Het regent, het waait en het is koud in Gaza

De beelden uit Gaza zijn troosteloos. Ingestorte tenten, kinderen die op blote voeten door het water ploeteren, nat beddengoed, vrouwen die met potten en pannen het regenwater weg proberen te scheppen. Harde wind, zware regenbuien en lage temperaturen hebben de situatie in Gaza de afgelopen dagen nog ondragelijker gemaakt.

‘De situatie is moeilijk te beschrijven, het is angstaanjagend,’ schrijft Mohammed Abu Afash me. De familie verblijft in het appartement van het familiegebouw dat het minst beschadigd is, op de bovenste verdieping. ‘Maar het lekt van alle kanten door de scheuren in het plafond en de muren. Ik ben bezig met reparaties, maar er is geen beginnen aan. Ik voel me uitgeput.’

‘Voor de mensen in de tenten is de situatie nog dramatischer. Het is een puinhoop.’ Ondanks het staakt-het-vuren akkoord, waarin staat dat humanitaire hulp ongehinderd Gaza moet worden binnengelaten, laat Israël geen mobiele woningen en dekens binnen. In de afgelopen stortten zo’n honderd huizen, die al zwaar beschadigd waren door het oorlogsgeweld, gedeeltelijk of helemaal in als gevolg van de storm en regens. Daarbij vielen een aantal doden en gewonden.

Behalve over de veiligheid van zijn gezin en andere familieleden is Mohammed vooral bezorgd over de toekomst. Zou het ooit lukken Gaza te verlaten? Niemand weet wat er na de huidige eerste fase van het staakt-het-vuren komt. De vrede die Trump met veel bombarie aankondigde wordt door Mohammed gezien als een leugen: er vallen immers nog elke dag Palestijnse doden.

Photo by Hamza Z. H. Qraiqea, Anadolu Ajansi

Voor het kerstnummer van de Nieuwsbrief Groningen-Jabalya en Joop (14-12-2025) schreef ik het volgende artikel:

Open de grenzen, geef mijn gezin toekomst’

Mijn vriend Mohammed Abu Afash, voor de oorlog eigenaar van een boekwinkel in de wijk Rimal, heeft één vurige wens: Gaza verlaten. De genocide heeft elk perspectief op een toekomstbestendig en veilig leven onmogelijk gemaakt. Hebben hij, zijn vrouw en drie dochters, van elf, negen en vijf jaar, geen recht op een leven? Onlangs stuurde hij me een urgente oproep’, met het verzoek deze zoveel mogelijk te verspreiden. Bij deze:


Ik doe een beroep op iedereen die beslissingen kan nemen over het openen van de grenzen van Gaza. Ik vraag alle internationale humanitaire en mensenrechtenorganisaties naar mij te luisteren: alsjeblieft, kom onmiddellijk in actie, grijp in om de grenzen te openen zodat mijn familie en ik Gaza kunnen verlaten. Ik ben een vader van drie dochters en het enige wat ik wil is mijn gezin redden. Er is geen veiligheid in Gaza, geen stabiliteit, geen toekomst. Ons leven wordt bedreigd, we zijn uitgeput. Het enige wat we vragen is om veilig te kunnen vertrekken. Alsjeblieft. Open de grenzen zodat er een einde komt aan onze nachtmerrie. Alsjeblieft, luister naar een wanhopige vader…


Sinds op 10 oktober het staakt-het-vuren inging zijn de grenzen van Gaza gesloten gebleven. Israël controleert de Rafah-grensovergang naar Egypte die, volgens het Trump-plan, in beide richtingen geopend zou moeten worden. Humanitaire hulp zou ongehinderd Gaza binnen moeten kunnen komen. Beide is niet gebeurd. Israël hield zich niet aan de overeenkomst en kondigde aan Rafah alleen te willen openen voor Palestijnen die Gaza willen verlaten. Voor Egypte, de Palestijnse Autoriteit en de andere Arabische landen is dat onaanvaardbaar. Het zou immers betekenen dat meegewerkt wordt aan de ‘omvolking’ van Palestina: Palestijnen eruit, joodse Israëli’s erin. De nakba van 1948 revisited.


Israëlische politici en generaals maakten er de afgelopen twee jaar geen geheim van dat een van de belangrijkste doelen van de oorlog -misschien wel het belangrijkste- het vertrek van de Palestijnse bevolking uit Gaza is. Door enorme verwoestingen aan te richten, de economie te ontmantelen en een permanente situatie van onveiligheid te creëren, is Gaza voor de Palestijnen grotendeels onleefbaar gemaakt. Deze tactiek heeft gewerkt. Volgens een recent opinieonderzoek van het Palestinian Center for Policy and Survey Research (PCPSR) wil 49% van de Palestijnen in Gaza het gebied verlaten om zich elders te vestigen.


Door de voorwaarden die Israël stelt aan de heropening van Rafah, eisen die in strijd zijn met het internationaal recht en de staakt-het-vuren-overeenkomst, is de paradoxale situatie ontstaan dat zelfs Palestijnen die een visum hebben voor een derde land -bijvoorbeeld Australië- Gaza niet kunnen verlaten. Dat de blokkade en afsluiting van Gaza in strijd is met de mensenrechten spreekt voor zich. Artikel 13 van de Universele Verklaring van de Mensenrechten uit 1948 is duidelijk: Ieder heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen en te vertoeven binnen de grenzen van elke Staat. Eenieder heeft het recht welk land ook, met inbegrip van het zijne, te verlaten en naar zijn land terug te keren.


Israël heeft, vanaf het oprichten van de staat in 1948, verhinderd dat de 750.000 Palestijnen die uit hun vaderland werden verjaagd, zouden kunnen terugkeren. VN-resolutie 194 uit 1948, die bepaalt dat vluchtelingen die in vrede willen leven naar hun huizen zouden moeten kunnen terugkeren of worden gecompenseerd, bleef al die jaren dode letter. Hetzelfde geldt voor latere VN-resoluties die nogmaals dit ‘recht op terugkeer’ benadrukten.


Het is ironisch dat Israël, door te verhinderen dat het vluchtelingenprobleem werd opgelost, in feite een unieke, bizarre en onleefbare situatie in Gaza creëerde. Op de slechts 365 vierkante kilometer van het laatste snippertje Palestina aan de Middellandse Zee dat in 1948 niet werd ingenomen door de staat Israël, werden honderdduizenden Palestijnen opeengepakt in overvolle vluchtelingenkampen. Gaza bleef een schrijnend litteken; een herinnering aan de etnische zuivering waarmee de geboorte van de joodse staat gepaard was gegaan. Ook haast tachtig jaar na dato was deze misdaad niet vergeten.


In de huidige eerste fase van het Trump-plan wordt Gaza verdeeld door een ‘gele lijn’. Ten westen ligt de zone waar het grootste deel van de meer dan tweemiljoen Palestijnen bijeengedreven zijn. Dit gebied beslaat 155 vierkante kilometer, dat is kleiner dan het oppervlak van de gemeente Groningen (198 vierkante kilometer). Het grootste gedeelte, het oosten, noorden en zuiden van Gaza, wordt gecontroleerd door het Israëlische leger. Palestijnen die de -vaak onzichtbare- demarcatielijn oversteken of te dicht naderen worden zonder pardon neergeschoten. Israël doodde sinds het ingaan van het ‘bestand’ meer dan 360 Palestijnen, velen daarvan bij die gele lijn. Legerleider Eyal Zamir liet intussen al weten de demarcatielijn te beschouwen als de nieuwe Israëlische grens.


Het inperken van freedom of movement, het fragmenteren van het Palestijnse territorium en het scheppen van gettoachtige gebieden, zijn klassieke middelen van Israël om de Palestijnse bevolking te controleren en uiteindelijk het leven onmogelijk te maken. Palestijnen kunnen niet vrijelijk naar het buitenland reizen en terug, niet van de Westoever naar Israël, niet binnen de Westoever van de ene stad naar de andere stad, naar Oost-Jeruzalem of Gaza en terug. Voor alles moet ‘coördinatie’ met de Israëlische autoriteiten worden aangevraagd. Vaak wordt simpelweg toestemming geweigerd.


Deze politiek heeft zijn genocidale climax bereikt in Gaza, waar met Trumps’ initiatief er een leugenachtig ‘vredesplan-sausje’ over is gegoten. Honderdduizenden Palestijnse burgers, zoals mijn vriend Mohammed Abu Afash, kunnen geen kant op. In feite wordt niet alleen hun leven verwoest, maar ook het perspectief op een betere toekomst. Maar ook meer dan 16.000 ernstig zieken, die urgent medische hulp nodig hebben, waaronder veel kinderen, mogen het gebied niet uit.


De Israëlische krant Haaretz riep onlangs de autoriteiten tevergeefs op om toestemming te geven aan Palestijnse ziekenhuizen in Oost-Jeruzalem en de bezette Westoever om patiënten uit Gaza op te nemen. De ziekenhuizen zijn slechts een uurtje rijden verwijderd van Gaza. In het verleden was het Palestijnse zorgstelsel integraal beschikbaar voor -bijvoorbeeld- kankerpatiënten uit Gaza. Met de vernietiging van de gespecialiseerde medische hulp in Gaza, zijn die ziekenhuizen meer dan ooit nodig. Ze beschikken over genoeg bedden en financiering, maar Israël geeft geen toestemming.
Zo nu en dan wordt wel mondjesmaat toestemming gegeven voor een enkele ziekenhuisopname in Jordanië, Egypte, Europa of de VS. Maar die ‘humanitaire gebaren’ zijn meestal politiek gemotiveerd om de steun van bondgenoten niet te verliezen. Het zijn druppels op een gloeiende plaat.


Mohammed heeft gelijk om zijn humanitaire oproep te richten aan de buitenwereld. Van Israël valt niets te verwachten, behalve het systematisch inperken van de Palestijnse Lebensraum. Hopelijk is die buitenwereld niet te Gaza-moe en zijn er nog tegenkrachten die zich artikel 13 herinneren: elk mens heeft het recht zich vrijelijk te verplaatsen, zijn land te verlaten en daarnaar terug te keren.

R.I.P. Fennie Stavast

Afgelopen zondagochtend 14 december is plotseling, in haar slaap, Fennie Stavast overleden. Ze werd 77 jaar. Ik kende Fennie vanaf het begin van de jaren zeventig. Ze was een trouwe gast in het Politiek Café aan de Gelkingestraat in. Groningen, actief in verschillende werkgroepen. Fennie was een scherpe denker en debater. Maar het bleef nooit bij woorden alleen: ze wilde iets doen, daadwerkelijk bijdragen aan rechtvaardigheid en vrede.

Het was in deze periode dat haar buitengewone belangstelling ontstond voor de strijd van het volk van de Westelijke Sahara voor zelfbeschikking en onafhankelijkheid. We ontvingen in Groningen Kariem Abdallah, vertegenwoordiger van het Front Polisario in Brussel. We verspreidden informatie en organiseerden bijeenkomsten, waaronder een lezing van Abdallah in Huize Maas. Later waren we beiden betrokken bij het Nederlandse Polisario Komité. Fennie bezocht de Saharaanse vluchtelingenkampen bij Tindoef. Ze ontmoette daar onder andere Mohamed Abdelaziz (1947-2016), de secretaris-generaal van het Front Polisario en president van de RASD. Ze vertelde me later dat ze gelogeerd had in de tent van Abdelaziz en zijn familie. Tot het laatst toe bleef Fennie betrokken bij de strijd van de Sahrawi. Enkele weken geleden nog correspondeerden we per email over de laatste politieke ontwikkelingen in het gebied.

Internationale solidariteit was alles voor Fennie, maar dat betekende niet dat ze voorbijging aan de politieke en sociale realiteit van Groningen en Nederland. Integendeel. Ze was actief in onder andere Groen Links en zat voor die partij van 2007-2011 in de Provinciale Staten van Groningen. Later raakte zij gedesillusioneerd in de partij. Ze vond scholing en het ideologisch debat erg belangrijk en verweet Groen Links daar te laks in te zijn. Ook was ze kritisch op de samenwerking met de Partij van de Arbeid.

Na een jarenlang verblijf in het buitenland kwam ik Fennie opnieuw tegen in 1998. Ze was toen betrokken bij de Stichting Groningen-Jabalya, de organisatie die zich sterk maakt voor een stedenband tussen Groningen en Jabalya-al Nazlah in Gaza. In mei 2005 bezocht Fennie, samen met Bert Giskes, Pieter van Niekerken en Dick Smit, het vluchtelingenkamp Jabalya. Na het formele gedeelte van de reis, met gesprekken met het gemeentebestuur en plaatselijke organisaties, bleef Fennie nog twee weken bij een bevriende familie in Beit Hanoun, in het noorden van Gaza.

Als bestuursleden van de stichting organiseerden we tal van informatiebijeenkomsten en andere activiteiten in Groningen. Fennie was strijdbaar en onvermoeibaar. Behalve bij de stichting was ze ook in de weekenden actief bij Mensen in Het Zwart. In 2017 verhuisde Fennie van Groningen naar Nijmegen en nam ze afscheid van Groningen-Jabalya. Maar ook in Nijmegen zette ze haar werk voor een vrij Palestina door. Ook daar was ze te vinden bij Mensen in het Zwart en Nijmegen4Palestine. De laatste keer dat ik haar zag was bij een lawaaiprotest bij het station van Nijmegen.

Fennie met de toenmalige burgemeester Samara van Jabalya in 2005

Naar Beiroet

‘Zeina’ van de Libanese artiest Balsam Abo Zour

Natuurlijk, de lotgevallen van Edgar in Groningen en Libanon, zijn interessant. Fascinerend, misschien wel. Edgar, vijftiger, kunsthandelaar en hoofdpersoon van ‘Naar Beiroet’ gaat op zoek naar originele kunst die nog verkoopbaar moet zijn ook. Het liefst in Abu Dhabi of Dubai, want daar zit het grote geld. Edgar is enigszins vastgelopen in Groningen. Zowel in zijn huwelijk als professioneel. Als een bevriende arabist hem aanraadt eens naar Libanon te reizen hoeft hij niet lang na te denken en volgt het advies op.

In Libanon vindt Edgar inderdaad de kunst die hij zoekt. Edgar en zijn Libanese collega Fatima, kunstkenner en fotografe op wie hij enigszins verliefd wordt, zijn sprakeloos als ze geconfronteerd worden met het werk van de jonge Balsam Aridi. “Wat apart, wat bijzonder! Edgar zag meteen dat dit werk was dat hij wilde hebben voor zijn galerie. Wonderlijke voorstellingen van menselijke en dierlijke wezens door elkaar. Omstrengeld in elkaar. Kleuren die alsof er ergens water op gelekt was door elkaar liepen. Luchtbellen. Geslachtsdelen. Open vulva’s. Bloedrood en zwart…”

Behalve met kunst wordt Edgar in Libanon ook geconfronteerd met de oorlog. In Gaza bombardeert Israël erop los. Edgar wordt het zo nu en dan te veel. “Waar zijn die Israëli’s mee bezig,” laat Gerrit Brand hem uitroepen. “Dit is puur een wraakactie. Israël heeft maar één doel, zegt Fatima, alle Palestijnen het land uitjagen. Ze leggen Gaza in puin, vernietigen huizen en gebouwen en vermoorden de mensen.”

In het Noord-Libanese Baalbek komt de strijd tussen Israël en Hezbollah heel dichtbij. Een Hezbollah-lid laat Edgar het resultaat zien van een Israëlisch bombardement. “Dit is dus wat Israëlische raketten aanrichten, zei hij. Er zijn hier eergisteren tien doden gevallen. Vader. Moeder, een grootvader, kinderen, een baby. Ze stonden voor de puinhopen. Er hing een vreemde geur boven de ravage.” De Israëli’s hadden vooraf geen waarschuwing gegeven voor het bombardement.

‘Naar Beiroet’ is een gelaagde roman. Als hoofdpersoon Edgar aankomt in Beiroet en zijn intrek neemt in het Riviėra Hotel, leest hij Das gelobte Land van de Duitse schrijver Erich Maria Remarque. Aan de overeenkomsten tussen de joodse vluchtelingen die moesten vluchten voor het fascisme en de Palestijnse vluchtelingen die uit hun land worden verjaagd, valt niet te ontkomen.

Het thema ‘kantelingen’ komt verschillende keren terug; bij de beschrijving van een abstract schilderij met kantelende vlakken, maar ook als de omwenteling in het hoofd van Edgar. Hij neemt immers afstand van de geijkte Nederlandse vooroordelen over het bevriende Israël dat altijd gelijk heeft en van alle kanten belaagd wordt door Arabische terroristen. Libanon doet het leven en de opvattingen van Edgar kantelen.

Ik mocht op 13 november het eerste exemplaar van ‘Naar Beiroet’ in ontvangst nemen van de schrijver. Tussen ons in op de foto gespreksleider Anton Brand. De boekpresentatie vond plaats in Sociëteit De Harmonie in Groningen.

Er zijn boeken die je in een adem uitleest, maar dat lukte me bij het lezen van ‘Naar Beiroet’ niet. Daarvoor schuurde het verhaal te veel aan tegen de realiteit van mijn eigen geschiedenis, van mijn eigen -soms pijnlijke- Libanese herinneringen. Het waren niet zozeer de lotgevallen van de hoofdpersoon die indruk op mij maakten, diens buitenechtelijke uitstapjes en vlucht uit Groningse verveeldheid. Het was veeleer de Libanese topografie die wordt beschreven, mijn biotoop van weleer, die mij meevoerde langs een soort persoonlijke routekaart.

In ’Naar Beiroet’ wordt veel gereisd. In de eerste plaats van de Groningse Grote Markt naar de Libanese hoofdstad, natuurlijk. Maar eenmaal in Libanon worden Qana, Haris, Bazourieh, Tyrus, Damour, Aley, Abey, Baalbek en andere plaatsen aangedaan. In Beiroet worden onder andere de Avenue du Paris en Raouche genoemd, een wijk waar ik haast zes jaar woonde. Dit was ooit mijn leven, tijdens een oorlog die zijn schaduw nooit heeft afgeworpen. Zeker niet nu opnieuw Beiroet en andere steden worden gebombardeerd door het zuidelijke buurland Israël.

Uit alles blijkt dat Gerrit Brand, getrouwd met de Libanese fotografe Souhaila Sahmarani, het land goed kent. Voor in het boek staat de gebruikelijke disclaimer dat het om een fictief werk gaat en dat namen, personages, plaatsen en gebeurtenissen ontsproten zijn aan de verbeelding van de auteur of fictief gebruikt worden. Dat moge zo zijn, het gaat hier wel om zeer herkenbare fictie.

Daar was Gerrit zich natuurlijk van bewust toen hij mij vroeg het eerste exemplaar van het boek op 13 november in ontvangst te nemen. Ik vond het eervol en spannend en in mijn dankwoord haalde ik een aantal herinneringen op aan Beiroet. Ik waarschuwde dat Beiroet een gevaarlijke stad is. “Je loopt namelijk het gevaar Beiroet, ondanks alles, in je hart te sluiten. Sterker nog: je loopt het gevaar van die stad te gaan houden. O Beiroet, een wereld zonder jou is niet onze wereld, dichtte Nizar Qabbani. En daar herken ik mij in.

Ik hertaalde voor de gelegenheid het gedicht over Beiroet van de grote Syrische schrijver Qabbani, die er lange tijd woonde. Luister naar Majida El Roumi voor de muzikale vertolking van Beirut Sett el Dounia (https://www.youtube.com/watch?v=xd3TlzDsEc4&t=24s)

O Beiroet,

O Heerseres van de Wereld

Wij bekennen voor de ene God,

Dat we jaloers op je waren

Jaloers op je schoonheid

Die ons pijn deed

Wij geven nu wel toe

Dat we je slecht behandelden

En verkeerd begrepen

We hadden geen genade met je

We toonden geen enkele spijt

We staken je met een dolk

In plaats dat we je bloemen gaven

Wij bekennen voor God

De rechtvaardige God

Dat we je pijn deden en uitputten

We staken je in brand

En maakten je aan het huilen

We verveelden je met onze opstanden

O Beiroet

Een wereld zonder jou is niet onze wereld

Wij beseffen nu dat je diep in ons geworteld bent

Wij weten nu wat we je hebben aangedaan

Sta op

Sta op

Sta op

Sta op van onder het puin

Zoals de amandelbloesem in april

Sta op

En schud het verdriet van je af

Sta op

De revolutie wordt geboren in de schoot van verdriet

Sta op van onder het puin

Sta op ter ere van de bossen

Sta op ter ere van de rivieren

Sta op ter ere van de rivieren en de valleien

Sta op ter ere van de mensheid

Sta op, Beiroet

Sta op

De revolutie wordt geboren in de schoot van verdriet

O, Beiroet

O, Beiroet

Gaza: ‘Er is hier niks goeds meer’

Wekenlang was Mohammed bezig het huis te repareren. Hij begon met het herstel van de riolering. Daarna maakte hij de waterput schoon. Zonder water zou het huis onbewoonbaar blijven. Hij kocht buizen, waterpijpen en ander materiaal en charterde een paar vaklui om hem te helpen. ‘In m’n eentje zou het me nooit gelukt zijn.’ Mohammed repareerde ook deuren en ramen, die met plastic werden afgedekt.

Het eigen appartement van het gezin was te ernstig beschadigd om snel opgeknapt te worden, maar een ander appartement in hetzelfde gebouw was gemakkelijker bewoonbaar te maken. Het is de woning van zijn broer Ali, mijn vriend die in 2014 bij een explosie in Gaza om het leven kwam. Ali’s vrouw en twee kinderen wonen sinds het begin van de oorlog als vluchtelingen in Cairo.  

Ondertussen was Mohammeds familie nog steeds in een tent in het ontheemdenkamp Al-Zawaida. Op zondag 2 november ging Mohammed hen opzoeken. De familie begon met het inpakken van de spullen; kleren, keukengerei enzovoorts. Een paar dagen later was het zover: terug naar huis. Mohammed regelde een busje om de spullen en zijn familie naar Gaza-Stad te brengen. ‘Hopelijk is dit de laatste keer dat we moeten verkassen,’ schrijft Mohammed me. De familie moest in de afgelopen twee jaar acht keer vluchten. Het wachten is nu op het openen van de grens, want Mohammed hoopt nog steeds vurig om Gaza te kunnen verlaten.

De terugkeer naar Gaza-Stad was net op tijd, voordat het de afgelopen dagen begon te regenen. Al-Zawaida en andere tentenkampen kwamen blank te staan. Maar ook in de beschadigde gebouwen heeft men last van de regen en koude: het lekt en er dreigt instortingsgevaar. Ondanks de moeilijkje omstandigheden zijn Mohammeds’ drie dochters blij weer ‘thuis’ te zijn. Naar school gaan ze echter nog niet. De meeste schoolgebouwen zijn bezet met vluchtelingen.

