mohammed en zijn familie zien geen toekomst meer in Gaza maar vertrekken is op dit moment onmogelijk en geen serieuze optie. Daarom besteedt hij zijn tijd aan het provisorisch bewoonbaar maken van zijn zwaar beschadigde woning. De afgelopen dagen was hij bezig een kamer voor zijn drie dochtertjes af te schermen met op elkaar gestapelde stenen (cement is schaars en peperduur) en tentdoek.
Met het door ons ingezamelde geld helpt Mohammed ook andere mensen. Hij liet vorige week twee vrachtwagens met drinkwater komen, onder andere naar de wijk Jabalia – Tel al Zaatar. De waterleiding in Gaza en de meeste waterputten zijn vernield tijdens de oorlog. Net als voedsel wordt water ingezet als oorlogswapen. Zonder drinkwater is immers geen leven mogelijk: water is een mensenrecht.