Het Jeugdjournaal interviewde oudste dochter Aliaa. Ze beantwoordt vragen van Nederlandse kinderen:

De video is ontroerend en spreekt voor zichzelf.

Nu er wat meer hulp en commerciële goederen Gaza binnengelaten worden, is het voor de familie gemakkelijker om eten te vinden, met name groente. Vlees en kip zijn nog ‘onbetaalbaar, dus dat slaan we maar even over, haha’.   

Het wachten is nu tot de tweede fase van Trumps’ vredesplan ingaat. De situatie in Gaza is nog erg onveilig, met voortdurend bestandsschendingen door Israël. Sinds op 10 oktober het staakt-het-vuren inging werden meer dan tweehonderd Palestijnen in Gaza gedood. Velen omdat ze de onzichtbare ‘gele lijn’ overstaken. Israël laat nog steeds essentiële hulpgoederen Gaza niet binnen. De winter staat voor de deur en de meer dan twee miljoen inwoners van Gaza verkeren in grote onzekerheid over wat de nabije toekomst zal brengen.

https://gofund.me/c09f11459

Gaza: genocide nog geen verleden tijd

Hussien Albardaweel

    Ja, er heerst nu een staakt-het-vuren in Gaza. Maar er vallen nog steeds doden en gewonden en de leefomstandigheden van de bevolking zijn erbarmelijk. De genocide is nog geen verleden tijd. Vluchtelingenkampen en hele woonwijken zijn onbewoonbaar gemaakt of zelfs platgewalst. Voorzieningen ontbreken want zijn kapot geschoten of gebombardeerd. De meeste mensen hebben geen woning meer om naar terug te keren en bivakkeren in tenten of op straat.

    Dat geldt ook voor Hussien Albardaweel en zijn familie. Hussien is een vroegere collega van mij bij het Gaza Center for Media Freedom. Op 28 september schreef hij mij dat zijn situatie dramatisch was. De hele familie, bestaande uit hemzelf, zijn vrouw Maysa, drie kinderen en zijn ouders, hadden Gaza-Stad halsoverkop moeten ontvluchten toen Israël met haar offensief begon om de stad in te nemen.

    ‘We konden niets meenemen. Geen tent, geen kleren, niets. We hebben hier in het zuiden geen vaste plek. Ik hoop dat je ons kunt helpen. Dan kunnen we misschien een tent kopen of ergens een plekje huren.’

    Op 14 oktober kreeg ik opnieuw een bericht van Hussien. Inmiddels was het staakt-het-vuren ingegaan maar de familie is nog steeds in het zuidelijke ontheemdenkamp op het strand. ‘We zijn nog niet terug naar Gaza-Stad want we hebben geen geld voor het transport. We willen graag naar het noorden en een tent opzetten waar ons huis stond. Maar het ontbreekt ons aan de middelen.’

    Hussien schrijft me dat hij en zijn familie gedwongen zijn in de buitenlucht te overleven. Ze slapen en eten buiten, er is geen toilet, geen privacy. ‘De situatie hier is ondragelijk: al het opstuivende zand, de zee, de koude nachten… Overdag de brandende zon…’

    Als je de familie van mijn vriend Hussien wilt steunen kun je doneren via:

    https://gofund.me/d8e71a012

    Mohammed Abu Afash

    God zij dank, het gebouw staat er nog. Maar de schade is enorm.’ Na het afkondigen van het staakt-het-vuren ging Mohammed Abu Afash te voet terug naar Gaza-Stad. Hij liet zijn gezin achter in een tent in het vluchtelingenkamp Al-Zawaida en vertrok, net als duizenden andere Palestijnen, lopend naar huis, niet wetend wat hij daar zou aantreffen.

    ‘Mohammed is blij en droevig tegelijk. Blij dat het gebouw waar zijn winkel en flat waren in ieder geval niet veranderd is in louter puin, zoals zoveel andere gebouwen. Maar bedroefd door de enorme schade. ‘Al het glas ligt eruit, de deuren zijn kapot, waterleiding en riolering zijn helemaal vernield, binnenmuren weggeslagen en delen van de buitenmuren zwaar beschadigd.’

    Mohammed kocht ijzeren buizen zodat ‘we tenminste water kunnen hebben zodra het gebouw weer op de waterleiding wordt aangesloten’. De meeste gebouwen in Gaza hadden watertanks, meestal op het dak, om water op te sparen voor de uren en dagen dat er geen water uit de kraan komt. Maar er zijn geen bruikbare watertanks meer te krijgen in Gaza. ‘De meeste werden vernield door Israëlische granaatscherven en explosieve robots’.

    Water en elektriciteit ontbreken en Mohammed kan zijn familie nog niet over laten komen naar huis. Vijf dagen lang probeerde hij reparaties uit te voeren en puin te ruimen. Herinneringen aan gelukkiger tijden kwamen terug. Dat was pijnlijk. Zijn broers en andere familieleden, die de andere appartementen van het gebouw bewoonden, zijn nu allemaal dakloos. Gevlucht.

    ‘Het leek alsof het huis zich verzette om weer de oude te worden. Ik deed mijn uiterste best om het een en ander te herstellen, maar de vernielingen zijn overweldigend. Alles is kapot. Alsof het gebouw weigert te genezen. Alsof de wonden te diep zijn. Elke hoek van mijn huis roept herinneringen op aan verdriet, elke steen aan stille pijn.’  

    Toch geeft Mohammed de moed niet op. ‘Ik blijf, ondanks alle vernietiging en oorlogsverschrikkingen, hopen op een beter leven voor mijn drie dochters.’ Maar hij is ook bang. ‘Het staakt-het-vuren is niet erg stabiel, de situatie blijft angstaanjagend, je hebt de berichten gezien.’ Het nieuws uit Gaza stemt inderdaad tot somberheid. De grens met Egypte blijft voorlopig gesloten, de hoeveelheid hulp die binnenkomt is niet genoeg en Israël dreigt voortdurend de oorlog te hervatten.

    Ik bewonder het doorzettingsvermogen van mijn vrienden in Gaza en zet daarom de inzamelingsactie nog even door. Om hun toekomst gaat het: de spannende komende dagen en weken en op langere termijn.

    Voor steun aan de familie van Mohammed Abu Afash:

    https://gofund.me/d0cd07d26

    De dochters van de familie Abu Afash, nog steeds gedwongen om in een tent te wonen

      .

    Is met Gaza eindelijk de bodem bereikt?

    Maandag 13 oktober was een dag van grootse beloftes. De retoriek herinnerde mij aan die gedenkwaardige septembermaand in 1993, toen president Clinton, PLO-leider Yasser Arafat en de Israëlische premier Rabin elkaar de hand drukten op het gazon bij het Witte Huis. Alles zou anders worden in het Midden-Oosten. Toekomstige generaties zouden in vrede en harmonie opgroeien.

     

    Van links naar rechts premier Rabin, president Clinton en PLO-leider Yasser Arafat

    President Trump hield maandag een bombastische, deels geïmproviseerde toespraak in de Knesset in West-Jeruzalem. Hij feliciteerde ‘Bibi’ Netanyahu, maar vooral zichzelf met de ‘overwinning’ in Gaza, de geweldige vredesdeal en de vrijlating van de Israëlische gijzelaars.

    ‘Dat was heel efficiënt,’ complimenteerde hij de ordedienst van de Knesset, toen twee kritische parlementsleden onder gejuich de zaal werden uitgezet. Hun wandaad: ze hielden bordjes omhoog met het opschrift ‘Recognize Palestine’ en riepen ‘genocide’.

    Recht doen aan de oorlogsmisdaden van de afgelopen twee jaar en aan Palestijnse aspiraties was op deze ‘historische dag’ vloeken in de kerk. Een valse noot in de unisono lofzang op het uitbreken van eeuwige vrede in het Heilige Land; op ‘het gouden tijdperk voor Israël en het Midden-Oosten’.

     Ik zit met gemengde gevoelens naar de speciale tv-uitzending te kijken. Er is veel emotie op de buis. Uitbundige blijdschap zowel in Tel Aviv als in Gaza. Natuurlijk. Er is een staakt-het-vuren en families zijn herenigd. Ook ik voel opluchting. Vrienden in Gaza, met wie ik de afgelopen twee jaar intensief heb meegeleefd en contact onderhouden, overleefden de oorlog. Hun huis is vernield, maar ze hoeven niet langer bang te zijn voor bommen en granaten. Tenminste voorlopig even niet…

    Op Al Jazeera wordt de  vredesactivist Maoz Inon geïnterviewd. Hij verloor zijn bejaarde ouders op 7 oktober 2023 toen Hamas de moshav Netiv HaAsara aanviel, vlak bij de grens met Gaza. Inon werd bekend door zijn onophoudelijk pleiten voor verzoening, co-existentie en gelijkwaardigheid van Israëli’s en Palestijnen. Ook nu roept hij op tot een ‘partnerschap voor vrede’. Volgens Inon is met de genocide in Gaza ‘de bodem bereikt’. Vanaf nu kan het alleen maar beter worden. Uiteindelijk hebben Israëli’s en Palestijnen elkaar nodig om een betere toekomst ‘tussen de zee en de rivier’ te bereiken.

    Ik hoop dat Inon gelijk heeft, maar twijfel. Is met de oorlog in Gaza werkelijk de bodem bereikt? Er is eerder gedacht dat een dieptepunt bereikt was. Dat Israël het Palestijnse volk geen groter leed kon berokkenen, geen groter onrecht kon aandoen, dan de Naqba van 1948. 750.000 Palestijnen werden destijds verdreven uit hun vaderland en meer dan 500 Palestijnse dorpen van de aardbodem weggevaagd. De Gaza-generatie moest toen nog worden geboren.

    Was de bodem niet bereikt tijdens de oorlog in Libanon in de jaren tachtig, toen duizenden Palestijnen werden afgeslacht in de vluchtelingenkampen Sabra en Chatila bij Beiroet? Was er nog niet genoeg leed aangericht door miljoenen Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen in Libanon, Jordanië en Syrië te beletten ooit naar hun thuisland te kunnen terugkeren?

    Er zijn sinds het begin van de twintigste eeuw zoveel dieptepunten in het Midden-Oosten geweest. Zou nu echt de trend omgebogen kunnen worden?

    Van Inons’ optimisme over het wederkerig belang om samen te werken voor vrede, was op 13 oktober nog weinig te merken. ‘De Israëlische gijzelaars keren terug naar huis, hoera! De Palestijnse gijzelaars die naar huis terugkeren hebben geen huis meer, schreef dichteres Lieke Marsman op X. Ze heeft gelijk. In Gaza is 92% van de woningen en gebouwen beschadigd of vernield. ‘Domicide’ wordt dat in een VN-rapport genoemd. Gaza is onleefbaar gemaakt. Haast twee miljoen mensen zijn gedwongen in tenten te wonen of bivakkeren op straat. Domicide en genocide gingen de afgelopen twee jaar crescendo hand in hand.

    Er was nog een opvallend verschil. De Israëlische gijzelaars keerden terug naar hun land. Dat gold niet voor 154 van de vrijgelaten Palestijnse gevangenen die, tot consternatie van hun familie en geliefden, in ballingschap werden gestuurd. Ze moeten de rest van hun leven slijten in een ander land, zoals in Algerije of Turkije. De gevangenen die wel naar huis mochten in Oost-Jeruzalem, de Westelijke Jordaanoever of Gaza, komen terug in een land dat bezet is. Hen wachten apartheid en allerlei (reis-) beperkingen binnen hun eigen land. De vrijheid om te gaan en te staan waar je wilt, het recht op een veilige woonplek en het recht op gelijke behandeling zijn elementaire mensenrechten die aan de Palestijnse bevolking worden ontzegd.

    De Israëlische politici in de Knesset en de wereldleiders in Sharm el-Sheikh hadden het daar niet over. Dat maakte van de grote Trump-show een vervreemdende voorstelling. Wel met de nodige spanning en sensatie. Maar het leek alsof een ruimteschip van een andere planeet was geland, verdwaald in een woestijn in het Midden-Oosten. 

    Zoals vaker zat er aan het Trump-optreden ook een obsceen maffiarandje. Hoewel het geen geheim is dat de Verenigde Staten Israël door dik en dun steunt, schokten zijn schaamteloze liefdesverklaringen aan Israëls genocidale oorlogsvoering in Gaza mij toch nog. ‘Bibi Netanyahu belde me vaak op om me wapens te vragen. Van sommige van die wapens had ik nog nooit gehoord. Maar we kregen ze hier, is het niet’. Trump grijnsde samenzweerderig richting Netanyahu. ‘En je maakte er goed gebruik van.’

    Ik vraag me af of ‘vredespresident’ Trump – I love Israel. I’m with you all the way- ooit de foto’s uit Gaza heeft bekeken. Dan had hij de gruwelijke effecten van dat ‘goede gebruik’ van Amerikaanse wapens kunnen zien.

    De niet te missen boodschap van 13 oktober was: de Gaza-oorlog is afgelopen. Maar is de vrede echt begonnen? De Franse historicus Jean Pierre Filiu, die een standaardwerk schreef over de geschiedenis van de Gazastrook, telde sinds 1948 vijftien Israëlische oorlogen tegen Gaza. Inclusief de huidige. Al die oorlogen werden militair gewonnen door Israël, maar in politiek opzicht leverden ze meestal geen winst op. Dat geldt ook voor de oorlog van de afgelopen twee jaar. Israël is meer geïsoleerd dan ooit en de Palestijnse zaak is wereldwijd op de kaart gezet. Ook in Nederland is de sympathie voor de Palestijnen toegenomen.

    Het optimisme van vredesactivist Maoz Inon lijkt misschien naief, maar er is geen alternatief dan te blijven werken voor recht voor allen tussen de rivier en de zee. Ook de buitenwereld heeft een belangrijke rol om het historische onrecht, dat de Palestijnen is aangedaan, te herstellen. Laten we eraan werken dat het dieptepunt van de afgelopen twee jaar niet gevolgd zal worden door nieuwe dieptepunten. Het is genoeg geweest.

    Dit artikel werd geschreven voor het oktober nummer van de Nieuwsbrief Groningen-Jabalya https://www.groningen-jabalya.com/wp-content/uploads/2025/10/Jabalya-nieuwsbrief-58.pdf

    eook gepubliceerd door Joop, op 14-10-2025 (https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/is-met-gaza-eindelijk-de-bodem-bereikt)

    Uittocht uit Gaza-Stad

    Het Israëlische leger heeft deze week in volle hevigheid z’n offensief in Gaza-Stad voortgezet. Hele wijken worden systematisch gesloopt, hoge flats opgeblazen en honderdduizenden inwoners worden gesommeerd te “evacueren”. Het is een grootscheepse, brute en gewelddadige etnische schoonmaak van een stad met een miljoen inwoners.

    Een paar dagen hoorde ik niets van de familie Abu Afash. Ik was natuurlijk ontzettend bezorgd, maar wist ook dat het internet eruit lag in Gaza. Israël had, met het kapot bombarderen van communicatiemasten, delen van Gaza-Stad afgesloten van de buitenwereld. Misschien wel om zonder pottenkijkers z’n gang te gaan met een rigoureuze militaire campagne, die er schaamteloos op is gericht om de burgerbevolking te verjagen. Om wellicht nooit terug te keren.

    Godzijdank kwam er donderdagavond bericht. Mohammed, zijn vrouw en drie dochtertjes waren er in geslaagd veilig Gaza-Stad uit te komen. Ze waren weer bij elkaar in Al-Zawaida, ten zuiden van Gaza-Stad. Vorige week al had Mohammed mij  geschreven dat hij een plekje had gevonden in Al-Zawaida. Hier bouwde hij met lappen plastic en afvalmateriaal een provisorische tent, die als onderdak zou moeten dienen de komende maanden. Voor dat plekje om een tent op te zetten moest trouwens dik worden betaald.

    Het probleem was, schreef hij me vorige week, dat hij geen transport kon vinden voor zijn vrouw, kinderen en een minimum aan huisraad. Behalve dat er exorbitant hoge bedragen werden gevraagd voor een rit met een bestelbusje, waren ze gewoon ook niet beschikbaar voor iedereen. De familie bleef dus tot woensdag in Gaza-Stad. Totdat het te gevaarlijk werd, de bombardementen te dichtbij kwamen, en Mohammed zijn vrouw en kinderen smeekte om toch maar te vertrekken. Lopend sloten ze zich woensdagochtend aan bij de grote stoet vluchtelingen, Gaza-Stad achterlatend, zuidwaarts naar een ongewisse toekomst.

    Mohammed bleef In Gaza-Stad om te kijken of hij toch nog vervoer kon vinden voor de spullen die nodig zijn om de komende maanden door te komen in een tent. De ingepakte huisraad stond al weken klaar, want Mohammed wist dat het Israëlische bevel om te vertrekken elk moment kon komen. Het probleem was alleen: hoe krijgen we die spullen ter plaatse, waar we gedwongen worden de komende tijd als vluchtelingen te overleven?

    Uiteindelijk kwam in de loop van woensdag de chauffeur die met Mohammed had afgesproken z’n spullen naar Al-Zawaida te brengen. Terwijl ze aan het inladen waren begon plotseling een beschieting door Israëlische tanks en drones. Mohammed gaf de chauffeur het adres en vroeg hem zo snel mogelijk te vertrekken. Voor hemzelf was geen plaats meer in de auto. Om half acht ‘s avonds vertrok Mohammed te voet naar Al-Zawaida waar hij –“het was een ongelooflijk zware tocht”- midden in de nacht aankwam. Het gezin was uitgeput maar dankbaar weer verenigd te zijn.

    De afgelopen anderhalf jaar heb ik Mohammed als een leeuw zien vechten voor het overleven van zijn gezin. Hij deelde privé zo nu en dan zijn depressie en angsten met mij, maar altijd was daar weer de drijfveer om de toekomst van zijn drie dochtertjes veilig te stellen. Ik heb daar enorm veel bewondering voor. Het is één gezin dat de nachtmerrie van Gaza probeert te overleven, te midden van duizenden andere gezinnen. Ik blijf hen steunen met deze campagne, want alleen bidden helpt niet.

    Mohammed zond me gisteren deze oproep die ik graag deel:

    “Dear friends, the harsh conditions and displacement have exhausted me and depleted all my energy. I am striving to protect my family, so I ask you to support the donation campaign. Your giving gives us hope and makes a real difference in our lives. May God reward you.”

    https://gofund.me/4616e539a

    Gaza-Stad ligt onder vuur

    Israël heeft de aanvallen op Gaza-Stad de afgelopen dagen opgevoerd. “We kunnen ‘s nachts niet slapen vanwege de bombardementen die nonstop doorgaan, de gebouwen die worden opgeblazen, de explosies veroorzaakt door op afstand bestuurde robots,” schrijft Mohammed Abu Afash. Delen van Gaza-Stad zijn inmiddels al systematisch gesloopt door het Israelische leger. De wijk Rimal, waar het gezin Abu Afash in hun zwaar beschadigde huis woont, is nog niet ingenomen, maar er vinden dagelijks aanvallen plaats vanuit de lucht en met artillerie.

    Het gezin heeft overwogen te vluchten naar het zuiden van Gaza, maar ook daar is het niet veilig. En het is er overbevolkt, met tenten van Palestijnen die eerder uit het noorden van Gaza zijn gevlucht. Ze blijven dus thuis, maar de bagage staat klaar. Als het moet kunnen ze onmiddellijk de vlucht nemen. De Israelische oproep om te ‘evacueren’ kan immers elk moment komen. Gaza-Stad, waar in normale tijden meer dan een miljoen mensen wonen, wordt etnisch gezuiverd en met de grond gelijk gemaakt. Het gezin van Mohammed leeft in het hart van de storm en probeert er het beste van te maken. Wachtend op de dingen die komen gaan.

    Dochter Aliaa (11) was onlangs te zien in het Jeugdjournaal. Ook het 8 uur Journaal liet beelden zien van de familie Abu Afash. Met het ingezamelde geld van onze campagne kopen ze eten en medicijnen. Maar een vertrek naar veiliger oorden is niet te koop. “Wat er met ons gebeurt is catastrofaal en onrechtvaardig,” schrijft Mohammed. “Het is beschamend dat de wereld zwijgt.”

    “Waarom wordt de grens niet geopend met Egypte zodat we, in ieder geval voor dit moment, een veilig heenkomen kunnen zoeken?”

    “Voor mij is de veiligheid van mijn vrouw en drie dochters het allerbelangrijkste.’s Nachts lig ik wakker hoe ik ervoor kan zorgen dat zij veilig blijven.”

    Steun de crowdfunding: https://gofund.me/05d32d70

    Zijn we tot de dood veroordeeld?

    ‘Ik doe een beroep op internationale organisaties, menslievende landen en alle barmhartige mensen: help mij, mijn vrouw en m’n drie dochtertjes om Gaza te verlaten. We verdienen om in waardigheid te leven. Mijn drie dochters verdienen het om in veiligheid en vrede op te groeien, zodat ze naar school kunnen gaan.’

    Dit schrijft mijn vriend Mohammed Abu Afash nadat bekend werd dat premier Netanyahu besloten heeft het Israelische leger Gaza-Stad in te laten nemen. Mohammed en zijn familie bivakeren sinds het staakt-het-vuren van januari in hun zwaar beschadigde huis in Gaza-Stad. Eerder trok het gezin van vluchtelingenkamp naar vluchtelingenkamp. Mohammed is bang dat dit scenario zich binnenkort zal herhalen.

    Hij schrijft me ‘deze hel niet langer te verdragen’. ‘Israels dreigement Gaza-Stad op grote schaal binnen te trekken betekent dat we tot de dood zijn veroordeeld. Mijn familieleden en ik zijn in groot gevaar. Is er dan niemand die ons kan beschermen? Kan de Verenigde Naties er niet voor zorgen dat mijn gezin en ik veilig Gaza kunnen verlaten? We kunnen hier niet meer verder met ons leven.’ 

    Mohammed is pessimistisch. ‘Ik heb niets meer. Geen werk, geen bron van inkomen en geen toekomstperspectief. We zijn toch mensen, geen beesten. Weet jij wat de oplossing is?’

    Ik weet het ook niet en probeer voorzichtig het argument dat Netanyahu misschien op andere gedachten kan worden gebracht door buitenlandse druk. Maar Mohammed is er van overtuigd dat Netanyahu de druk van buiten zal weerstaan en dat hij zijn helse militaire plannen zal doorzetten. Er is geen enkele reden om optimistisch te zijn.

    Hoewel er nu wat voedsel Gaza binnenkomt is dit, volgens Mohammed, vooral in het voordeel van de handelaren die actief zijn op de zwarte markt. ‘De noodhulp was bedoeld om gratis aan de bevolking verstrekt te worden, maar dit gebeurt niet. Het wordt gestolen door criminelen. De Israelische bezetters laten de dieven op klaarlichte dag hun gang gaan. Veel mensen hebben nog steeds honger en hebben geen geld om eten te kunnen kopen.’

    ‘Gisteren zijn er weer een paar vrachtwagens met hulpgoederen binnengekomen en ook een paar trucks met koopwaar. Ik heb een stukje feta kaas gekocht voor de kinderen. Dat hadden we in geen drie maanden gegeten.’

    ‘Ik probeer de moed erin te houden maar ik ben nerveus, bang en gespannen vanwege het nieuws dat Israël Gaza-Stad zal innemen. Er komt maar geen einde aan de genocide en ik zie geen uitweg. En de buitenwereld laat Israël z’n gang gaan.’

    Familie in Gaza steunen? https://www.gofundme.com/f/help-abu-afash-family-leave-gaza?utm_campaign=fp_sharesheet&utm_medium=customer&utm_source=copy_link&lang=nl_NL&attribution_id=sl%3A9a17297c-34bd-4e2f-a52d-cb3b9a85db54&ts=1755108156

    Dit artikel werd op 13 augustus 2025 gepubliceerd door het Dagblad van het Noorden

    Israël, Syrië en de taal van het geweld

    Stel dat Nederland, in korte tijd, Brussel en Berlijn bombardeerde, en er ook nog eens een schepje bovenop deed met bombardementen op Rome en Warschau?  En dat daarbij honderden doden zouden vallen, en grote verwoestingen aangericht?

    Toch is dit de bizarre realiteit van het Midden-Oosten. Het kleine maar militair oppermachtige Israël, qua oppervlakte en inwonersaantal ongeveer de helft van wat Nederland voorstelt, voerde sinds oktober 2023 bombardementen uit op Beiroet, Damascus, Teheran en Sana’a. 

    In Gaza is het Israelische leger sinds oktober 2023 bezig met een totale vernietigingsoorlog en genocide. Op de bezette Westelijke Jordaanoever voert het een agressieve kolonisatiepolitiek, met als verklaard einddoel annexatie en het voorkomen dat een Palestijnse staat ooit het licht zal zien.

    Waar is Israël mee bezig?

    Premier Netanyahu heeft het ontelbare keren gezegd: we gaan het Midden-Oosten drastisch veranderen. We’re changing the face of the Middle East. Netanyahu spreekt over de ‘wedergeboorte van Israël’. Udi Tenne, adviseur van de Israelische regering, zei in The Guardian: ‘Ben Gurion (de eerste premier van Israël) zorgde voor Israëls onafhankelijkheid, Netanyahu voor Israëls toekomst’.

    De ongekende militaire escalatie, met een beroep op ‘het recht van zelfverdediging’, werd in gang gezet met de Hamas-aanval in Zuid-Israël op 7 oktober 2023. Maar het argument van zelfverdediging is de afgelopen twee jaar steeds ongeloofwaardiger geworden. Zo is in Gaza Hamas aanzienlijk verzwakt en zijn leiderschap grotendeels geëlimineerd. Maar de genocide gaat door. 

    De aanval op Iran van 13 juni vond plaats terwijl er nota bene onderhandelingen plaatsvonden tussen Iran en de Verenigde Staten over het nucleaire dossier. Geen mens kan volhouden dat Israël op het punt stond aangevallen te worden door Iran en dat alle diplomatieke en juridische middelen waren uitgeput om de geschillen tussen beide landen op te lossen. Nee, Netanyahu handelde, zoals de Britse journalist David Hearst het omschreef, als maffiabaas, als een Al Capone: eerst schieten en na ons de zondvloed. Israël lijkt  geen andere taal te kennen dan die van het militaire offensief. En telkens komt het land ermee weg, ook als het internationale recht bij voortduring wordt geschonden.

    Damascus met de nieuwe Syrische vlag, foto AFP

    Nergens is dit meer zichtbaar dan in buurland Syrië. Israëls vijanden in Syrië werden in de loop van 2024 uitgeschakeld of sterk verzwakt. Het regime van president Bashar al-Assad, lang gezien als cruciaal onderdeel van ‘de as van het verzet’ tegen Israël, viel op 16 december 2024. Aan de eerder ook in Syrie actieve Libanese organisatie Hezbollah werden zware slagen toegebracht, onder andere door de moord op haar charismatische leider Sjeik Nasrallah. 

    Toch begon Israël, direct na de val van Assad, met een ongekend militair offensief tegen het noordelijke buurland. Tussen december 2024 en het midden van 2025 voerde Israël welgeteld 987 luchtaanvallen en artilleriebeschietingen uit in Syrië. Vooral in het zuiden werden bases van het Syrische leger, wapenopslagplaatsen en luchtafweergeschut uitgeschakeld. Bij de bombardementen kwamen honderden burgers om het leven. Israël bezette de gedemilitariseerde zone langs de door haar bezette Golan en verbrak daarmee de facto de Syrisch-Israelische overeenkomst van 1974, waarbij een VN-observatiemacht toeziet op de destijds gesloten wapenstilstand. Bij de verlaten observatieposten van de Verenigde Naties wapperen nu, heel symbolisch voor de anti-VN houding van Israël en de instorting van het internationale rechtssysteem, de blauw-witte vlaggen met de Davidster. Het Israëlische leger richtte negen militaire posten in en begon dagelijks operaties uit te voeren in het gebied ten zuiden van Damascus.  

    Israël rechtvaardigt haar militaire aanwezigheid in Syrië met de vrees voor een jihadistische dreiging. Ook zegt het religieuze en etnische minderheden in Syrië te willen beschermen. De regering wordt immers geleid door Ahmed al-Sharaa, een man die tot december 2024 internationaal beschouwd werd als terrorist en een Amerikaanse losprijs van tien miljoen dollar op zijn hoofd had staan. Al-Sharaa is de hoogste leider van Hay’at Tahrir al-Sham (HTS), een partij die voortgekomen is uit al-Qaida en het Al-Nusra Front.

    Voor Israël is en blijft president al-Sharaa een terrorist. Op sociale media wordt hij door de daar massaal aanwezige pro-Israelische trolls en apologeten steevast aangeduid met zijn vroegere jihadistische nom de guerre, Mohammad al-Jolani. De boodschap is duidelijk: deze bebaarde figuur is niet veranderd en niet te vertrouwen, zelfs al draagt hij nu een maatpak en een stropdas. De Israelische minister voor Diaspora, Amichai Chikli, noemde op sociale media al-Sharaa een ‘barbaarse moordenaar’ te noemen en de Syrische regering is, volgens hem, ‘een islamistisch-Nazi terreurregime.

    De perverse ironie van de Israelische verbale, propagandistische, politieke en militaire agressie jegens de nieuwe machthebbers in Damascus, is dat deze nog geen schot hebben gelost tegen Israël. Vanuit het nieuwe Syrië, bevrijd na 54 jaar Assad-dictatuur, zijn geen drones of raketten afgeschoten richting Israël of verzetsgroepen zoals Hezbollah meer actief.

    De zelfgekroonde interim-president al-Sharaa heeft, als nieuwe bewoner van het regeringspaleis in Damascus, een gematigde, verzoenende toon aangeslagen. Hij wordt omschreven als een pragmaticus en politieke kameleon. Niemand weet precies wie de echte al-Sharaa is en hoe het toekomstige Syrië dat hij voor ogen heeft eruit ziet. Zeker is dat hij zich opstelt als een verbindende leider en zijn gesprekspartners voor zich weet in te nemen: van president Trump, tot Europese diplomaten, vroegere jihadistische kameraden en rijke zakenlieden uit de Golf. Zeker is ook dat hij een helsmoeilijke taak heeft bij de opbouw van het Syrië van na de Assad-dictatuur. De overheid heeft niet de volledige controle over de veertien gouvernementen (provincies) van het land. In het noordoosten is de door de Verenigde Staten gesteunde SDF-militie oppermachtig en over het vraagstuk van Koerdische autonomie is nog geen overeenstemming bereikt.

    Al-Sharaa kampt verder met het probleem dat zijn nationale leger, samengesteld uit een samenraapsel van vroegere milities, nog lang geen gedisciplineerde eenheid is. Bij sektarische onlusten, in maart aan Syrië’s westkust en in juli in de zuidelijke provincie Sweida, werden door regeringstroepen ernstige mensenrechtenschendingen en misdaden begaan tegen respectievelijk de Alawitische en  Druzische minderheden. 

    De onrust in de zuidelijke provincie Sweida gaf Israël het voorwendsel militair in te grijpen, zogenaamd om de Druzische minderheid te beschermen. Druzen en Soennitische bedoeïenenstammen waren slaags geraakt na een op zich onbetekenend incident: een overval door bedoeïenen op een druzische groenteboer. Maar de gevechten lieten zien dat oude intracommunautaire spanningen, vaak aangewakkerd door Assad-getrouwe activisten, nooit ver onder de oppervlakte smeulen. Bij een gebrek aan een sterke overheid, die de veiligheid van minderheden garandeert en vertrouwd wordt door de hele bevolking, blijft het gevaar van etnisch of sektarisch geweld groot.

    Wat dat betreft was de Israelische interventie -waarschijnlijk opzettelijk- contraproductief. Deze verzwakte immers de Syrische centrale regering. 

    Regeringsgebouwen in Damascus werden gebombardeerd, waaronder het ministerie van Defensie en een locatie vlak bij het presidentieel paleis. De Israelische boodschap was duidelijk: er zijn rode lijnen voor het Syrische leger en wij schieten onze lokale bondgenoten, in dit geval aanhangers van de Druzische sjeik Hikmat al-Hajari, met grof geweld te hulp. De interventie maakte duidelijk dat Israël het liefst een gefragmenteerd, zwak Syrië aan zijn noordgrens ziet.

    De meerderheid van de ongeveer 700.000 Syrische Druzen staat niet te wachten op Israelische bescherming, laat staan ‘vriendschap’. Historisch is de meerderheid van de Druzen in Syrië en Libanon het Arabisch nationalisme toegedaan. In 1925 was het een Druzische leider, Sultan al-Atrash, die de strijd tegen het Franse kolonialisme in Syrië leidde. 

    Behalve Israël’s evidente pogingen de regering in Damascus te ondermijnen, speelt ook het aloude verlangen een rol om de kaart van de regio opnieuw te tekenen. Israël zou Libanon en Syrië het liefst opdelen in confessionele ministaten: een christelijk Libanon, een eigen staat voor de Druzen, voor de Alawieten etcetera. Israel als joodse staat zou in zo’n mozaïek van confessionele minilandjes een toonaangevende, leidende rol spelen. Verdeel en heers!

    In 1983 werd in het Libanese Choufgebergte hard gevochten tussen christelijke milities enerzijds en Druzen en Palestijnen anderzijds. Israël kwam destijds zijn christelijke bondgenoten te hulp en vocht juist tegen de Libanese Druzen. Toen de burgeroorlog in Libanon afliep had Israël al zijn lokale bondgenoten en ‘vrienden’ verloren. Het anti-Israelisch sentiment onder alle bevolkingsgroepen in Libanon was sterk toegenomen en is tot op de dag van vandaag prevalent.

    Het ongebreidelde militaire geweld heeft de afgelopen twee jaar Israël tal van overwinningen bezorgd. Het verreweg sterkste leger in de regio, gesteund door de Verenigde Staten, kon ongestraft zijn gang gaan. Onder Trump is de internationale orde danig verzwakt en Israël maakte daar gebruik van met zijn ongelimiteerde agressie tegen zijn buren in de regio. 

    Het is twijfelachtig of op de lange termijn de door Israël behaalde militaire voordelen duurzaam en houdbaar zijn. Israeli’s, Syriërs, Libanezen en Palestijnen moeten in de toekomst verder met elkaar, als buren en als partners in hetzelfde, relatief kleine, geografische gebied. Als alleen de taal van dominantie en  geweld wordt gebruikt, ziet de toekomst er somber uit. 

    Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Joop, 8 augustus 2025

    ‘Ik voel me zo vreselijk moe’

    De hulp die Israël binnenlaat in Gaza is als een druppel op een gloeiende plaat. Er wordt nog steeds op grote schaal honger geleden. Dat geldt ook voor de familie van Mohammed Abu Afash. Er is een gebrek aan basisvoedsel, zoals meel en rijst. “En als we wel iets vinden op de markt is het onbetaalbaar duur”, schrijft mijn vriend me via WhatsApp. De communicatie met hem verloopt trouwens met horten en stoten, want vaak is er geen internet. En Mohammed heeft niet altijd zin om te communiceren. Hij voelt zich vaak down. De situatie is uitzichtloos. “Ik voel me zo vreselijk moe.  De situatie is zo vernederend. We hebben geen leven meer. Het enige wat we te eten hebben is wat brood en linzen. Soms drinken we thee om de honger te verdrijven.”

    Mohammeds drie dochters Aliaa, Eliaa en Layan (zie foto) gaan al haast twee jaar niet meer naar school. Begin juli stuurde hij hen naar een ‘educatief centrum’, een instelling vlak bij hun zwaar beschadigde huis waar ze tenminste nog wat konden leren, andere kinderen ontmoeten en de oorlog even vergeten. Maar dat is er nu niet meer bij. “De kinderen zijn alles voor me. Het is zo onveilig in Gaza-stad. Er zijn voortdurend bombardementen. Ik houd ze het liefst dicht bij me en verlies ze geen moment uit het oog.” 

    Mohammed wil het liefst met z’n gezin vertrekken. Hij is ervan overtuigd dat er geen toekomst meer in Gaza is voor zijn kinderen. Zou er een mogelijkheid zijn dat ergens ter wereld een land bestaat dat hem zou willen opnemen? Hij stuurde mij zijn medisch dossier. Twee maanden geleden werd Mohammed gewond bij een Israelisch bombardement. De gezondheidszorg in Gaza is ingestort. Mohammed moet eigenlijk worden geopereerd, maar op het ogenblik is dat in Gaza onmogelijk. Veel ziekenhuizen zijn zwaar beschadigd en werken maar op halve kracht. Ook pijnstillers zijn niet altijd verkrijgbaar. 

    Ik stuurde zijn dossier door naar een arts van de World Health Organisation (WHO). Voorlopig ziet het er niet goed uit voor Mohammed. De WHO registreerde meer dan 10.000 zieken en gewonden die medische zorg in het buitenland nodig hebben. Maar de grenzen zitten potdicht. Gaza is een death trap.

    We blijven de familie dus nog steunen. In afwachting van een staakt-het-vuren of -nog beter- een einde van de oorlog. En in afwachting dat de grenzen werkelijk open gaan.

    https://gofund.me/19f36387

    Interview over Israël, Palestina, lobby en de media

    In juni 2018 werd ik geïnterviewd door Stan van Houcke op Weltschmerz. The Rights Forum was toen nog een vrij onbekende organisatie. We hadden in 2017 de journalistieke website http://www.rightsforum.org opgezet met nieuws en analyses over de kwestie Israël/Palestina. Het gesprek gaat onder andere over de pro-Israëlische eenzijdigheid van de meeste media in Nederland. Nu, zeven jaar later, lijkt er langzaamaan iets te verschuiven. Het pro-Israëlische narratief is bij een aantal kranten minder vanzelfsprekend. En The Rights Forum is niet langer een marginale organisatie.

    Dit gesprek uit de oude doos, voor de historie.

    ‘Ik wil naar een veilig land, met respect voor de mensenrechten’

    De situatie in Gaza is “crazy, verdrietig, onverdraaglijk”. Praktisch dagelijks stuurt Mohammed me zijn nieuws via WhatsApp. Het lijkt alsof ik post uit de hel ontvang. Ik vraag me af wanneer de berichten over hongerige Gazanen die worden doodgeschoten bij voedseluitdeling en over families die worden uitgeroeid in hun tent zullen stoppen. Wanneer houdt de nachtmerrie eindelijk op?

    Mohammed wil weg uit Gaza. Hij wil zijn driedochters beschermen en een toekomst geven. Hij wil met zijn gezin weg uit een situatie waar “de dood ons voortdurend en overal omringt”. Ik stuur Mohammed foto’s en een video van de grote Rode Lijn-demonstraties in Den Haag. Ik stuur hem ook de e-mails door van donateurs. Mohammed is dankbaar voor de blijken van solidariteit, voor de giften, voor de vriendelijke en opbeurende boodschappen. Maar elke dag vraagt hij zich af: waarom kan ik niet reizen. Mohammed raakte enkele weken geleden gewond. Nog steeds zitten bomscherven in zijn lijf en eigenlijk moet hij worden geopereerd. Maar het gezondheidssysteem in Gaza is door Israël ontmanteld. De weinige ziekenhuizen die nog enigszins functioneren hebben, op dit moment, voor Mohammed geen capaciteit.

    Mohammed stuurde me enkele dagen geleden een oproep, met het verzoek deze te publiceren.

    Ik ben Mohammed Shehta Hasan Abu Afash, een burger die momenteel in de Gazastrook woont, en ik schrijf u vandaag met een dringende humanitaire oproep.

    Mijn familie en ik zitten al bijna twee jaar gevangen in de voortdurende oorlog, verwoesting en angst – we lijden onder ernstige ontberingen, honger en een volledig gebrek aan de meest elementaire levensbehoeften.

    Ik verzoek respectvol om een ​​dringende humanitaire evacuatie voor mijzelf en mijn familie naar een veilig land met burgerlijk recht en respect voor de mensenrechten.

    Ik bevestig dat ik een volledig onafhankelijke burger ben, zonder banden met welke gewapende factie dan ook. Ik heb nooit deelgenomen aan activiteiten die de wet zouden overtreden of anderen in gevaar zouden brengen. Mijn hele leven ben ik een productief lid van de maatschappij geweest, met respect voor zowel de wet als de mensheid.

    Het enige wat ik zoek, is de mogelijkheid om in vrede te leven – in een veilige en stabiele omgeving waar ik een normaal leven kan hervatten en een positieve bijdrage kan leveren aan de maatschappij die mij verwelkomt.

    Ik beloof hierbij dat ik een wetgetrouwe, verantwoordelijke en productieve burger zal zijn, volledig toegewijd aan de wettelijke, ethische en burgerlijke verplichtingen van het land dat mij en mijn gezin bescherming en waardigheid biedt.

    Deze oproep is geen eis, maar een pleidooi aan uw menselijk geweten. Ik weet dat uw landen de principes van menselijke waardigheid, mededogen en de bescherming van mensen in gevaar hooghouden – en ik wend mij hoopvol tot u.

    Met diepste respect en waardering,

    Hoogachtend,

    Mohammed Shehta Hasan Abu Afash

    Gaza – Palestina

    Mohammeds woorden snijden door mijn ziel omdat, op korte termijn, zijn oproep waarschijnlijk geen gehoor zal vinden. Israël houdt de grensovergang met Egypte gesloten en Europese landen, ook Nederland, hebben geen blijk gegeven burgers uit Gaza te willen opnemen. Zelfs de tienduizenden Gazanen die dringend medische zorg nodig hebben wachten tevergeefs op evacuatie naar een buitenlands ziekenhuis.

    Tot die tijd is het mogelijk Mohammed zijn familie en naasten financieel te steunen. Je kunt ook een boodschap sturen via Go Fund Me, ik zal jullie berichten doorsturen naar Mohammed.

    Mohammed werd in mei gewond door bomscherven

    https://gofund.me/b423807b

    Oorlog tegen de kinderen van Gaza

    Hoeveel kinderen in Gaza gedood en gewond zijn sinds oktober 2023 valt niet met zekerheid te zeggen. Het gaat, volgens UNICEF, om minstens 50.000, maar waarschijnlijk zijn het er veel meer. Een groot aantal kinderen ligt nog steeds onder het puin. Van zo’n 20.000 dode kinderen is de identiteit inmiddels vastgesteld, onder hen zijn haast duizend baby’s van nog geen één jaar oud.

    De beelden van dode en verminkte kinderen zijn onverdraaglijk. Eind mei verschenen video’s op internet van de negen gedode kinderen van kinderarts dr. Alaa Al-Najjar. Ook haar echtgenoot Hamdi overleefde het bombardement op hun huis in Khan Younis niet. Alleen zoontje Adam (11) werd zwaar gewond maar bleef in leven.

    Het kinderdodental in Gaza is monsterachtig. Vergeleken met andere oorlogssituaties kwamen en komen excessief veel kinderen om het leven. Zo waren in Oekraïne sinds februari 2022 nog geen 700 dode kinderen te betreuren. Elk kind dat door oorlogsgeweld uit het leven wordt gerukt is er uiteraard een teveel. Volgens het internationaal humanitair recht hebben kinderen in gewapende conflicten juist recht op respect en bescherming. Kinderen zijn per definitie immers onschuldige slachtoffers. Of toch niet?

    Volgens veel vooraanstaande Israëli’s, zoals Likud-parlementariër Tally Gotliv, is iedereen in Gaza vijand. Elke Gazaan is een legitiem doelwit. Dat geldt dus ook voor een vierjarige peuter of een schoolmeisje van twaalf. ‘Er zijn geen niet-strijders in Gaza. Iedereen is verantwoordelijk.’ Volgens haar rechtvaardigt dat het inzetten van het hongerwapen. ‘We hoeven hen geen kruimel of korrel voedsel te geven. Ze mogen mij in de hele wereld citeren: welk land voedt nu zijn vijanden? Parlementslid Nissim Vaturi beweert dat ‘elk kind in Gaza vanaf zijn geboorte terrorist is’.

    Haaretz-columnist Odeh Bisharat schreef dat je het conflict in Gaza geen oorlog kunt noemen. In oorlogen bestoken partijen elkaar vanachter frontlijnen met tanks, vliegtuigen en artillerie. Maar in Gaza is dat, zeker in de huidige fase, niet het geval. ‘Het front bestaat uit de slaapkamers van Palestijnse families, kleuterscholen en universiteiten, moskeeën, ambulances, bakkerijen en ziekenhuizen. Vrouwen, kinderen, ouderen zijn de vijanden…’ ‘Als je het persé een oorlog wilt noemen dan is het er een van generaals tegen kinderen.’

    Toen Israël op 18 maart het staakt-het-vuren verbrak en de vijandelijkheden hervatte werden, in korte tijd, 436 Palestijnen gedood, waaronder 183 kinderen en 94 vrouwen. Ze verloren hun leven niet tijdens gevechten maar in hun instortende huizen en tenten. ‘Het was een vreselijk angstaanjagende nacht,’ appt mijn vriend Mohammed Abu Afash de volgende ochtend vanuit Gaza-Stad. Ik ben opgelucht door zijn teken van leven, maar bezorgd over de nieuwe fase van het Israëlisch geweld. ‘De situatie is ongelooflijk moeilijk en gevaarlijk. Mijn dochtertjes zijn in paniek door alle bombardementen. Bid alsjeblieft voor ons.’

    Het Israëlische leger maakt gebruik van Artificial Intelligence-programma’s, zoals het cynisch genaamde Where’s Daddy en de Gospel, om de terroristen te lokaliseren. Maar wie zijn die terroristen? Over de collaterale schade (nevenschade) bestaande uit een groot aantal burgerslachtoffers reppen de Israëlische legerwoordvoerders niet. Je krijgt de indruk dat Israël eerder de overlevenden als collaterale schade ziet. Dat is ook de strekking van tal van tal van rapporten van de Verenigde Naties en mensenrechtenorganisatie, die Israël beschuldigen opzettelijk kinderen niet te ontzien. ‘Dit is een oorlog tegen kinderen,’ schreef Philippe Lazzarini, het hoofd van UNRWA. ‘Het is een oorlog tegen Gaza’s jeugd en hun toekomst.’

    De kinderen in Gaza worden niet alleen bedreigd door drones, beschietingen en luchtbombardementen. Honger en ziekte maakten de afgelopen maanden nog veel meer slachtoffers. Volgens UNICEF is in Jabalia en andere delen van Noord-Gaza een op de drie kinderen ondervoed. En dat zijn cijfers van eind vorig jaar. De Israëlische blokkade sinds 2 maart heeft voor nog meer hongersnood, ziekte en vermijdbare sterfgevallen gezorgd, vooral onder de meest kwetsbaren. Het actief onthouden van voedsel en humanitaire hulp en het vernietigen van de infrastructuur

    Israëlische kranten, radio en tv tonen opvallend weinig interesse voor het lot van Gaza’s kinderen, laat staan mededogen. De dehumanisering van Palestijnen, ongeacht hun leeftijd, is gemeengoed geworden in de media. Israëls grootste krant Yedioth Ahranot drukte onlangs een citaat van zanger Kobi Peretz groot op de omslag van haar weekendeditie. ‘Ik heb met geen enkele burger in Gaza, jong of oud, ook maar een greintje medelijden,’ aldus Peretz, die het ‘onze plicht’ noemde de bevolking van Gaza te vernietigen. Israëlische influencers op sociale media maken graag wrede ‘grappen’ over de kinderen in Gaza. Zo vraagt in een video influencer Yakir Bar Zohar voorbijgangers een donatie te doen voor de hongerige kinderen in Gaza. Als iemand toestemt geld te geven reageert Zohar geschokt. ‘Bent u er zeker van te doneren voor kinderen die later terroristen zullen zijn?’ De video’s, populair onder de Israëlische jeugd, werden duizenden keren bekeken, gedeeld en geliket.

    Soms denk ik dat de kinderen die zijn omgekomen het nog zo slecht niet hebben getroffen. De kinderen die overleven hebben hun jeugd verloren. Lichamelijk en geestelijk zijn ze gebroken of in ieder geval beschadigd. Vaak hebben ze ouders, familieleden, vriendjes of vriendinnetjes verloren. Trauma’s achtervolgen hen. Hun scholen zijn in puin geschoten of worden gebruikt door interne vluchtelingen. Hun speelplaatsen en voetbalveldjes zijn bezaaid met kraters en ontplofte en onontplofte munitie.

    Bij ziekenhuizen in Gaza komt een nieuwe categorie kinderen binnen: WCNSF, wounded child, no surviving family, gewond kind, geen overlevende familie. Maar ook bij Aliaa, Eliaa en Layan, de dochters van mijn vriend Mohammed in Gaza-Stad, die hongerig zijn maar nog in leven, heeft de oorlog hun jeugd gestolen en hun toekomst onzeker en onveilig gemaakt.

    Een eerdere versie van dit artikel verscheen in Nieuwsbrief 57 van Stichting Groningen – Jabalya ( juni 2025)

    Gaza: ‘We waren erg verdrietig en bang’

    Enkele dagen geleden werd op het Jeugdjournaal de 11-jarige Aliaa geïnterviewd, de oudste dochter van het gezin van Mohammed Abu Afash. Wij ondersteunen dit gezin inmiddels al vijftien maanden, met hulp van jullie donaties.

    Aliaa vertelde hoe verdrietig ze was toen ze hadden moeten vluchten en, behalve de kleren die ze droegen, niets mee konden nemen.  Ze vertelde hoe groot de paniek was toen Israël een plek vlak bij haar huis bombardeerde. Het gezin verbleef in verschillende vluchtelingenkampen maar keerde in januari, toen een tijdelijk staakt-het-vuren van kracht werd, terug naar huis in Gaza-Stad. Hun appartement is zwaar beschadigd maar vader Mohammed heeft met behulp van betonblokken en tentendoek een kamer afgeschermd voor Aliaa en haar twee zusjes. Echt veilig voelt ze daar niet. ’s Nachts kan ze vaak niet slapen als Israël bombardementen uitvoert. Altijd is er de angst. Aliaa vertelde hoe de kinderen van Gaza naar vrede snakken. Als de oorlog voorbij is wil Aliaa reizen, meer van de wereld zien, gewoon weer naar school om te leren en vriendinnetjes ontmoeten.

    Het interview werd gemaakt door Palestijnse journalisten in opdracht van het Nederlandse Jeugdjournaal. Vader Mohammed vertelde me hoe goed het Aliaa deed om mee te werken aan het programma. Ze is zich vaak depressief en angstig en het voelde goed kinderen (en ouderen) buiten Gaza over haar leven en de oorlog te vertellen.

    Mohammed zelf worstelt nog steeds met de verwondingen die hij onlangs opliep toen hij getroffen werd door een Israëlisch bombardement. Er zitten nog een aantal granaatscherven in zijn lichaam. Pijnstillers zijn nauwelijks te krijgen. Eigenlijk moet hij binnenkort worden geopereerd om de scherven te verwijderen maar het is onduidelijk wanneer en waar de operatie plaats kan vinden. Om de twee dagen verzorgt een medewerker van PMRS (Palestinian Medical Relief Services) Mohammeds wonden. 

    Net als veel mensen in Gaza vreest Mohammed vooral de nacht. De Israëli’s lijken een voorkeur te hebben voor nachtelijke aanvallen, schrijft hij mij. Tot dusver heeft het gezin de oorlog overleefd, maar elke nacht kan de laatste zijn. 

    Support: https://gofund.me/9ff5399e

    Zelfs voor beesten is dit geen leven

    Israël zet op dit moment het meest wrede en misdadige oorlogswapen in tegen de bevolking van Gaza: honger. De schappen in de winkels zijn leeg, de humanitaire organisaties hebben geen voedsel meer om uit te delen, de bakkerijen zijn gesloten. Er zijn inmiddels een aantal doden gevallen wegens ondervoeding. Experts verwachten dat de toekomstige lichamelijke en psychologische effecten van de voedseltekorten groot zullen zijn, vooral bij kinderen.

    Het genocidale geweld tegen de bevolking heeft overduidelijk tot doel de Palestijnen uit Gaza te verjagen. De zuidelijke stad Rafah wordt systematisch verwoest en de bevolking wordt in een steeds kleiner gebied bijeen gedreven.

    Een paar keer per week heb ik contact met ‘mijn’ familie in Gaza-Stad.

    Gisteren (7 mei) was een extreem gewelddadige dag: er vielen zo’n honderd dodelijke slachtoffers bij drone aanvallen en luchtbombardementen. De dodelijkste aanval vond plaats in de wijk Rimal, waar Mohammed Abu Afash, zijn vrouw en kinderen wonen. Er vielen 32 doden en 86 gewonden toen een restaurant, dat gebruikt werd als gaarkeuken, en een markt werden aangevallen. Mohammed appt me: It was very terrifying and many martyrs and wounded but thank God we are all fine!

    Elke keer dat ik een bericht van hem krijg ben ik opgelucht: gelukkig hij leeft nog. De correspondentie met een vriend in het belegerde Gaza leidt tot bizarre dilemma’s. Hij stuurt me berichten over de vreselijke situatie in Gaza, maar ik ben blij dat ik van hem hoor. Ik schaam me om over ons eigen leventje in Nederland te schrijven. Over de leuke verjaardag, het lekkere etentje, de vakantie waar we naar uitkijken. De schaamte is misschien irreëel, maar het verschil tussen onze levens is pijnlijk. Ik wil hem niet kwetsen. Mohammed en zijn familie kunnen geen kant op, eten maar een keer per etmaal, hebben alle zicht op een waardige toekomst verloren.  

    ‘Hoe gaat het met je dochters,’ vraag ik. Aliaa (10) en Eliaa (8) zijn, op één dag na tijdens het staakt-het-vuren, al meer dan een jaar niet naar school geweest. De 4-jarige Layan was ingeschreven bij een kleuterschool, maar de meeste scholen zijn bezet door vluchtelingen of verwoest. Vanwege het altijd dreigende oorlogsgeweld houdt Mohammed zijn kinderen ook het liefste thuis.

    Toch wordt er wel schoolwerk gedaan. ‘De onderwijzer van de UNRWA-school stuurt opdrachten via internet. We helpen onze dochters met het huiswerk. Als het klaar is zenden ze het terug en krijgen commentaar van de meester. Gewoon naar school gaan zou natuurlijk beter zijn maar er is geen alternatief. Mijn dochters kunnen nergens spelen of vriendinnen ontmoeten. De drie zijn voortdurend thuis en doen spelletjes met elkaar, tekenen, helpen hun moeder.’

    Begrijpen de kinderen waarom het oorlog is? ‘Ja, ze snappen de situatie. Maar ze zijn voortdurend angstig. Ze weten dat er in Gaza geen toekomst en geen leven is.’

    Ondanks alles blijft Mohammed hopen op betere tijden, op het openen van de grens zodat hij en zijn familie kunnen reizen en de nachtmerrie van Gaza achter zich kunnen laten. Hoe realistisch dat is? ‘We blijven hopen voor onze kinderen. Elke seconde brengt angst, terreur, bommen, verwoesting, chaos en onveiligheid. Zelfs voor beesten is dit geen leven, laat staan voor ons.’

    Actie voor de familie van Mohammed Abu Afash: https://gofund.me/d669f8fd

    Aliaa, Eliaa en Layan

    De dood van journalisten: blijf praten over Gaza

    Journalist Hossam Shabat werd vermoord door het Israëlische leger

    Israël vermoordde in Gaza een record aantal journalisten. Maar de poging alle Palestijnse verslaggevers – buitenlandse journalisten worden door Israël weggehouden – het zwijgen op te leggen is tot dusver mislukt.

    Als jullie dit lezen ben ik gedood. Hoogstwaarschijnlijk in een gerichte aanval door de Israëlische bezettingsmacht. Toen dit allemaal begon was ik nog maar éénentwintig. Ik was student en had dromen, zoals iedereen. In de afgelopen anderhalf jaar heb ik elk moment van mijn leven gewijd aan mijn volk. Ik documenteerde van minuut tot minuut de verschrikkingen in het noorden van Gaza, vastbesloten om de wereld de waarheid te laten zien.

    Journalist Hossam Shabat wist dat hij grote kans maakte de oorlog niet te overleven. Hij werd openlijk bedreigd door het Israëlische leger en wist dat hij met zijn werk voor Al-Jazeera Mubasher groot gevaar liep. Op 24 maart, een week nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had doorbroken, was het zover. Hossams’ auto, beschilderd met een logo van Al-Jazeera en met de levensgrote letters TV, werd in Bayt Lahiya getroffen door een projectiel, afgeschoten vanuit een Israëlische drone.

    Vrienden van Hossam zetten zijn korte verklaring op sociale media. Het is een soort journalistiek testament waar je koude rillingen van krijgt.

    Ik sliep op straat, in scholen, in tenten… waar ik maar kon. Elke dag was een strijd om te overleven. Ik leed maandenlang honger… Maar, bij God, ik heb mijn plicht als journalist gedaan.

    Fatima Hassouna: ‘luidruchtige dood’

    Nog geen maand later, op 16 april, een dag na haar 25e verjaardag, was het de beurt aan Fatima Hassouna om de hoogste prijs te betalen voor haar journalistieke werk. Een luchtaanval op haar huis in Gaza-Stad maakte niet alleen een einde aan haar leven, maar ook aan dat van tien familieleden, waaronder haar zwangere zus.

    Fatima’s video’s en foto’s hebben haar in de hele wereld bekendheid opgeleverd. Haar camera legde de verschrikkingen vast van de oorlog, de gedwongen deportaties, de burgerslachtoffers en de verwoestingen, maar ook het doorzettingsvermogen van de bevolking, spelende kinderen te midden van de ruïnes, het leven dat doorgaat. Voor Fatima mocht dat niet zo zijn. Haar dood kwam een paar dagen voordat ze zou trouwen en één dag voordat een documentaire over haar leven vertoond zou worden op een filmfestival in de Franse stad Cannes.

    Net als Hossam wist Fatima dat de dood elk moment op de loer lag. En ook zij had van tevoren nagedacht over haar boodschap als het zou gebeuren. ‘Als ik sterf, wil ik een luidruchtige dood’, schreef ze op Facebook, waar ze tienduizenden volgers had.

    Ik wil geen breaking news zijn, of een nummer in een groep. Ik wil een dood waar de wereld van opkijkt, ik wil impact die blijvend is, een tijdloos beeld dat niet begraven kan worden, nooit niet, nergens niet…

    Fatima’s fotografisch werk en haar documentaire Put Your Soul on Your Hand and Walk zetten de genocide blijvend op de kaart. Ze laten daarnaast vooral de menselijkheid zien van de Gazanen, de veerkracht van de vrouwen, de kinderen die kinderen blijven. Hossam Shabat riep in zijn ‘testament’ de wereld op om te blijven praten over Gaza. Fatima doet met haar werk hetzelfde. En haar gewelddadige dood ging inderdaad niet onopgemerkt voorbij. Over de hele wereld, ook in Nederland, werd bericht over haar ‘luidruchtige’ dood.

    Als jongerenactiviste deed ze mee aan het She leads-programma van de organisatie Plan International en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Plan International greep Fatima’s dood aan om op te roepen tot een ‘permanente, onmiddellijke en onvoorwaardelijke wapenstilstand in Gaza, ongehinderde toegang voor hulpverleners en hulpgoederen en verantwoording voor alle schendingen van het internationaal recht’.

    Het is een oproep die tot dusver aan dovemansoren gericht is.

    Links Fatima Hassouna, rechts Bilal Rajab van Al Quds Al Youm TV die op 1 november 2024 werd gedood

    Kabinet: geen rode lijnen

    Ook Nederland houdt zich doof en blind en erkent geen rode lijnen. De Nederlandse regering houdt zich, behoudens wat gemompel over zorgen die stilletjes worden overgebracht aan de Israëlische vrienden, angstvallig gedeisd. Zelfs de dood van een groot aantal journalisten in Gaza heeft Nederland, traditioneel verdediger van het vrije woord, niet kunnen bewegen ook maar een kik te geven. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) is er in Gaza sprake van ‘systematische aanvallen’ op journalisten en mediaorganisaties. Sinds midden maart zijn er, gemiddeld, wekelijks twee à drie journalisten om het leven gekomen. Een macabere statistiek.

    Velen werden gedood bij gerichte aanvallen. Zo werd in de nacht van zondag 6 op maandag 7 april een tent met slapende journalisten in Khan Younis gebombardeerd. Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger weten, om journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist zijn telefoon dichter bij zijn lichaam had gehouden en hij niet even een luchtje buiten de tent had geschept, had hij het zeker niet overleefd. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd, maar is buiten levensgevaar.

    Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigde Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou de ‘plunderingen, brandstichting en moordpartijen’ op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelt bij het documenteren van de oorlog en van de zware omstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.

    Journalisten nooit legitiem doelwit

    Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamaspropaganda of antipropaganda voor Israël, maakt dat van hem een legitiem doelwit? Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen?

    De NAVO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NAVO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn nooit legitieme doelwitten.

    Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NAVO-woordvoerders aan Amnesty dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.

    In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters-personeel.

    Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown-universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuidoost-Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en eerder oorlogen in het Midden-Oosten bij elkaar.

    World Press Photo

    Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-)journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden ze juist zwaailichten aan en vormden ze geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.

    Dat journalisten worden geïntimideerd en zelfs gedood om het ‘narratief’ te beïnvloeden is bij tal van conflicten een misdadig maar tragisch gegeven. In het geval van Gaza is het Israël echter niet gelukt de wereldopinie gunstig te stemmen, zeker niet nu de oorlog eindeloos wordt voortgezet.

    De winnende World Press Photo van Samar Abu Elouf

    Het toekennen van de World Press Photo of the Year aan de Palestijnse fotografe Samar Abu Elouf symboliseert in zekere zin de globale verontwaardiging over een onrechtmatige oorlog, een genocide waar zoveel kinderen het slachtoffer van zijn geworden. Haar portret van een negenjarige Palestijnse jongen die beide armen verloor bij een Israëlisch bombardement, is eigenlijk een ultieme anti-oorlogsfoto, een aangrijpende aanklacht tegen de absurde vernietigingsoorlog in Gaza.

    Israëls buitenproportionele geweld tegen Palestijnse journalisten, cineasten, verhalenvertellers en dichters heeft er niet toe geleid dat de ‘Palestijnse stem’ het zwijgen is opgelegd. Misschien wel in tegendeel. Israël slaagde er niet in de wereldopinie naar zijn hand te zetten en zijn versie van het conflict te laten prevaleren.

    ‘Zijn wij geen mensen net als jullie?’

    Achter de extreme Israëlische verniel- en moordzucht lijkt vooral woede en frustratie schuil te gaan over een ontwikkeld Palestijns maatschappelijk middenveld: de scholen en universiteiten, het zorgstelsel, de ziekenhuizen, moskeeën, kerken, de hulpverlening en de media. Die Palestijnse maatschappij wordt door delen van de Israëlische publieke opinie als een existentieel gevaar gezien. In een artikel in de Guardian, vorig jaar, stelde Fatima Hassouna de vraag ‘aan mensen in het Westen en in Israël: zijn wij geen mensen net als jullie?’ ‘En het antwoord? Wel, er is geen antwoord’, stelde zij bitter vast.

    Als je journalisten als potentiële vijanden ziet, als waarschijnlijke terroristen, deins je er niet voor terug een tent te bombarderen waar ze liggen te slapen. Dat gebeurde zoals gezegd midden in de nacht van 6 op 7 april in een tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken. De tenten staan naast het Nasser-ziekenhuis in Khan Younis en zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de scherfvesten, veiligheid.

    Journalist Hassan Islayh, volgens Israël het doelwit van de aanslag, raakte ‘slechts’ ernstig gewond. Collega’s van hem hadden minder geluk. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven. De dood van de journalisten is vastgelegd op video. ‘Ahmed brandde voor de ogen van de hele wereld. De wereld keek toe en kon niets doen’, zei z’n weduwe Nida Mansour later.

    Ahmeds’ theatrale, pijnlijke levenseinde in de vlammen, de ‘luidruchtige dood’ van Fatima en het ontroerende maar schokkende testament van Hossam: het zijn dringende oproepen om Gaza niet te vergeten. Oproepen die niemand mag en kan negeren.

    Dit artikel werd eerder gepubliceerd door The Rights Forum, 22 april 2025

    De vrede die in 1998 niet kwam

    Journalist Jan Keulen en diplomaat Nikolaos van Dam schreven bijna dertig jaar geleden De vrede die niet kwam over het conflict tussen Israël en Palestina. Het boek is nu vertaald voor een Arabisch publiek.

    Ons boek kwam uit in 1998, het jaar dat de staat Israël zijn vijftigste verjaardag vierde. Maar tussen de jubileumboeken die destijds verschenen was ‘De vrede die niet kwam’ een kritische eend in de bijt. Op een rood omslagbandje stond de tekst ‘Van Dam, 20 jaar diplomaat in het Midden-Oosten: Israël komt bijna overal mee weg’.

    Ik had Nikolaos ‘Koos’ van Dam in 1980 in Beiroet leren kennen. Hij was eerste secretaris van de Nederlandse ambassade, ik was correspondent voor onder andere de Volkskrant. Er was in die periode in ons land veel belangstelling voor Libanon. Met name Israëls pogingen de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in Libanon uit te schakelen, werden op de voet gevolgd. Aan de Libanese kant van de grens met Israël waren achthonderd Nederlandse militairen gelegerd in het kader van de VN-vredesmacht UNIFIL. Ook die jarenlange Nederlandse militaire aanwezigheid vergrootte de belangstelling voor en betrokkenheid bij Libanon.

    Koos en ik maakten enkele van de meest dramatische episodes mee van de oorlog: de Israëlische inval in het noordelijke buurland en de opmars tot aan Beiroet, de maandenlange belegering van de westelijke stadshelft en de slachtpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila. In ons boek schreven we over het brute optreden van het Israëlische leger, de oorlogsmisdaden en de fog of war: hoe door mistige en verhullende terminologie de rauwe werkelijkheid aan het zicht wordt onttrokken. Vandaar het rode bandje met de tekst ‘Israël komt bijna overal mee weg’.

    Het is inmiddels haast drie decennia geleden dat ‘De vrede die niet kwam’ werd geconcipieerd. Ik bracht een week door bij Koos in Ankara, waar hij ambassadeur was. Het dagenlange interview diende als ruw materiaal voor het boek dat in twee, onderscheidende lettertypes werd gezet. Het interview met Koos vulde ik aan met mijn eigen observaties. Zo werd ‘De vrede die niet kwam’ de weerslag van een intensieve gedachtenuitwisseling tussen de diplomaat en de journalist, die elk vanuit hun specifieke werkterrein het Midden-Oosten probeerden te begrijpen en uitteleggen.

    Mijn journalistieke werk in het Beiroet van de jaren tachtig was volledig uitgedraaid op een oorlogscorrespondentschap. Het idee was dat ik tien jaar later, vanuit de Jordaanse hoofdstad Amman, verslag zou kunnen doen van een ontluikende vrede. In 1993 waren de Oslo-akkoorden gesloten tussen Israël en de PLO. Een jaar later sloten Israël en Jordanië vrede. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Dat dachten we tenminste.

    Ik hield me in die periode intensief bezig met wat in de journalistieke wandeling eufemistisch ‘het vredesproces’ werd genoemd. Als correspondent voor de Volkskrant stak ik frequent de Allenby-brug over om verslag te doen van vooral de Palestijnse kant van dat vredesproces.

    De ontwikkelingen in Oost-Jeruzalem, de Westoever en Gaza werden echter met de dag minder hoopgevend. Vooral 1998, het laatste jaar van mijn correspondentschap, was een jaar van teleurstelling en ontgoocheling. De titel van ons boek, ‘De vrede die niet kwam’, verwijst ernaar.

    De moord op premier Rabin in 1995 en de verkiezing van Benjamin Netanyahu in 1996 deden het gevoel van spanning en onzekerheid in de regio toenemen. Netanyahu, die van meet af aan een fel tegenstander was geweest van ‘Oslo’, weigerde zelfs maar te praten over de status van Oost-Jeruzalem, de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en de kwestie van de nederzettingen. Tegelijkertijd zag ik overal in de bezette gebieden, vooral op de heuveltoppen, steeds vaker de rode daken van de zich uitbreidende nederzettingen. ‘Vrachtwagens rijden af en aan met bouwmateriaal, bulldozers zijn aan het werk om nieuwe wegen aan te leggen en de betonmolens draaien op volle toeren,’ schrijf ik in ‘De vrede die niet kwam’. ‘De koortsachtige bouwactiviteiten lijken tot doel te hebben meer voldongen feiten te scheppen en de situatie op het terrein onomkeerbaar te veranderen.’

    Het was ons in 1998 duidelijk: Israël wil helemaal geen tweestaten-oplossing. Wil Israël eigenlijk wel vrede, of wil ze niets meer en minder dan heel Palestina, van de Middellandse Zee tot de rivier de Jordaan? Meer dan een kwart eeuw later moeten we die vraag met een volmondig ja beantwoorden: uiteraard wil het Israël van Netanyahu het hele land en dan ook nog het liefst met zo weinig mogelijk Palestijnen. Het voorstel van de internationale gemeenschap om ‘land voor vrede’ te ruilen, de basis van het vredesproces, was niet meer dan een lege bezweringsformule geworden.

    Koos van Dam wees in ons boek op de zwakke onderhandelingspositie van de Palestijnen. ‘De Israëli’s hebben alle troeven in handen. De Westelijke Jordaanoever is volledig versnipperd, met een aantal autonome Palestijnse enclaves met wegen erom heen naar joodse nederzettingen.’ Na Palestijnse aanslagen of protesten legt Israël collectieve straffen op die de hele bevolking raken. Arbeiders uit Gaza mogen niet meer werken in Israël, de semi-autonome Palestijnse gebieden op de Westoever worden verder afgesloten. Het is decennia geleden dat we dit schreven, maar het klinkt bekend…

    De Tweede Intifada zou twee jaar na het verschijnen van ons boek uitbreken maar we zagen de bui duidelijk al hangen. ‘Als het vertrouwen bij de Palestijnen in het vredesproces verdwijnt heb je kans op een nieuwe intifada, op meer geweld uit frustratie en wanhoop.’ Koos voegde daar aan toe: ‘maar wat is het alternatief voor blijven praten’? Dat alternatief zien we nu in de praktijk. Sinds 2014 wordt er niet langer gepraat. Het vredesproces is dood, de kolonisering van Palestijns gebied gaat onverdroten door en als er al gepraat wordt is het via de wapens.

    In het eerste kwart van de 21e eeuw zagen we de aanslagen van 11 september 2001, de Amerikaanse inval in Irak, de Arabische lente en burgeroorlogen in Irak, Jemen, Syrië, Soedan en Libië. Over de niet aflatende kwestie Israël-Palestina werden boekenkasten vol geschreven. Het Midden-Oosten onderging dramatische veranderingen sinds we ‘De Vrede die niet kwam’ schreven. Behalve dan dat, inderdaad, de vrede nog steeds ver weg was in Israël/Palestina.

    Ik was dan ook verbaasd toen ik hoorde dat ons boek, na al die jaren, was vertaald in het Arabisch. Ali Badai, een in Nederland woonachtige Irakees, nam het initiatief ons boek te vertalen nadat hij het bij toeval had ontdekt. Badai was verrast door een totaal andere visie dan het, volgens hem, eenzijdige, pro-Israëlische beeld dat de Nederlandse media doorgaans schetsen van het Midden-Oosten. Hij vond ook de analyse van de Nederlandse diplomatie en journalistiek ten aanzien van Israël/Palestina van belang voor een Arabischtalig publiek ‘om het Europese denken te begrijpen’. De Arabische versie van ons boek is inmiddels verschenen bij een uitgeverij in Ontario, Canada. Ook een uitgever in Irak wil het vertaalde boek, met drie toegevoegde recente artikelen van Koos van Dam, uitgeven.

    Ikzelf had ‘De vrede die niet kwam’ nooit meer herlezen, maar na het initiatief van Ali Badai ben ik dat toch gaan doen. Is het boek inderdaad nog enigszins relevant? Eerlijk gezegd had ik het niet verwacht, maar ‘De vrede die niet kwam’ blijkt toch verrassend actueel te zijn. Of, anders gezegd, het conflict draait in wezen nog steeds om dezelfde stapsgewijze uitwissing van Palestina en de Palestijnen. En de mechanismes van vernedering, agressie, blinde steun van de Verenigde Staten, medeplichtigheid van West-Europa waaronder Nederland en het gebruik van giftige propaganda en desinformatie bleven dezelfde

    In de Gaza-oorlog heeft Netanyahu er een handje van zijn strijd tegen de Palestijnen af te schilderen als een hedendaagse voortzetting van de Tweede Wereldoorlog. Hamas en de Palestijnse Autoriteit zijn de hedendaagse nazi’s. De bevolking van Gaza moet, net als de bevolking van Duitsland na de oorlog, worden heropgevoed. Kritiek op Israël, ook als het van de Verenigde Naties komt, van landen als Ierland, Noorwegen of Spanje of van gerenommeerde mensenrechtenorganisaties, wordt steevast afgedaan als antisemitisme.

    Wat dat betreft is Netanyahu een goede leerling van Menahem Begin, een van de oprichters van de regerende Likoed-partij. Toen de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw in 1981 een bezoek bracht aan premier Begin, speelde deze op een botte manier in op de schuldgevoelens ten aanzien van de joden. Koos van Dam was, als lid van de Nederlandse delegatie, aanwezig bij die ontmoeting. De Nederlanders wilden het over vrede in het Midden-Oosten hebben en de Europese rol daarbij, maar Begin ‘viel direct met de deur in huis met de ruwe aantijging dat de Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog vele joden aan de Duitsers hadden uitgeleverd. Hij vroeg zich af wat wij eigenlijk in Israël kwamen doen.’ Begin werd helemaal woedend toen tijdens het gesprek naar voren kwam dat Van der Klaauw eerder met Arafat had gesproken. ‘Heeft u werkelijk de hand geschud van die moordenaar, die man wiens handen zijn besmeurd met het bloed van vele vrouwen, mannen en kinderen…’ schreeuwde Begin de Nederlandse minister toe. Voor Begin was Arafat niet veel meer dan een contemporaine Adolf Hitler.

    De anekdote, een van de vele die uitgebreid worden beschreven in ‘De vrede die niet kwam’, laat de continuïteit zien van het grof inspelen op veronderstelde Israëlische morele superioriteit en op de Europese schuld aan de holocaust. De tragiek is dat Israël zich daarbij boven het internationaal recht waant en meent aan niets en niemand verantwoording te hoeven afleggen. ‘Israel komt bijna overal mee weg’ stond destijds op de omslag. Dat ‘bijna’ kunnen we inmiddels wel doorstrepen. Ons boek was destijds een aanklacht. Een aanklacht die aan actualiteit helaas nog niets heeft ingeboet.

    Dit artikel werd op 1 april 2025 gepubliceerd door de Kanttekening

    Van links naar rechts dr. Nikolaos van Dam, Palestijns ambassadeur Ammar Hijazi en Jan Keulen

    Foto’s Marlies Hofstede

    Documentaire Estado de Silencio belicht wereld van straffeloos geweld waarbinnen Mexicaanse journalisten werken

    Hoe bedrijf je journalistiek in een gebied waar overheid, bedrijfsleven en misdaad volledig met elkaar vervlochten zijn en waar straffeloosheid heerst? Waar de rechtstaat nauwelijks of niet functioneert? Hoe blijf je als journalist integer in de Mexicaanse deelstaat Sinaloa, thuishaven van het beruchte Sinaloa Kartel?

    In de documentaire State of Silence (Estado de Silencio) worden vier Mexicaanse journalisten gevolgd op hun gevaarlijke zoektocht naar de waarheid. Mexico is, na Gaza, de dodelijkste plek op aarde voor journalisten. Volgens cijfers van het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn, vanaf 2000, 166 journalisten in Mexico vermoord. De laatste moord vond plaats in maart van dit jaar. 32 journalisten worden vermist.

    De Nederlandse Trouw-correspondent en CPJ-vertegenwoordiger in Mexico-Stad, Jan-Albert Hootsen, spreekt in de State of Silence over een ‘astronomisch hoge graad van straffeloosheid’. Hij registreert voor CPJ de treurige reeks van gewelddaden tegen journalisten en probeert bedreigde collega’s praktisch bij te staan. In de documentaire, die in 2024 uitkwam, wordt duidelijk hoe bloedlink het is voor Mexicaanse journalisten om de stilte te doorbreken en te berichten over mensenrechtenschendingen, illegale houtkap, de medeplichtigheid van de autoriteiten met narcocriminaliteit en andere misstanden.

    In de film, die ik eind maart op het Movies that Matter-festival zag, zit een scene die me bij de keel grijpt. De onlangs afgetreden links-populistische president Andrés Manuel López Obrador suggereert dat journalisten de vijanden van het volk zijn. ‘De pers is tegen ons,’ klaagt de president ten overstaan van een groep aanhangers. ‘Wie geeft er om het leven van een journalist als de hoogste baas zegt dat we tuig zijn,’ vraagt journalist Marcos Vizcarra zich af. Journalisten als tuig: waar hebben we dat meer gehoord?

    In de film worden vier onderzoeksjournalisten gevolgd. Journalist Jesús Medina haalt zich de toorn van lokale politici in de deelstaat Morelos op de hals door te berichten over illegale boomkap en goudzoekers. Nadat hij en zijn echtgenote met de dood zijn bedreigd moeten ze hun huis en woonplaats ontvluchten.

    Ook het journalistenechtpaar Juan de Dios García en María de Jesús Peters, dat bericht over mensensmokkel in het grensgebied met Guatemala, wordt ernstig bedreigd. De dreigementen komen zowel van autoriteiten als criminelen, het onderscheid is soms moeilijk te trekken. Ze worden gedwongen naar de Verenigde Staten te vluchten. Leven in ballingschap en armoede is een hoge prijs die moet worden betaald om je vak uit te oefenen. Uiteindelijk besluit Maria, die doodongelukkig is in de VS, terug te keren naar Mexico met als uiterste consequentie dat ze de kans loopt te worden vermoord.

    Journalist Marcos Vizcarra

    ‘Het was een vreselijke dag. Mijn stomste fout was dat ik probeerde verslag te doen over wat er gebeurde. Gewoon mijn werk doen was mijn ergste fout.’ Marcos Vizcarra filmde een schietpartij tussen politie, militairen en leden van een misdaadkartel. 29 mensen kwamen bij het incident om het leven. Vizcarra’s auto ging in vlammen op en hij werd bedreigd door met wapens zwaaiende jongens.

    Een paar uur voor de vertoning van de film, waar hij een hoofdrol in speelt, ontmoet ik Vizcarra in de lobby van zijn hotel in Den Haag. Hij is geboren en getogen in Culiacán, hoofdstad van de noordwestelijke deelstaat Sinaloa. Het is een van de meest gewelddadige gebieden van Mexico waar de narco’s -drugsbendes- enorme invloed hebben. Vizcarra, die werkt voor de plaatselijke nieuwswebsite Espejo, bericht over mensenrechtenschendingen en de macht van de narco’s in Sinaloa.

    ‘Ze bedreigen me voortdurend, vaak via WhatsApp. Ze weten wat ik doe en waar ik woon. Vorig jaar publiceerde ik een artikel over de surveillancecamera’s van de kartels. Ik maakte een interview met een ambtenaar die verantwoordelijk is voor de gemeentelijke bewakingscamera’s. In een WhatsApp-groep verscheen daarna al mijn persoonlijke informatie: waar ik woon, wat ik doe, met wie ik ben getrouwd, de namen van mijn kinderen, mijn foto zoals die verschijnt op mijn rijbewijs. Er is duidelijk medeplichtigheid van mensen die werken voor overheidsinstanties en de misdadigers. De kartels hebben toegang tot allerlei officiële informatie, tot en met mijn belastinggegevens en mijn verkeersboetes.’

    ‘Meer dan negentig procent van de misdaden in Mexico wordt nooit opgelost. Door de vervlechting van overheid en misdaad heerst er een enorme straffeloosheid. Meer dan honderdduizend mensen in Mexico zijn verdwenen. De madres buscadores, moeders die hun verdwenen familieleden zoeken, worden gezien als lastige activisten.Gevallen van afpersing en ontvoering blijven praktisch altijd onopgelost en zeker niet bestraft.’

    Hoe is de situatie in Sinaloa ontstaan? Vizcarra wijst op de geografische ligging: aan de Stille Oceaan en relatief dicht bij de grens met de Verenigde Staten. Sinaloa heeft een perfect klimaat om marihuana en papaver te verbouwen, waar je opium van kunt maken. In de jaren zestig werd Sinaloa een belangrijke exporteur van opium, waar vooral in de VS veel vraag naar was.

    ‘In 1967-‘68 begon ‘Operatie Condor’: een door de VS gesteunde campagne van het Mexicaanse leger om de opium- en marihuanateelt uit te roeien in de ‘gouden driehoek’. Duizenden boeren werden van hun land verjaagd. Er vonden moorden en ‘verdwijningen’ plaats, vrouwen werden verkracht.’

    ‘Die campagne maakte geen einde aan de drugshandel. Integendeel. Er lag een infrastructuur van handel met de VS. De Colombiaanse maffia maakte van het onherbergzame Sinaloa gebruik om drugs naar de VS te sturen. De spullen werden aangevoerd per boot of vliegtuig en vanuit Sinaloa over land naar de VS vervoerd. In deze periode werden tussenpersonen, die zich later zouden ontwikkelen als de capo’s van de drugshandel, steenrijk. Drugsbazen als Perez Gallardo, Caro Quintero, Lamberto Quintero werden in deze periode steeds machtiger.’

    ‘In 2013 werd de marihuana in een aantal staten van de VS gelegaliseerd. De verbouw en handel van marihuana werd minder aantrekkelijk en er werd geëxperimenteerd met nieuwe verdienmodellen, zoals de productie van amfetamine en de doorvoer van cocaïne uit Zuid-Amerika naar de VS.’

    ‘Het drugsgeld werd geïnvesteerd in illegale goudwinning, maar ook witgewassen in legale ijzer- en loodmijnen. Ismail Zambada, de hoogste leider van het Sinaloa Kartel (nu gevangen in de Verenigde Staten), is nog steeds eigenaar van een hele serie bedrijven, zowel in de landbouw en vastgoed als in andere sectoren. Hij is bijvoorbeeld eigenaar van een bekende melkfabriek. Melk van Santa Mónica is overal te koop in Sinaloa en andere delen van Mexico. Het park Cascabeles, een populaire plek met zwembaden in de hoofdstad Culiacán, is ook van de familie Zambada.’

    Vizcarra wijst erop dat de drugsbazen behalve enorme economische ook veel politieke macht hebben. Ze slagen er in politici om te kopen. Er zijn familiebanden tussen plaatselijke politici en drugsbazen. De vervlechting van bedrijfsleven, lokale politiek en misdaad leidt tot een extreem gewelddadige situatie, waar de ruimte om professionele journalistiek te bedrijven niet groot is.

    ‘De kartels hebben de neiging te versplinteren. Zo bestaat het Kartel van Sinaloa nu uit drie organisaties. De fragmentatie leidt weer tot strijd. ‘Er wordt geweld gebruikt om bepaalde gebieden te controleren. Waar mag geproduceerd worden, wie mag wat exporteren? Het gaat niet alleen om drugshandel. Het gaat ook om het roven van brandstof, om afpersing, om het illegaal kappen van bossen, om de smokkel van menselijke organen enzovoorts. Er zijn uitgebreide gebieden in Mexico waar drugsbendes alle macht hebben. Daar heerst de pax narco, waar de kartels feitelijk de regering vormen.’

    Wat betekent dit voor jouw werk als journalist? Kun je je vrij bewegen, kun je overal naar toe?

    ‘Er zijn veel plaatsen in Mexico waar ik niet naar toe kan. Dat geldt ook voor het gebied net buiten Culiacán, de hoofdstad van Sinaloa waar ik woon. Ik hielp laatst een vriend met zijn verhuizing. Ik weet heel goed welke wegen veilig zijn en welke wegen niet. Maar ik vergiste me. We kwamen langs vier controleposten met mannen in burgerkleding die bewapend waren met mitrailleurs en pistolen. Gelukkig gebeurde er niets. We reden in een oude bestelauto en werden vergezeld door onze zusters. Het zag er onschuldig uit. We hadden geluk. De bendeleden hadden duidelijk geen behoefte aan onze trage, rammelbak.’

    ‘Een paar jaar geleden ging ik, samen met een mensenrechtenactivist, geregeld naar een gebied in de bergen van Sinaloa. De narco’s gebruiken daar indianen in de mijnbouw, als een soort lijfeigenen. We gebruikten valse identiteiten als we daar heen gingen. Ik verzweeg uiteraard dat ik journalist was, dat was veel te gevaarlijk. Het verhaal dat ik later schreef stuurde ik naar het Nationaal Instituut voor Inheemse Volken in Mexico. We gaven een tip aan een andere journalist die er een artikel over schreef. Zo kwamen de misstanden daar toch naar buiten. Maar het kon het niet naar mij herleid worden. Dat is nu vijf jaar geleden, maar we kunnen nog steeds niet terug naar dat gebied gaan. Het is nog steeds te gevaarlijk.’

    ‘De drugsbendes hebben hun eigen inlichtingenapparaat. Bij het oprollen van de Chapitos in Culiacán, een van de bendes ontstaan vanuit het Sinaloa Kartel, bleek deze organisatie over een volledig uitgerust commandocentrum te beschikken. De autoriteiten namen beeldschermen, kabels, modems, routers, een laboratorium, auto’s en wapens in beslag. De Chapitos bleken overal in de stad camera’s te hebben opgehangen, die niet te onderscheiden zijn van de officiële CCTV van de politie. In een maand tijd zijn 1.300 van die kartel-camera’s ontmanteld. Ze hadden meer camera’s dan de Mexicaanse overheid.

    De kartels beschikken ook over veel informanten. Vaak zijn het minderjarigen die op deze manier een centje bij verdienen.’

    ‘In de gevangenis van Culiacán hebben ze twee maanden geleden een grote hoeveelheid mobiele telefoons gevonden. Voortdurend zijn er berichten over verboden voorwerpen die naar binnen worden gesmokkeld, bijvoorbeeld een kopieermachine en zelfs wapens. Er is ongelooflijk veel corruptie. Cipiers zijn om te kopen met een handjevol fruit. Vanaf 2016 heeft de gevangenis zestig directeuren versleten. Telkens werd er weer een directeur ontslagen, beschuldigd van corruptie.’

    Onlangs was het Mexicaanse narco-geweld even wereldnieuws. De gruwelijke vondsten op de Izaguirre Boerderij, waar het Jalisco Kartel een soort uitroeiingskamp had ingericht, met crematoria en al, schokten de wereld. Volgens Vizcarra gaat het om ‘de top van de ijsberg’. In verschillende delen van Mexico zijn soortgelijke kampen ingericht.

    Journalisten in Mexico die over de misdaad, de verdwijningen en het machtsmisbruik berichten genieten weinig of geen bescherming. ‘Een nationale vakbond die opkomt voor onze rechten, onze veiligheid en voor de vrijheid van meningsuiting bestaat jammer genoeg niet. De Mexicaanse arbeidswetgeving maakt het heel moeilijk zo’n bond op te richten.’

    Zal er ooit een Mexico bestaan zonder straffeloosheid?

    Marcos Vizcarra laat een cynisch lachje horen. ‘Dat is een utopie. Er moet nog veel gebeuren voor het zover is. Maar ik blijf dromen over een beter Mexico. Al was het alleen maar voor mijn kinderen en kleinkinderen.’

    Dit artikel verscheen op VillaMedia, 16 april 2025

    https://www.villamedia.nl/artikel/documentaire-estado-de-silencio-belicht-wereld-van-straffeloos-geweld-waarbinnen-mexicaanse-journalisten-werken

    Gaza: record aantal dodelijke aanvallen op journalisten

    Sinds Israël het staakt-het-vuren in Gaza eenzijdig verbrak zijn minstens twaalf Palestijnse journalisten om het leven gekomen. Dat is een macaber gemiddelde van elke twee dagen één gedode journalist. De laatste gerichte Israëlische aanval vond plaats in de nacht van maandag 7 april, op een tent met slapende journalisten in Khan Younis.

    Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger op sociale media weten, journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist de mobiel dichter bij zijn lichaam had gehad en niet even een luchtje buiten de tent had geschept, was hij zeker om het leven gekomen. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd. Maar is hij buiten levensgevaar.

    Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigt Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou volgens de Israëli’s de “plunderingen, brandstichting en moordpartijen” op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelde bij het documenteren van het conflict en van de zware oorlogsomstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.

    Foto: International Media Support

    Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamas-propaganda (wat dus ontkend wordt), maakt dat van hem een legitiem doelwit voor het Israëlische leger om te ‘elimineren’?

    Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen? De NATO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NATO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn geen legitieme doelwitten.

    Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NATO-woordvoerders aan Amnesty International dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.

    In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters personeel.

    Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown Universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de Amerikaanse burgeroorlog, de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuid-Oost Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en Afghanistan samen.

    Volgens het Committeer to Protect Journalists is er in Gaza sprake van systematische aanvallen op journalisten en mediaorganisaties. Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-) journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden juist zwaailichten aan en ze vormden geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.

    Het Israëlisch geweld is in toenemende mate buitenproportioneel. Bij de poging om Hassan Islayh uit te schakelen kwamen twee andere journalisten en een minderjarige man, die in de tent lagen te slapen, om het leven. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven.

    De gerichte aanval vond plaats op het tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken om te werken en te slapen. Het is opgezet naast het Nasser Ziekenhuis en de tenten zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de schervenvesten, veiligheid.

    Een van de journalisten die gewond raakte in de aanval schreef later dat hij in het vervolg de mediatent zal mijden: te gevaarlijk. ‘Thuis zitten is ook geen optie. Mensen kunnen zich niet voorstellen wat wij hier meemaken. We zijn niet van staal. Van binnen ben ik kapot, maar ik ga door met m’n verslaggeverswerk. Al was het alleen maar om de nagedachtenis van mijn collega’s te eren.’

    Dit artikel werd op 14 april 2025 geplaatst door de Leeuwarder Courant en op 16 april in het Dagblad van het Noorden

    .

    Goed nieuws uit Gaza duurt niet lang

    Heel soms is er goed nieuws uit Gaza. Dat was het geval op 11 maart van dit jaar Mohammed schreef me dat hij zijn jongste dochtertje Layan opgegeven had voor de kleuterschool en Aliaa en Eliaa geregistreerd voor de basisschool. Het schoolgebouw was weliswaar niet beschikbaar omdat er vluchtelingen in woonden, maar je kunt -tussen de ruïnes van kapotgeschoten huizenblokken-ook in de openlucht les geven. Onderwijs is essentieel voor Palestijnen. En de kinderen waren sinds oktober 2023 niet meer naar school geweest.

    Het optimisme was van korte duur. In de nacht van 17 op 18 maart hervatte Israël zijn bombardementen. In de eerste uren nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had verbroken kwamen vierhonderd mensen om het leven. ‘Wat kan ik meer zeggen dat het een vreselijke en angstaanjagende nacht was,’ appt Mohammed me ‘s ochtends. ‘We lagen te slapen en plotseling werden we bestookt met tientallen projectielen. De situatie is extreem moeilijk en gevaarlijk. Bid alsjeblieft voor ons.’

    De oorlog is hervat. De familie van Mohammeds’ vrouw vlucht weer vanuit het noorden van Gaza naar Gaza-Stad. Het is het bekende scenario maar volgens Mohammed is de situatie nu ernstiger dan ooit tevoren. Er is nauwelijks voedsel en geen schoon drinkwater. ‘Elk moment wachten we op de dood. Ik ben vooral ook bang voor mijn vrouw en drie kinderen. Wat moeten zij als ik dood ga?’

    Er zijn dagen dat Mohammed geen zin heeft om te schrijven. ‘Geen commentaar op wat er om ons heen gebeurt, Jan. Het is pure terreur. We are dying.’ Op maandag 31 maart stuurt hij me een paar foto’s van zijn kinderen. Ze hebben hun mooiste kleren aangetrokken want het is Eid al Fitr, Suikerfeest. Mohammed hoopt dat de meisjes hun angst en de bombardementen even kunnen vergeten. ‘Eid is in normale tijden een hoogtepunt voor de kinderen. We proberen er het beste van te maken.’ Maar dit jaar is Eid ‘dodelijk’ schrijft Mohammed later. Hat gezin gaat vaak met lege maag naar bed. De bakkerijen zijn gesloten. In heel Gaza is geen brood meer te krijgen. Het beetje bloem dat nog voorhanden is kost honderd dollar per zak, in plaats van tien dollar. Israël heeft Gaza volledig afgesloten. Vanaf begin maart komen er geen hulpgoederen, voedselhulp en medicijnen meer het gebied in. Uiteindelijk zijn de meisjes slechts één dag naar school geweest. ‘Overal loert gevaar. Elk moment kunnen we worden gedood. Ik probeer m’n kinderen de hele tijd in het oog te houden.

    Steun: https://gofund.me/e0980b32

    Een aangekondigde moord in Gaza

    Journalist Hossam Shabat werd vermoord door het Israëlische leger

    In oktober zette het Israëlische leger Al Jazeera-verslaggever Hossam Shabat (23), samen met vijf andere journalisten in Gaza, op een dodenlijst, een hitlist. Volgens Israël zouden de zes in dienst zijn van Hamas of van de Islamitische Jihad. Al Jazeera en de betrokken journalisten zelf ontkenden de beschuldiging in alle toonaarden. De door Israëlische media gepubliceerde bewijsstukken, lijsten met de namen van de ‘terroristen’, zouden nep zijn en gefabriceerd.

    Hossam had het gevoel dat de jacht op hem en zijn collega’s was geopend. Op sociale media beschuldigde hij Israël ervan Palestijnse journalisten te willen uitschakelen om een media blackout te creëren. Er kwamen campagnes op gang: #JournalismIsNotACrime. Mag de buitenwereld niet weten wat Israël in Gaza aanricht? Buitenlandse journalisten worden al sinds het begin van de oorlog door Israël geweerd. Praktisch al het nieuws dat naar buiten komt is afkomstig van lokale Palestijnse journalisten.

    Volgens het in New York gevestigde Committee for the Protection of Journalists (CPJ), dat consciëntieus onderzoek doet naar alle gevallen van gedode journalisten, zijn de afgelopen anderhalf jaar, minstens 170 Palestijnse journalisten en mediamedewerkers in Gaza om het leven gekomen. De Palestijnse journalistenvakbond telt 208 dodelijke slachtoffers.

    Behalve Hossam Shabat werd vorige week ook Mohammed Mansour (29) gedood. Mohammed, correspondent voor Palestine Today en de Japanse krant Asahi Shimbun, kwam samen met zijn echtgenote en zoontje om het leven, toen hun huis in Khan Younis in een gericht luchtbombardement met de grond gelijk werd gemaakt.

    CPJ-directeur Jodie Ginsburg noemt het liquideren van de journalisten Hossam Shabat en Mohammed Mansour ‘deel van een verontrustend patroon’. ‘Ook in eerdere conflicten heeft Israël journalisten als terroristen bestempeld. Nooit werd daar enig geloofwaardig bewijs voor geleverd. We zijn bezorgd dat het een excuus is om ook in de toekomst journalisten aan te vallen. We hebben goed gekeken naar de documenten die volgens Israël bewijzen dat de journalisten betrokken zijn bij terrorisme. Ze zien er helemaal niet geloofwaardig uit. Maar zelfs al zouden ze wel authentiek zijn, dan nog bewijzen ze niet dat deze individuen actieve strijders zijn. En dat is de enige legitieme reden om hen te doden. Journalisten zijn burgers en mogen niet gericht worden aangevallen. Als dat wel gebeurt gaat het om een oorlogsmisdaad.’

    Hossam Shabat is de zevende Al Jazeera journalist die in de Gaza-oorlog om het leven is gebracht. Daarnaast werden een aantal journalisten en cameramensen ernstig gewond. Er is tussen Israël en Al Jazeera een smerige, ongelijke strijd gaande. De Qatari nieuwszender brengt vaak nieuws en beelden naar buiten vanuit Gaza, die haaks staan op het officiële Israëlische discours. Als antwoord worden gevechtsvliegtuigen, drones en machinegeweren ingezet om de onwelgevallige journalistiek het zwijgen op te leggen. Al Jazeera is de enige internationale nieuwszender die, sinds het begin van de oorlog, vanuit Gaza is blijven opereren.

    Onder de gewonde Al Jazeera-medewerkers is cameraman Fadi al Wahidi, die in oktober in Jabalya, in het noorden van Gaza, bij een droneaanval in zijn nek werd geraakt. Maandenlang verkeerde Al Wahidi in uiterst kritieke toestand. Hij was deels verlamd en had hevige pijn. Ondanks aandringen van de VN en humanitaire organisaties weigerde Israël vier maanden lang toestemming te geven voor zijn evacuatie naar het buitenland, waar hij beter medisch behandeld zou kunnen worden. Fadi’s moeder ging tevergeefs in hongerstaking om het vertrek van haar zoon af te dwingen en daarmee zijn leven te redden. Pas in februari, nadat het staakt-het-vuren van kracht werd, kon Fadi ten langen leste naar een ziekenhuis in Egypte worden gebracht.

    Bij dezelfde droneaanval wist journalist Anas al-Sharif ternauwernood te ontkomen. Anas staat ook op de Israëlische dodenlijst.  Net als Hossam is Anas werkzaam voor Al Jazeera in het noorden van de Gazastrook. In het begin van de oorlog werd het huis van zijn familie in Jabalya gebombardeerd, waarbij zijn vader werd gedood. Ondanks dat hij zich als geen ander bewust is van de risico’s gaat hij door met z’n verslaggeverswerk vanuit het meest gevaarlijke deel van Gaza.

    ‘Gisteren hebben we Hossam naar zijn laatste rustplaats gedragen,’ schrijft Anas op X over de begrafenis van zijn vriend en collega. Vrij vertaald: ‘Ik herinner me dat je schreeuwde naar de wereld, totdat je stem schor werd. Vandaag roep en schreeuw ik uit alle macht: wereld, waar ben je? Waar zijn jullie? Verwachten jullie nu echt dat we lijkwaden verdienen omdat we de stem van ons volk en van ons land willen zijn? Onze enige zonde is dat we hetzelfde pad bewandelen als onze kameraden. We dragen het schild van de journalistiek dat ons niet beschermde tegen de arrogantie en de wreedheid van Israël. Wij zijn allemaal zogenaamd legitieme doelwitten. Vandaag heeft Israël Hossam gedood en daarmee de dood van ons allemaal goedgekeurd. De bezetting liet ons geen keuze dan het nieuws te verspreiden totdat we zelf het nieuws werden. Worden wij morgen in onze lijkwaden op onze schouders gedragen? En blijft de wereld zwijgen?’

    Enkele uren voor zijn dood zond Hossam Shabat zijn laatste artikel vanuit Beit Hanoun naar nieuwswebsite News Drop Site. ‘De nacht is donker en vreemd stil. Iedereen is bezorgd in slaap gevallen. Maar de rust wordt spoedig wreed verstoord. Er klinken luide kreten als de bommen beginnen te vallen. Er klinkt gejammer bij de buren. Israël is opnieuw met een militair offensief begonnen. In Beit Hanoun breekt paniek uit. Ik hoor kreten van wanhoop. Bommen vallen met oorverdovend geraas. Dit is nog maar het begin. Hele families worden gedood. De projectielen blijven maar op ons neer regenen. Onophoudelijk. Overal is rook, overal vuur en blinde doodsangst.’

    In december, toen het Israëlische leger, vijf journalisten dodelijk had getroffen in hun auto, vroeg de redacteur van News Drop Site Hossam hoe het met hem ging. ‘Onze job is alleen maar om dood te gaan,’ antwoordde hij mismoedig. ‘Ik haat de wereld. Niemand doet iets. Ik heb de pest gekregen aan dit werk. Onder journalisten hebben we het er tegenwoordig over: ok, wie is nu aan de beurt? Voor onze families zijn we al dood.’

    DIt artikel werd eerder gepubliceerd op Joop op 26 maart 2025 https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/een-aangekondigde-moord-in-gaza

    en op VillaMedia op 28 maart 2025

    https://www.villamedia.nl/artikel/hossam-shabat-een-aangekondigde-moord-in-gaza

    Ramadan in Gaza: honger wordt als wapen ingezet

    Toen ik in maart 2024 de crowdfunding begon voor de familie van mijn vriend Mohammed Abu Afash in Gaza had ik niet verwacht dat een jaar later de inzamelingsactie nog steeds gaande en nodig zou zijn. De berichten uit Gaza zijn, nog steeds en wederom, zeer verontrustend. Israël weigert de afspraken van het wapenstilstandsakkoord na te komen en te onderhandelen over de tweede fase. Om Hamas onder druk te zetten gijzelt Israël de burgerbevolking van Gaza. Sinds zondag 2 maart komt er geen voedsel en humanitaire hulp de Gazastrook meer binnen. Israël gebruikt opnieuw het ook al eerder tijdens deze oorlog ingezette hongerwapen: een illegale en wrede manier van collectieve afstraffing waarvan de gehele bevolking het slachtoffer is.

    Mohammed is bezorgd, zo laat hij weten. ‘Natuurlijk ben ik bang dat het slecht zal aflopen. Er is geen reden voor optimisme. Het sluiten van de grensovergangen is een oorlogstactiek waarvan wij, de burgers, zoals altijd de prijs moeten betalen’. De anders zo geliefde ramadan maand, die zaterdag begon, is dit jaar een sombere aangelegenheid, nu een mogelijke oplaaiing van de oorlog als een donkere wolk boven Gaza hangt.

    Mohammed en zijn familie zien geen toekomst meer in Gaza maar vertrekken is op dit moment onmogelijk en geen serieuze optie. Daarom besteedt hij zijn tijd aan het provisorisch bewoonbaar maken van zijn zwaar beschadigde woning. De afgelopen dagen was hij bezig een kamer voor zijn drie dochtertjes af te schermen met op elkaar gestapelde stenen (cement is schaars en peperduur) en tentdoek.

    Met het door ons ingezamelde geld helpt Mohammed ook andere mensen. Hij liet vorige week twee vrachtwagens met drinkwater komen, onder andere naar de wijk Jabalia – Tel al Zaatar.  De waterleiding in Gaza en de meeste waterputten zijn vernield tijdens de oorlog. Net als voedsel wordt water ingezet als oorlogswapen. Zonder drinkwater is immers geen leven mogelijk: water is een mensenrecht.

    https://gofund.me/15bf945e

    Trump en de vragen na 7 oktober

    In José Saramago’s roman ‘Het stenen vlot’ ontstaat een scheur tussen Spanje en Frankrijk en dobbert het Iberisch Schiereiland langzaam de Atlantische Oceaan op. Op dezelfde magische wijze hoopten sommige Israëli’s dat Gaza de Middellandse Zee in zou drijven en langzaam uit het zicht verdwijnen. Om nooit meer terug te keren. Premier Rabin verzuchtte ooit dat hij op een ochtend wakker zou worden en dat Gaza door de zee verzwolgen zou zijn.

    De afgelopen maanden riepen veel politici en opinieleiders in Israël, vooral ter rechter zijde, niet alleen op tot de vernietiging van Hamas, maar ook tot het verdwijnen van alle Palestijnen uit Gaza. ‘Als gevolg van de brute slachtpartij op 7 oktober hebben de Arabieren van Gaza het recht verloren daar te zijn,’ zei kolonistenvoorvrouw Danielle Weiss bijvoorbeeld vorig jaar. ‘Ze zullen vertrekken naar verschillende landen in de wereld, ze zullen hier niet blijven.’ Weiss staat lang niet alleen in haar radicale opvattingen. Veel Israëli’s lieten vorig jaar blijken de gehele Palestijnse bevolking in Gaza te zien een existentiële bedreiging.

    Het gaat niet alleen om angst voor terrorisme of nieuwe gewapende overvallen van Palestijnse militanten. Het diepgewortelde ongemak over Gaza heeft ook te maken met de ontstaansgeschiedenis van Israël. Het overgrote deel van de Palestijnse bevolking in Gaza bestaat uit de nazaten van de vluchtelingen van 1948.

    Gaza is als het ware een levend litteken van de ‘erfzonde’ waardoor Israël 77 jaar geleden het licht kon zien: de verdrijving van meer dan zevenhonderdduizend Palestijnen uit hun land. Door Gaza worden Israëli’s er, bewust of onbewust, permanent aan herinnerd dat iets moet worden gedaan aan de ‘Palestijnse kwestie’. Behalve natuurlijk als je op de delete knop kunt drukken en die Palestijnen als het ware kunt uitwissen. President Trump lijkt die magische verdwijntruc uit zijn mouw te hebben getoverd.

    Nadat Trump tijdens zijn eerste ambtstermijn de Israëlische soevereiniteit over Oost-Jeruzalem en de bezette Syrische Golanhoogte had erkend, geeft hij nu met het opheffen van het taboe op een bevolkingstransfer een nieuw groot cadeau aan rechts Israël. Al vanaf het begin van de bommenregen op Gaza verdachten sommige analisten Israël ervan dat één van de oorlogsdoelen, misschien wel het belangrijkste, was de Palestijnse bevolking uit het gebied te verjagen. En met de bevolking ook de ‘dreiging’ van een tweestatenoplossing. Door de ogen van een groot deel van de Israëlische media liet het oorlogsverhaal van de afgelopen anderhalf jaar zich immers lezen als een kroniek van de aangekondigde dood van de Palestijnse aspiraties en zelfs van de Palestijnen als volk.

    Het diepgevoelde verlangen naar het wegsmelten van de Palestijnse factor verklaart misschien (in ieder geval mede) de massale onverschilligheid in Israël voor de dood van zoveel kinderen en onschuldige burgers in Gaza. Het dehumaniseren was gemakkelijker geworden na de Hamasaanval van 7 oktober.

    Maar de reacties op de gebeurtenissen van 7 oktober zijn niet alleen te verklaren uit een toxisch mengsel van angst, wraak en schuld. Ze zijn ook gebruikt, georkestreerd en aangewakkerd door een overheid met een ideologische agenda. De vernietiging van leven en toekomstige levensvatbaarheid van Gaza en de categorische weigering van Netanyahu het gesprek aan te gaan over de toekomst van het minigebied, the day after, wijzen ook op een berekende strategie: niet alleen afrekenen met Hamas maar met alle Palestijnen in Gaza.

    In die zin kwam de Hamas-actie van 7 oktober als geroepen, want het gaf Israël een voorwendsel te doen waarvan het al lange tijd niet had durven dromen.

    In tegenstelling tot de mythe van een regio vol vijandelijke Arabieren en moslims die geen kans onbenut laten de weerloze, Joodse staat aan te vallen, heeft Israël in zijn 77-jarige geschiedenis zelf vaker de aanval geopend op Palestijnen en op Arabische buurlanden, dan dat het aangevallen werd. Al in de ‘onafhankelijkheidsoorlog’ van 1947-’48 probeerde Israël zoveel mogelijk gebieden te veroveren die bij het VN-verdeelplan aan de Arabische bevolking van Palestina waren toegewezen.

    Ook de Sinaï-oorlog van 1956, de Junioorlog van 1967 waarbij Israël delen van Egypte, Syrië en Jordanië veroverde en de inval in Libanon in 1982 waren ‘preventieve’ oorlogen. De eerste schoten werden telkens gelost door Israël. Vooral de Libanon-oorlog in de jaren tachtig heeft treffende paralellen met de Gaza-oorlog. Ook toen probeerde Israël Palestijnse nationale aspiraties voor eens en altijd het zwijgen op te leggen. De ‘Palestijnse factor’ in de regio, destijds belichaamd door de PLO, moest verdwijnen.

    Als correspondent in Beiroet berichtte ik begin 1982 maandenlang over de Israëlische provocaties die een reactie van de PLO moesten uitlokken. Israël zou dan een legitieme reden hebben om de oorlog tegen de PLO in Libanon te beginnen. Uiteindelijk werd de aanslag op de Israëlische ambassadeur Shlomo Argov in Londen aangegrepen als voorwendsel om Libanon binnen te vallen. Het Israëlische leger trok op naar Beiroet en de PLO werd na maandenlange strijd Libanon uitgejaagd ten koste van veel mensenlevens en verwoestingen 

    Dat de aanslag op Argov niet door een lid van de PLO maar door de door Irak gefinancierde terreurgroep Abu Nidal werd gepleegd, was tenslotte niet meer dan een cynische voetnoot bij het Israëlische streven de PLO te vernietigen. De Britse journalist Robert Fisk zou later schrijven dat de aanslag op Argov op touw was gezet door Abu Nidals’ opdrachtgever Saddam Hoessein. Saddam vermoedde -terecht- dat Israël het incident zou aanwenden voor een invasie in Libanon. Hij hoopte daarop zodat het in Libanon aanwezige Syrische leger verzwakt zou worden.

    Eigenlijk is alleen de oktoberoorlog van 1973 (de Jom Kippoeroorlog), waarbij Syrië en Egypte Israël binnenvielen om bezet gebied terug te veroveren, een echte verassingsoorlog gebleken. De Israëlische politieke en militaire leiders waren, in eerste instantie, onvoorbereid op het offensief van de Arabische legers. Overmoed, zelfgenoegzaamheid en racisme speelden een belangrijke rol bij het in de wind slaan van informatie over militaire voorbereidingen die, zo bleek achteraf, wel voorhanden was.

    Speelde iets soortgelijks aan de vooravond van 7 oktober? Tot dusver heeft de Israëlische regering een officieel onderzoek afgewezen. Stafchef Herzi Halevi is een van de weinigen in de legertop die zijn verantwoordelijkheid nam en binnenkort aftreedt. Hij gaf toe dat de militairen en inlichtingendiensten faalden. Daardoor was het mogelijk dat Hamas haast 1.200 Israëli’s doodde in enkele kibboetsiem en legerbases aan de rand van Gaza en op het Nova muziekfestival.

    Prangende vragen over wat er gebeurde tijdens de vooravond van 7 oktober blijven onbeantwoord. Gaza was omgeven door hoogwaardige technologische surveillance apparatuur. Daarnaast waren er ‘spotters’ actief, jonge vrouwelijke militairen van rond de twintig, die dag en nacht vijandelijke activiteiten aan de grens met Gaza moesten monitoren. Achteraf is gebleken dat deze ‘spotters’ de grootscheepse operatie van Hamas wel degelijk hadden zien aankomen.

    Vanuit hun uitkijkpost Nahal Oz op enkele honderden meters van Gaza, die op 7 oktober door Hamas zou worden overvallen, zagen ze dat Palestijnse militanten maandenlang intensief trainden voor een grootscheepse aanval. De ‘meisjes’, zoals ze in Israël vaak worden aangeduid, rapporteerden hun verontrustende bevindingen aan de legerleiding, maar die deed er niets mee. Ze werden kennelijk niet serieus genomen. Of was er iets anders aan de hand?

    De ‘spotters’ betaalden een hoge prijs voor de apathie van hun militaire meerderen: vijftien van hen kwamen om het leven bij de Hamas-aanval op Nahal Oz en zeven werden ontvoerd. Eén ontvoerd lid van de groep werd in Gaza gedood, een andere ontvoerde ‘spotter’ werd in oktober 2023 door het Israëlische leger bevrijd. De overige vijf werden eind januari vrijgelaten tijdens de eerste fase van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas.

    Het is onwaarschijnlijk dat de politieke en militaire beleidsmakers in Israël de aanval van 7 oktober in zijn volle, gruwelijke omvang hebben zien aankomen en laten gebeuren. Maar het is tegelijkertijd onwaarschijnlijk dat de legerleiding totaal niet op de hoogte was van de aanvalsplannen van Hamas.

    Hamas was Israëls ‘favoriete vijand’. Het door Hamas geleide bestuur in Gaza werd jarenlang door Israël getolereerd en gefaciliteerd. Ratio was om de Palestijnse Autoriteit in Ramallah te verzwakken en om een excuus te hebben Gaza van de buitenwereld af te grendelen. Van tijd tot tijd werd ‘het gras gemaaid’ en werden Hamasposities in Gaza gebombardeerd. 

    Ooit zullen de ‘spotters’ en vele anderen antwoorden moeten krijgen op de dringende vragen over 7 oktober, wat er aan vooraf ging en het drama in Gaza wat daarna volgde. In de giftige Israëlisch-Palestijnse dynamiek van provocaties, voorwendsels en uitwissing is in ieder geval bevolkingstransfer nu, door Trump, op het hoogste niveau bespreekbaar gemaakt.

    Terug naar Gaza Stad

    Na een vermoeiende voettocht van Khan Younis naar Gaza Stad vond Mohammed Abu Afash zijn huis grotendeels verwoest aan.

    Sinds 19 januari is er een staakt-het-vuren in Gaza. Het schieten en de bombardementen zijn gestopt en de familie van Mohammed Abu Afash hoefde eindelijk niet meer bang te zijn voor explosies of rondvliegende granaatscherven. De nachtmerrie van de afgelopen 15 maanden is voorbij. Voorlopig tenminste. Het gezin heeft het overleefd. Maar het blijft onduidelijk wat de toekomst voor Mohammed, zijn vrouw Manar en dochtertjes Aliaa (10), Eliaa (8) en Layan (4) in petto heeft.

    Mohammeds’ winkel en huis in Gaza-Stad liggen grotendeels in puin. Hij gelooft niet meer in een toekomst in Gaza. Maar zijn plan om naar Egypte te vertrekken en vandaar asiel aan te vragen voor verblijf in een veilig land, is voorlopig geparkeerd. Of het in de toekomst mogelijk is naar Egypte te reizen blijft onduidelijk. Sinds begin mei 2024 is de grensovergang bij Rafah gesloten. Deze week heropent de grensovergang tussen Gaza en Egypte, maar voorlopig alleen voor gewonden en zieken. Of Israël zal toestaan dat degenen die Gaza verlaten ook kunnen terugkeren blijft onduidelijk. Tot dusver zijn er geen ferme afspraken over gemaakt bij de onderhandelingen over het staakt-het-vuren.

    Nadat Israël dinsdag de Rashid-weg openstelde voor Gazanen die terug wilden naar het noorden van de Gazastrook, ondernamen ook Mohammed, zijn vrouw en kinderen de lange, vermoeiende tocht. Ze liepen zo’n 25 kilometer, van het Mawasi-vluchtelingenkamp bij Khan Younis in het zuiden, naar Gazastad. Ieder gezinslid droeg een tas met zoveel mogelijk persoonlijke spullen. Thuisgekomen bleek dat de winkel, de huiskamer en de kinderkamers vernield waren maar, wonder boven wonder, bleek één slaapkamer gespaard. Daar bivakkeert het gezin nu in. Alles beter dan een tent, schrijft Mohammed me. Maar het gebrek aan water en elektriciteit maken het leven in de ruïne van hun huis niet gemakkelijk. “We hebben geleerd om te lijden en ik ben er zeker van dat we oplossingen zullen vinden,” schrijft Mohammed me.

    De crowdfunding die ik in maart 2024 initieerde heeft tot dusver een enorm mooi resultaat opgeleverd. We ontvingen mee dan zeshonderd donaties. Hartelijk dank daarvoor. We gaan er nog even mee door om, als het zover is, het gezin van mijn vriend Mohammed een nieuwe start te garanderen. In Gaza of daar buiten.  

    https://gofund.me/15bf945e

    Staakt-het-vuren kan niet snel genoeg komen

    Voor Mohammed Abu Afash kan zondag niet snel genoeg komen. Zondag 19 januari zal in principe het akkoord tussen Israël en Hamas in werking treden. De Israëlische aanvallen zouden dan in principe moeten stoppen, de eerste gijzelaars vrijkomen en de Rafah-grensovergang tussen Egypte en Gaza heropenen. Dat betekent dat de eerste zieken en zwaargewonden, die urgent medische hulp nodig hebben, Gaza kunnen verlaten en dat er meer humanitaire hulp Gaza binnengelaten kan worden.

    ‘Beste Jan, ondanks alle pijn en verwoestingen ben ik erg blij,’ schrijft Mohammed me vrijdagochtend. Dit is het staakt-het-vuren waar de bevolking in Gaza al zo lang naar uitkeek. Mohammed verloor zijn huis en zijn winkel tijdens de oorlog. Zijn drie dochtertjes Eiaa, Aliaa en Layan konden niet naar school. De familie moest verschillende keren vluchten en leefde de afgelopen maanden in Mawasi, een tentenkamp in het zuiden van Gaza voor ontheemde Palestijnen. Het kamp was door Israël aangewezen als ‘veilige zone’, maar echt veilig was het er niet. Verschillende keren waren er luchtaanvallen op het kamp, in sommige gevallen gevaarlijk dicht bij de tent van de familie Abu Afash. Daags voor kerst was er nog een aanval waarbij granaatsplinters hun tent beschadigde. Gelukkig kwam het gezin met de schrik vrij, maar enkele meters verderop vonden zeven Palestijnen de dood in brandende tenten.

    Sinds maart loopt onze crowdfunding voor de familie van Mohammed. Als zijn telefoon bereik had hield hij me, via Whatsapp, op de hoogte van het leven in het vluchtelingenkamp: van de ontberingen, de kou, de vermoeidheid, de onzekerheid en het geweld. Een paar weken geleden liet Mohammed een tankwater met drinkwater komen voor zijn sectie van het kamp (zie de foto’s). Het ingezamelde geld was niet alleen voor hem en zijn gezin, maar ook voor de mensen om hem heen.

    Hoe het nu verder gaat is onduidelijk. Al in april hebben we, met de opbrengst van deze crowdfunding, “coördinatiegeld” betaald in Cairo zodat de familie kan uitreizen naar Egypte. Of en wanneer het vertrek naar Egypte alsnog zal plaatsvinden moet in de komende tijd duidelijk worden. Voorlopig blijft de familie in Mawasi en is het gevaar nog niet geweken. In de uren na de bekendmaking van het akkoord voerde Israël nog aanvallen uit waarbij 73 Palestijnse doden vielen. Het akkoord is nog niet van kracht en er zijn nog een aantal losse eindjes, waarbij beide partijen elkaar beschuldigen van kwade trouw.

    Op verzoek van Mohammed gaan we door met de crowdfunding. Het ingezamelde geld blijft hij gebruiken voor de aankoop van voedsel, water, dekens enzovoorts, voor zijn gezin en naaste omgeving. En hopelijk blijft er geld over om straks, in een nieuwe, onzekere fase als de wapens eindelijk zwijgen, een nieuw leven op te bouwen.

    https://gofund.me/15bf945e (klik voor donaties)

    Ceasefire Can’t Come Soon Enough

    For Mohammed Abu Afash, Sunday can’t come soon enough. In principle, the agreement between Israel and Hamas will come into effect on Sunday, January 19. The Israeli attacks should then stop, the first hostages should be released and the Rafah border crossing between Egypt and Gaza should reopen. This means that the first sick and seriously injured people who urgently need medical care can leave Gaza and that more humanitarian aid can be allowed into Gaza.

    ‘Dear Jan, despite all the pain and destruction, I am very happy,’ Mohammed wrote to me on Friday morning. This is the ceasefire that the people of Gaza have been looking forward to for so long. Mohammed lost his home and his shop during the war. His three daughters Eiaa, Aliaa and Layan could not go to school. The family had to flee several times and in recent months they lived in Mawasi, a tent camp in the south of Gaza for displaced Palestinians. The camp had been designated by Israel as a ‘safe zone’, but it was not really safe there. There were several air raids on the camp, in some cases dangerously close to the Abu Afash family’s tent. The day before Christmas there was another attack in which shrapnel damaged their tent. Fortunately, the family escaped unscathed, but a few meters further on seven Palestinians were killed in burning tents.


    Our crowdfunding for Mohammed’s family has been running since March. When his phone had reception, he kept me informed, via WhatsApp, about life in the refugee camp: about the hardships, the cold, the fatigue, the uncertainty and the violence. A few weeks ago Mohammed had a tank of drinking water delivered to his section of the camp (see the photos). The money raised was not only for him and his family, but also for the people around him.
    It is unclear what will happen next. In April, we already paid “coordination money” in Cairo with the proceeds from this crowdfunding so that the family can travel to Egypt. Whether and when the departure to Egypt will still take place will have to become clear in the coming period. For the time being, the family will remain in Mawasi and the danger has not yet passed. In the hours after the announcement of the agreement, Israel carried out further attacks that killed 73 Palestinians. The agreement has not yet entered into force and there are still a number of loose ends, with both parties accusing each other of bad faith.
    At Mohammed’s request, we will continue with the crowdfunding. He will continue to use the money raised to buy food, water, blankets, etc. for his family and immediate surroundings. And hopefully there will be money left over to build a new life in a new, uncertain phase when the guns finally fall silent.

    Winter in Mawasi

    English below

    Het is koud en nat in Mawasi in het zuiden van de Gazastrook waar honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen in tenten bivakkeren, die vaak niet goed bestand zijn tegen het gure winterweer. Mawasi is een 16 kilometer lange, zanderige “evacuatiezone” langs de kust. Er zijn geen voorzieningen. Mawasi is al een concentratiekamp genoemd want de mensen, afkomstig uit verschillende delen van de Gazastrook, kunnen geen kant op. Echt veilig is het ook niet want van tijd tot tijd vindt er een Israëlische aanval plaats.
    Afgelopen dagen overleden drie babies als gevolg van de kou. Veel mensen zijn verzwakt door gebrek aan goed voedsel. Infectieziektes doen de ronde.
    Een paar keer per week ben ik in contact met Mohammed Abu Afash. Hij en zijn familie zijn al meer dan een jaar op de vlucht en verblijven sinds mei in Mawasi. Mohammed houdt me trouw op de hoogte over zijn leven daar. De afgelopen tijd waren er verschillende keren Israelische aanvallen, gevaarlijk dicht bij de tent van de familie Abu Afash.

    Hij schrijft:
    “Kort daarna was er een grote explosie in de buurt van ons kamp en scherven raakten onze tenten meerdere keren. Door de genade van God raakte niemand in ons gezin fysiek gewond, maar het was angstaanjagend en diende als een nieuwe herinnering aan hoe precair onze omstandigheden zijn.”

    “Ondertussen blijven de kosten van voedsel en groenten stijgen en is meel vaak schaars – we zijn de afgelopen drie maanden meerdere keren bijna door ons meel heen. Zelfs het bereiden van eenvoudige maaltijden is een voortdurende uitdaging geworden.”

    “Ondanks alles blijven we vasthouden aan de hoop om onze kinderen een betere toekomst te geven. We vragen respectvol om uw steun en vrijgevigheid om ons te helpen deze omstandigheden te doorstaan totdat de Rafah-overgang naar Egypte weer opengaat, zodat we eindelijk veiligheid kunnen zoeken buiten Gaza. Jullie donaties maken een wereld van verschil – ze bieden niet alleen essentiële zaken zoals voedsel en onderdak, maar ook de belofte van een normaal leven waarin mijn kinderen onderwijs, waardigheid en de eenvoudige vrijheden kunnen nastreven die andere kinderen over de hele wereld genieten.
    Ik hoop dat jullie blijven delen en doneren, zodat we ons doel zo snel mogelijk kunnen bereiken.
    Ik zal jullie regelmati op de hoogte stellen van onze reis. Bedankt dat jullie mijn familie steunen.”

    Mohammed

    donations: https://gofund.me/d440c5f2

    Op 1 januari 2025 stuurde Mohammed mij een aantal foto’s van de wateroverlast in Mawasi. Hij schreef me: Dear Jan, yesterday was a terrifying night, bitter cold, heavy rain, the tent was flooded due to broken poles, today I tried as much as I could to fix it and bought a new awning to protect us from the rain, I don’t know how long this will last!

    It is cold and wet in Mawasi in the south of the Gaza Strip where hundreds of thousands of Palestinian refugees are living in tents, which are often not well-equipped to withstand the harsh winter weather. Mawasi is a 16-kilometre-long, sandy “evacuation zone” along the coast. There are no facilities. Mawasi has already been called a concentration camp because the people, who come from different parts of the Gaza Strip, have nowhere to go. It is also not really safe because from time to time an Israeli attack takes place.
    In the past few days, three babies have died as a result of the cold. Many people are weakened by a lack of good food. Infectious diseases are doing the rounds.
    A few times a week I am in touch with Mohammed Abu Afash. He and his family have been on the run for more than a year and have been living in Mawasi since May. Mohammed keeps me faithfully informed about his life there. There have been several Israeli attacks recently, dangerously close to the Abu Afash family’s tent.

    “There was a large explosion near our camp, and shrapnel struck our tents multiple times’” he writes. “By the grace of God, no one in our family was physically hurt, but it was terrifying and served as another reminder of how precarious our circumstances are.”

    “Meanwhile, the cost of food and vegetables keeps rising, and flour has often been scarce—we’ve nearly run out multiple times over the last three months. Even preparing basic meals has become an ongoing challenge.”

    “Despite everything, we continue to hold onto the hope of giving our children a better future. We respectfully ask for your support and generosity to help us endure these conditions until the Rafah Crossing reopens, so we can finally seek safety beyond Gaza. Your donations and shares make a world of difference—providing not only essentials like food and shelter, but also the promise of a normal life where my children can pursue an education, dignity, and the simple freedoms other children enjoy around the world.
    Hope you keep sharing and donating so that we can achieve our goal as soon as possible.
    From now on I will try to update you often, so you keep informed about our journey. Thank you for standing with us and supporting my family.
    Love and Appreciation.
    ….
    Mohammed and his family”

    Wat doen we met Gaza?

    De uitkomst van de oorlog in Gaza blijft onduidelijk. Wat gebeurt er na de genocide? Gaza is grotendeels verwoest en onleefbaar gemaakt. Wat is het lot van de twee miljoen Palestijnse ontheemden die nu in tentenkampen bivakkeren? Blijft Israël als bezettende macht voor altijd aanwezig in Gaza? Worden de plannen van joodse religieuze ultra’s gerealiseerd en verrijzen er straks nederzettingen op de ruïnes van Jabalya en Gaza Stad?

    Jabalya

    De bekende Palestijnse historicus Rachid Khalidi klaagde er onlangs in een interview over dat er na 7 oktober 2023 te weinig aandacht is voor de geschiedenis. Er is volgens de auteur van het standaardwerk ‘De honderdjarige oorlog tegen Palestina’ zelfs een zekere blindheid voor alles wat vooraf ging aan de Hamas-aanval op Zuid-Israël. Spoiler: de rode draad in die pijnlijke voorgeschiedenis is het Israëlische verlangen het gebied te annexeren en ‘verlost’ te worden van de Palestijnse bevolking daar.

    Niet alleen maakte de massale aanwezigheid van Palestijnse bevolking het lastig Gaza te ‘verjoodsen’ en onderdeel van Israël te maken. Palestijns Gaza was ook een constante herinnering aan de Nakba: de verdrijving van 750.000 Palestijnen uit hun vaderland in 1947-‘48. Gaza was als het ware een levend monument voor de donkere koloniale ontstaansgeschiedenis van Israël zelf.

    Het plan van premier Ben Gurion om de Gazastrook in te lijven, en te voegen bij het zuiden van de jonge staat Israël, stuitte in 1949 op verzet van Egypte. Ook de Verenigde Staten was tegen het Israëlische annexatieplan.

    Van november 1956 tot maart 1957 lukte het Israël wel Gaza tijdelijk te bezetten en het Egyptische leger te verjagen. Tijdens de Suez-crisis trokken Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël gezamenlijk op tegen Egypte. Doel was de nationalistische president Nasser ten val te brengen en de nationalisatie van het Suezkanaal ongedaan te maken. Israël bezette een deel van de Sinaïwoestijn en de Gazastrook.

    In Gaza vocht Israël niet alleen tegen de Egyptische militairen die in het gebied waren gelegerd. Ook de Palestijnse bevolking werd de dupe van Israëlische oorlogshandelingen. Op 2 november 1956 werd Khan Younis door de Israëlische luchtmacht gebombardeerd. Veel burgers kwamen hierbij om het leven. De volgende dag trokken Israëlische tanks en troepen Khan Younis binnen. Mannen die ze ervan verdachten fedajien te zijn, Palestijnse vrijheidsstrijders, werden ter plekke geëxecuteerd. Let wel: dit was meer dan dertig jaar voordat Hamas werd opgericht. Alle mannen van vijftien jaar en ouder moesten zich melden en verzamelen zich op het centrale plein en in het vluchtelingenkamp van Khan Younis. Volgens de UNRWA maaiden die dag Israëlische militairen 275 Palestijnen met machinegeweren neer. Enkele dagen na de slachtpartij in Khan Younis vond in Rafah een bloedbad plaats waarbij, volgens de UNRWA, 111 Palestijnen door Israëlische militairen werden gedood.

    De massale executies en arrestaties van Palestijnse vluchtelingen in Jabalya, Deir al Balach, Gaza-Stad, het Shati-kamp, Khan Younis en Rafah tijdens de kortstondige bezetting van 1956-’57 zijn een macaber voorspel van wat in de decennia daarna nog zou komen.

    Uiteindelijk kwam Egypte in de Suezcrisis als overwinnaar uit de bus en was Israël gedwongen zich terug te trekken uit de Sinaï en de Gazastrook. Echt rustig werd het echter niet in Gaza en in de junioorlog van 1967 zou Israël de strook alsnog bezetten. Het zou het begin zijn van een onophoudelijke cyclus van geweld.

    Wat doen we met Gaza en met de Palestijnse vluchtelingen die daar wonen, was de vraag die Israëlische politici elkaar stelden in de periode na 1967. Haaretz journalist Ofer Aderet verrichte archiefonderzoek naar de vergadernotulen van het Israëlische kabinet. Al een paar dagen na het begin van de bezetting in 1967 stelde minister van Defensie Moshe Dayan voor honderdduizenden Palestijnen Gaza uit te zetten. “Als we 300.000 vluchtelingen Gaza uit zetten, kunnen we Gaza zonder problemen annexeren,” aldus Dayan. Zijn collega minister van Binnenlandse Zaken Moshe Shapiro stelde voor 200.000 vluchtelingen naar El Arish in de Sinaiwoestijn te deporteren. Een ander kabinetslid, Eliyahu Sasson, suggereerde de Palestijnen naar de Oostelijke Jordaanoever, namelijk Jordanië, te sturen.

    Ook minister Yigal Allon was voorstander de vluchtelingen naar de Sinaï te sturen. “De hele Sinaï, niet alleen Arish, is heel geschikt om de vluchtelingen op te nemen. We moeten niet wachten, laten we beginnen hen daar naar toe te sturen.” Later pleitte Allon voor emigratie van de Palestijnen naar Canada en Australië. Liefst zo ver mogelijk van Israël vandaan.

    Premier Levi Eshkol, net als Dayan en Allon lid van de Arbeiderspartij, bleek zich bewust dat het misschien toch wat delicaat was om de vluchtelingen Gaza uit te zetten. Het zou slecht zijn voor Israëls imago in de wereld. Eshkol zei dat de ‘emigratie van de Arabieren’ rustig, kalm en discreet moest worden aangepakt. “We moeten een manier vinden dat ze uit zichzelf vertrekken.” Een van die manieren was om de Palestijnen niet genoeg water te geven. “Dan hebben ze geen keus. Hun boomgaarden zullen verpieteren. Of wie weet, misschien komt er wel weer een nieuwe oorlog en dan lost het probleem zich vanzelf op.”

    Ook de eerste leiders van Israël, waaronder Golda Meir en David Ben Gurion, wilden van de Palestijnse vluchtelingen in Gaza af

    n 1971 boog premier Golda Meir zich ook over de kwestie. Ze was voorstander van het ‘uitdunnen’ van de vluchtelingenkampen in Gaza. Het liefst zag ze ‘de Arabieren’vrijwillig vertrekken. Moshe Dayan hield haar voor dat sommige bewoners uit hun huis gezet konden worden als ze werden verdacht van terreurdaden. “We geven ze 48 uur om te vertrekken,” zei Dayan. “We bieden hen bijvoorbeeld aan naar Al Arish te brengen en hun meubilair op een vrachtwagen te laden Als de bewoners niet vrijwillig gaan zetten we een bulldozer in en slopen we het huis.” Golda Meir vond dat wel een goed plan en “helemaal niet wreed”. “Het is duidelijk dat we er niet in zullen slagen het Jabalya-kamp op vrijwillige basis uit te dunnen. Dat zou veel plezieriger zijn, maar er is geen alternatief.”

    De uitlatingen van deze eerste, ‘linkse’ generatie politici van een halve eeuw geleden, lijken als twee druppels water op het discours van de religieus-zionistische extremisten van nu. Gaza staat symbool voor het onopgeloste vluchtelingenprobleem en voor Palestijnse nationalisme en zelfbewustzijn. Dat is de reden van Israëls genocidale campagne de afgelopen veertien maanden om Palestijns Gaza van de aardbodem weg te vagen; een militaire campagne die veel verder gaat dan een afstraffing van Hamas. Netanyahu en zijn uiterst-rechtse regering maken gebruik van een ‘kans’ waar eerdere Israelische politici alleen maar van droomden: namelijk zoveel mogelijk Palestijnen te verjagen uit Gaza.

    Als de wereld Israël verder straffeloos zijn gang laat gaan zal de annexatie van (delen van) Gaza en de bouw van nieuwe joodse nederzettingen daar, gevolgd worden door een verdere kolonisering van de Westelijke Jordaanoever. Dat zal gepaard gaan met meer geweld. Een duister vooruitzicht voor 2025, maar er is weinig reden voor optimisme. 

    Dit artikel is geschreven voor de Nieuwsbrief van Groningen – Jabalya, december 2024

    Groningen heeft band met Jabalya, maar Jabalya ligt in puin

    Is ooit eerder een zusterstad van Groningen met de grond gelijk gemaakt?

    De stedenband tussen Groningen en Jabalya in de Gazastrook is weliswaar nooit officieel bekrachtigd, maar de gemeente Groningen bouwde er een prachtig jeugdcentrum. Er was jarenlang contact tussen Groningse en Palestijnse ambtenaren, onder andere over het jongerenbeleid in Jabalya. Daarnaast onderhielden, zo goed en kwaad als dat ging, bestuursleden van de Stichting Groningen-Jabalya contacten met Palestijnse vrienden en kennissen en bezochten ze Jabalya verschillende malen.

    De band met Jabalya voelt nu treuriger aan dan ooit. Jabalya ligt namelijk in puin.

    Er waren twee dodelijke rondes.

    Enkele weken na de Hamas-aanval in het zuiden van Israël op 7 oktober, waarbij 846 Israëlische burgers en meer dan 300 militairen werden gedood, viel het Israëlische leger Gaza binnen. Eerder al was de Israëlische luchtmacht begonnen het noorden van Gaza, inclusief Jabalya, op grote schaal te bombarderen. Wekenlang vonden in Jabalya zware gevechten plaats en pas eind december verklaarde het Israëlische leger Jabalya volledig onder controle te hebben. Israël zei dat Hamas in noord-Gaza verslagen was en dat er duizenden “terroristen” waren gedood.

    Vier maanden later werd er echter opnieuw strijd geleverd in het noorden van Gaza. Op 12 mei kondigde het Israëlische leger aan terug te gaan naar Jabalya “om te voorkomen dat Palestijnse strijdgroepen zich er zouden hergroeperen”. Wekenlang werd er hevig gevochten en werd Jabalya genadeloos bestookt met artillerie en luchtbombardementen. De BBC citeerde een Israëlische officier die zei dat de gevechten in Jabalya “de heftigste” waren in zeven maanden Gaza-oorlog. Pas begin juni verklaarden de Israëli’s Jabalya en aanpalende dorpen in het noorden van Gaza weer onder controle te hebben. Waarschijnlijk zo lang als het duurt.

    Intussen is Jabalya een rampgebied. Hele buurten zijn veranderd in puinhopen en onherkenbaar geworden, huizenblokken zijn veranderd in ruïnes, van flatgebouwen zijn alleen skeletten over. Het enige ziekenhuis van Jabalya, het al-Awda, is door de Israëli’s ontmanteld, net als alle andere medische faciliteiten in Noord-Gaza. Navi Pillay van de VN-onderzoekscommissie omschreef de ‘enormiteit’ van alle incidenten die als oorlogsmisdaden zouden kunnen worden omschreven als ‘niet eerder gezien in mijn leven’.

    Beeld van de vernielingen in het Jabalya vluchtelingenkamp (WAFA)

    Ja, er waren hevige gevechtsrondes tussen het Israëlische leger en Palestijnse strijders, maar Israël heeft daarbij willens en wetens voortdurend het internationaal humanitair recht overschreden. In het in juni verschenen explosieve rapport van de VN-onderzoekscommissie worden vier principes genoemd die het Israëlische leger met voeten heeft getreden:

    • Het principe van onderscheid tussen burgers en militairen/strijders en het onderscheid tussen militaire en niet-militaire objecten. Alles moet worden gedaan om vast te stellen of een persoon of een gebouw als een militair object kan worden beschouwd. In geval van twijfel mag het niet als een militair object worden beschouwd.
    • Het verbod van willekeurige aanvallen, dat zijn aanvallen die niet gericht zijn op een specifiek militair doel. Ook mogen er geen strijdmethodes of munitie worden gebruikt die niet gericht of geschikt zijn voor een specifiek militair doel.
    • Het principe van proportionaliteit. Aanvallen van de strijdende partijen moeten proportioneel zijn, dat wil zeggen dat de schade aan burgers en hun eigendommen gerechtvaardigd kan worden met het militaire voordeel dat met de aanval wordt behaald.
    • Het principe van voorzorgsmaatregelen. Strijdende partijen moeten er bij het uitkiezen van wapens, tactieken, timing en doelen rekening houden met mogelijke doden of gewonden onder burgers. Het risico op burgerslachtoffers moet in ieder geval zo beperkt mogelijk worden gehouden.

    Het ‘meest morele leger ter wereld’, zoals premier Netanyahu de Israëlische strijdkrachten omschrijft, heeft zich in Gaza geen barst aangetrokken van bovenstaande principes. De VN-onderzoekscommissie, die de toegang tot Gaza door Israël overigens werd geweigerd, verzamelde meer dan 7.000 incidenten in de eerste maanden van de oorlog waarbij het internationaal recht werd geschonden. De dossiers worden overgedragen aan het Internationaal Strafhof (ICC).

    Het Israëlische leger lijkt zich in veel gevallen niet alleen niets aan te trekken van het oorlogsrecht, maar zich te laten leiden door wraak- en vernielzucht. Honger en dorst worden ingezet als oorlogswapens. De dehumanisering van Palestijnse burgers en maatschappij nam bij tijden hysterische trekken aan. De oorlog veranderde van een strijd tegen Hamas in een oorlog tegen kinderen met minstens 15.000 dode en 21.000 vermiste kinderen. Het werd een oorlog tegen Palestijnse onderwijsinstellingen, gezondheidszorg en tegen journalisten en intellectuelen. Het werd een oorlog tegen de burgerbevolking als geheel, die met miljoenen in een nachtmerrie werd gestort van ontheemding, ontbering en onveiligheid.

    Het VN-onderzoeksrapport noemt een aantal voorvallen in Jabalya waarbij duidelijk sprake was van oorlogsmisdaden. Op 9 oktober, in het prille begin van de oorlog, vonden zware explosies plaats in Al Trance Straat in het Jabalya vluchtelingenkamp. De straat wordt gebruikt als markt en was op dat moment vol mensen die inkopen kwamen doen. Door het onaangekondigde luchtbombardement kwamen tenminste 42 mensen om het leven, waaronder veel vrouwen en kinderen. Latere berichten spraken van 60 doden. Twee hoge flatgebouwen werden met de grond gelijk gemaakt.

    Op 31 oktober werd een woonwijk in het vluchtelingenkamp aangevallen waarbij een terrein van tenminste 2,500 vierkante meter totaal platgebombardeerd werd. Israël beweerde later een Hamas-commandant te hebben gedood, maar de tol aan burgerdoden -99 voornamelijk vrouwen en kinderen- en schade aan gebouwen was buitenproportioneel.

    Het zijn maar twee gedocumenteerde gevallen van niets en niemand ontziend geweld in een eindeloze reeks.

    Wat voor zin heeft het platgooien van Jabalya?

    Het ontvolken?

    Een groot deel van de bevolking is inderdaad gevlucht en bivakkeert nu in tenten in onveilige “veilige zones” in centraal Gaza. Maar hebben ze veel andere keus dan terugkeren naar hun kapotte huizen als de oorlog is afgelopen? Er bleven trouwens ook nog, tussen de ruïnes, tienduizenden mensen in Jabalya achter, die niet konden of wilden vluchten.

    Uiterst-rechts in Israël droomt van een nieuwe nakba waarbij de Palestijnse vluchtelingen als sneeuw voor de zon verdwijnen. In Noord-Gaza zouden dan joodse nederzettingen moeten komen met villadorpen en vakantieresorts.

    De tijd zal leren of de schuldigen van oorlogsmisdaden te zijner tijd verantwoording zullen afleggen en op welke manier. Met het platgooien van Jabalya is de nachtmerrie nog lang niet voorbij, zoveel is wel zeker.

    Dit artikel werd geschreven voor de Nieuwsbrief van Groningen-Jabalya (juli 2023) en in verkorte vorm gepubliceerd door het Dagblad van het Noorden op 7 juli 2024.

    Voor de zevende keer gevlucht

    De familie is afgelopen weekend voor de zevende (!) keer gevlucht. Oorspronkelijk woonden ze in Gaza Stad waar Mohammed een winkeltje in schoolbenodigdheden en speelgoed had. Hun woning en winkel ligt, als gevolg van het oorlogsgeweld, al sinds maanden in puin en het gezin -vader, moeder en drie dochtertjes- zijn van hot naar her gevlucht. Telkens naar een ‘veilige plek’ die niet veilig bleek te zijn. Er zijn immers geen veilige plekken in Gaza. Tot voor kort bivakkeerde de familie in het oosten van Rafah maar sinds het Israëlische leger daar vorige week een militaire operatie begon zijn ze op de vlucht.

    Mohammed stuurde me een paar foto’s van hun zevende ‘evacuatie’

    Weer alles inpakken, weer verkassen…

    Meenemen wat je nodig denkt te hebben…

    De schamele bezittingen…

    De familie heeft geen tent meer on te slapen. Ze slapen nu bij familie verderop in de Gazastrook: de vrouwen en kinderen bij elkaar en de mannen bij elkaar.

    Of via deze link: https://gofund.me/208eb58f

    Slachtpartij van journalisten in Gaza moet stoppen

    Er vindt een slachtpartij plaats onder de journalisten in Gaza.

    Volgens Reporters Without Borders (RSF) staat de macabere teller sinds het begin van de oorlog in oktober inmiddels op 105. In overgrote meerderheid zijn de slachtoffers Palestijnse journalisten, die van binnenuit verslag deden van de luchtbombardementen, beschietingen en grootscheepse verwoestingen.

    Ter vergelijking: in Ukraine kwamen sinds 2014 nog geen 20 journalisten om het leven. Conflicten in het Midden-Oosten zijn altijd al levensgevaarlijk geweest voor journalisten. Westerse correspondenten werden ontvoerd en vermoord, Arabische journalisten gevangengezet en erger, maar ‘Gaza’ is exceptioneel. Er is alleen directe berichtgeving van binnenuit. De Palestijnse verslaggevers, de ‘ogen en de oren’ van de wereld, zijn tevens potentiele doelwitten en slachtoffers van het geweld.

    Eind maart wijdde NRC een indrukwekkend dossier van meer dan drie pagina’s aan de dood van journalisten in Gaza. Ook organisaties als de International Federation of Journalists, RSF en het Committee for the Protection of Journalistshebben het grote aantal journalistieke slachtoffers uitvoerig gedocumenteerd.

    De feiten zijn bekend maar de internationale gemeenschap is angstvallig stil.

    Hoe anders was dat toen op 1 april zeven internationale hulpverleners werden gedood bij drie opeenvolgende Israëlische droneaanvallen. Drie Britten, een Australische, een Pool, een Amerikaan en een Palestijn verloren hun leven. De internationale verontwaardiging was groot. Van verschillende kanten werd een onafhankelijk onderzoek geëist. Het Israëlische legeroptreden van eerst schieten en daarna pas vragen stellen werd -terecht- door vriend en vijand scherp bekritiseerd.

    Hoe zou de internationale gemeenschap hebben gereageerd als drie Britse, een Australische, Amerikaanse en Poolse journalist op één dag zouden zijn doodgeschoten door het Israëlische leger?

    Maar er bevinden zich geen buitenlandse journalisten in Gaza. Israël laat geen media toe tot het gebied, behalve in een paar uitzonderlijke situaties, embedded met het Israëlische leger. Praktisch alle beelden, alle verhalen van de oorlog komen tot ons via Palestijnse journalisten.

    In de periode 2011-’14 leerde ik, als directeur van het Doha Center for Media Freedom met een geaffilieerd trainingscentrum in Gaza, veel van hen kennen. Met een arbeidsmarkt die de vaak goed opgeleide jongeren weinig kansen biedt, maar met een overvloed aan nieuws, was journalistiek in Gaza een populair beroep. Ondanks de Israëlisch-Egyptische blokkade konden journalistieke producten -video, foto’s en geschreven tekst- gemakkelijk online geëxporteerd worden naar de Arabische en internationale media. Gaza werd de afgelopen decennia, ondanks en dankzij alle ellende, een onwaarschijnlijke journalistieke hub.

    Dat Israël dit ook al voor 7 oktober met lede ogen toezag blijkt onder andere uit de totale verwoesting in mei 2021 van het twaalf verdiepingen tellende Al-Jalaa gebouw in Gaza Stad. In deze torenflat bevonden zich de kantoren van Al Jazeera, het Amerikaanse persbureau AP, de trainingsfaciliteiten van het Doha Center en andere mediaorganisaties. Israëls rechtvaardiging om het gebouw met de grond gelijk te maken was dat de inlichtingendienst van Hamas er zou huizen, maar dit is nooit door onafhankelijke bronnen bevestigd.

    Verslag doen uit het oorlogsgebied van Gaza is niet alleen levensgevaarlijk voor de journalisten en hun familieleden, er heerst ook een gevoel van plicht om de wereld te informeren over de verschrikkingen van de oorlog en het vaak slecht begrepen lot van de Palestijnse bevolking in Gaza. “We voelden dat het onze taak was de hele wereld van informatie te voorzien,” zegt Ola Zaanoun, werkzaam voor RSF en een van de weinige journalisten die uit het gebied geëvacueerd kon worden naar Doha.

    De offers die voor dat meer dan alleen professionele plichtsgevoel moeten worden gebracht zijn enorm. Ola’s man Adel Zaanoun, correspondent voor AFP en mijn vroegere collega bij het Doha Center, is nog steeds dagelijks aan het werk in Gaza. “Op een dag was er een luchtaanval, heel dichtbij,” vertelde hij. “Verschillende collega’s kwamen daarbij om het leven. Stel je voor dat je je collega’s, je vrienden voor je ogen ziet doodgaan. Stel je voor dat je gewekt wordt door een enorm bombardement, dat je lichaamsdelen alle kanten op ziet vliegen, de tent boven je hoofd instort in en je bedolven wordt door zand en stof..”

    Het Israëlische leger heeft mediaorganisaties als AFP geïnformeerd dat de veiligheid van haar journalisten niet kan worden gegarandeerd. Dat is dan nog een vriendelijke versie van de communicatie tussen de Palestijnse journalisten ter plekke en het leger. In november kreeg Al Jazeera journalist Anas Sherif verschillende telefoontjes van Israëlische officieren met de aanzegging dat hij direct moest ophouden met zijn verslaggeving uit het noorden van Gaza. Sherif meldde de dreigementen aan zijn werkgevers aldus het Committee for the Protection of Journalists.  Het kon niet voorkomen dat het ouderlijk huis van Sherif in Jabalia enkele weken later getroffen werd door een luchtbombardement, waarbij zijn vader om het leven kwam.

    In sommige gevallen wordt de vrees familieleden te verliezen en de dagelijkse druk van de oorlog sommige journalisten te veel. Een persfotograaf die dringend Gaza uit wilde om op adem te komen en in december een beroep deed op het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken om hem te helpen Gaza te verlaten, kreeg nul op rekest. Dit ondanks het feit dat hij directe familieleden in Nederland heeft en de NVJ het ministerie over zijn zaak uitvoerig informeerde.

    Zolang bondgenoten van Israël, zoals Nederland, niet kunnen bewerkstelligen dat Israël zich aan zijn internationale plicht houdt om journalisten te beschermen, zouden in ieder geval collega’s die geëvacueerd willen worden, geholpen moeten worden. Nederland speelt een actieve rol in de Global Media Freedom Coalition, een groep van 50 lidstaten die zeggen op te komen voor persvrijheid, wereldwijd. Na meer dan een half jaar verlies en pijn van de journalisten in Gaza is het tijd dat de goedbetaalde diplomaten en politici wakker worden.

    De statistieken zijn schokkend: elke twee dagen gemiddeld minstens één gedode journalist. Terwijl ik dit stukje tik zie ik opnieuw een alarmerend bericht. Journalist Bayan Abusultan, met meer dan 221.000 volgers op Instagram, is spoorloos verdwenen. Meer dan een week is ze niet meer gesignaleerd. Het laatst was ze gezien op 19 maart, gearresteerd door de Israëlische troepen tijdens de belegering van het Al-Shifa ziekenhuis. RSF krijgt geen antwoord op de vraag aan de Israëli’s om licht te werpen op Bayan’s verblijfplaats.

    Toen ik dit bericht las was ik eerlijk gezegd bang dat Bayan’s naam toegevoegd zou worden aan de lange lijst van gedode journalisten. Tot 29 maart. Bayan laat van haar horen met een tweet bestaande uit twee woorden: I survived. Ik haal opgelucht adem. Maar de volgende dag lees ik weer een bericht van haar op sociale media. Ze was erbij toen haar ouders haar broer en ‘hun enige zoon in hun armen sloten en toekeken toen hij overleed’.

    Goed nieuws uit Gaza laat voorlopig nog wel even op zich wachten, ook voor degenen die het overleven. 

    Dit artikel werd eerder gepubliceerd op VillaMedia op 9 april 2024: https://www.villamedia.nl/artikel/opinie-de-slachtpartij-van-journalisten-in-gaza-moet-stoppen

    Update1 juli 2025

    Bij een Israëlische luchtaanval op een Strandcafé in Gaza Stad kwamen minstens 33 mensen om het leven en vielen zo’n 50 gewonden. Het café is populair bij journalisten, kunstenaars en activisten. De bekende journalist en fotograaf Ismail Abu Hatab (32) kwam om het leven. Journalist en sociale media influencer Bayan Abusultan, met inmiddels 243.000 volgers op Instagram, was ook in het café tijdens de Israëlische luchtaanval. Ze overleefde het bombardement miraculeus en raakte licht gewond. Op internet gingen foto’s viraal van een bebloede, glimlachende Bayan, die verzorgd wordt door een groep vrouwen.

    Bayan wordt na het bombardement geholpen door een groep vrouwen. Het is Israël niet gelukt haar te vermoorden.

    De schaduw van de andere oorlog achter de huidige

    “De afgelopen jaren zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht. Elke oorlog is weer anders, en toch lijken ze op elkaar. Er zijn vreselijke dagen die worden overtroffen door nog vreselijker dagen. Als ik de foto’s zie van de oorlogsvluchtelingen en de mannen, vrouwen en kinderen die in de donkere tunnels van Cartagena (Spaanse burgeroorlog red.) schuilden, moet ik aan de duizenden denken die in de metrostations van Kiev en Charkov bivakkeren. En ik moet aan Beiroet in 1982 denken, toen ik zelf geregeld in een schuilkelder zat, diep onder een flatgebouw”.

    Oud-correspondent voor de Volkskrant Jan Keulen neemt ons in zijn boek De Oorlog van gisteren mee naar de tijd van de Libanese burgeroorlog maar ook naar de oorlogen tussen Israël en Palestina en de voortdurende onrust in het Midden-Oosten. Hij zat dicht op de huid van de (wereld) geschiedenis en deed daarvan dagelijks verslag. Journalisten schrijven vaak ‘de eerste versie van de geschiedenis’ en Keulen is een enorme kenner/ insider over deze regio. 

    Keulen beschrijft zijn intense journalistieke periodes vanuit een persoonlijke invalshoek. We leren een knappe Libanese vriendin kennen, handelaren in leed, een straatvechter die zich verhuurt aan verschillende strijdgroepen, politiek activisten die blijven volhouden, spionnen die worden ontmaskerd, en ballingen die steeds opnieuw moeten vluchten. Keulen, die als journalist ook de loopgravenoorlog tussen Iran en Irak versloeg, laat ook zien dat de oorlog van toen de oorlogen van nu zijn.

    Voor vrede is geen plek in zijn boek. Keulen ontleent de titel van zijn geschrift aan de schrijver Stefan Zweig die bekend raakte met zijn boek De Wereld van gisteren. “De zon scheen krachtig en helder. Toen ik naar huis terugliep, zag ik ineens mijn eigen schaduw voor mij, zoals ik de schaduw van de andere oorlog achter de huidige zag”.

    Nederland kent in toenemende mate een traditie van journalistieke memoires. Verschillende verslaggevers schreven over hun standplaatsen (Olaf Koens, Lucas Waagmeester, Betsy Udink) of bijvoorbeeld Minka Nijhuis met haar boek Gekkenwerk: de zorgvuldig bewaarde geheimen van een oorlogsjournalist. En ook Jan Keulen schaart zich nu in dit rijtje van oud-correspondenten die hun licht en visie laten schijnen over hun beroep. Hun verhaal moet verteld worden.

    In De oorlog van gisteren laat Jan Keulen zich zien als een betrokken en zeer goed geïnformeerde journalist. Hij kijkt in zijn boek terug op zijn persoonlijke en professionele rol als verslaggever en hoe om te gaan met geweld in oorlogen en conflicten.  Schrijf je in spannende situaties over jouw eigen angsten en onzekerheden. Mag je eigen leed uitventen? Zeker, dat mag om het grotere verhaal te vertellen van oorlog, ellende en totale waanzin. Het boek van Keulen is een aanrader om meer te weten over de diepere oorzaken van conflicten in het Midden-Oosten.

    Boekbespreking door Lejo Siepe, in Vredesmagazine, jaargang 17, nr. 2, maart 2024

    De oorlog van gisteren

    Uitgeverij Jurgen Maas

    Prijs € 26.95

    Dank Dries, vriend en inspirator

    Mijn eerste persoonlijke ontmoeting met Dries van Agt dateert van haast twintig jaar geleden. Na een boekpresentatie in Amsterdam door Midden-Oosten journalist Robert Fisk kwam van Agt naar mij toe. Hij pakte mijn hand die hij niet losliet en zei iets in de trant van: ‘Nederland heeft journalisten zoals jij hard nodig. Er zouden er meer moeten zijn die eerlijk over de realiteit in Palestina en Libanon durven schrijven. Ga vooral zo door, mijn vriend.’

    Ik heb een vage herinneringen dat hij me daarna een omhelsing gaf. Er hing die avond veel emotie in de lucht, ook al door het vlammende betoog van Robert Fisk.

    Mijn vriend, had van Agt gezegd. Maar waren we wel vrienden?

    Die vraag kwam elf jaar later op mijn weg toen ik op het punt stond directeur van The Rights Forum te worden. Wilde ik eigenlijk wel bij ‘de club van Van Agt’ horen, zoals de organisatie vaak werd genoemd? Die twijfel had niets te maken met de uitgangspunten van The Rights Forum, die ik van harte ondersteunde. Opkomen voor het internationaal recht en voor de mensenrechten in het Midden-Oosten was de story of my life.

    Maar er was iets anders.

    Ik ben opgegroeid in Assen. Als kind ben ik vaak in Schattenberg geweest, wat op fietsafstand ligt van Assen. Schattenberg was in de oorlog het sinistere doorgangskamp Westerbork. In 1951 werden gedemobiliseerde Molukse KNIL-militairen en hun families min of meer gedumpt in de barakken van Westerbork, waar enkele jaren eerder meer dan honderdduizend Joden uit heel Nederland hadden gebivakkeerd, voordat ze getransporteerd werden naar concentratie- of vernietigingskampen.

    In de eerste klas van de HBS had ik een Ambonese kameraad, Alex Patty. Ik herinner me de geuren van -voor mij exotisch- gekruid eten, de moeders gekleed in sarong, het vrolijke schreeuwen van de kinderen in Schattenberg, het crossen op de fiets door het nabijgelegen bos..

    Jaren later, inmiddels student in Groningen, was ik nauw betrokken bij een werkgroep Zuid-Molukken, met veel Molukse leden uit Assen en Boven-Smilde. We waren tegen de dictatuur van Soeharto en voor het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van Oost-Timor en van de Molukken. Met een aantal Molukkers raakte ik bevriend. Het was een periode van gewelddadige acties, met als dramatische climax de gijzelingsactie in 1977 bij De Punt die beeindigd werd door een commando mariniers. Daarbij kwamen twee gegijzelden en zes Molukse kapers, de jongste was 17 jaar, om het leven.

    De gewelddadige afloop van De Punt, waar Van Agt destijds als minister mede-verantwoordelijkheid voor droeg, deed mij twijfelen.

    Uiteindelijk ben ik toch gaan werken voor The Rights Forum en ik heb aan die kleine drie jaar dat ik directeur was, een groot aantal heel goede herinneringen aan Dries overgehouden. Het zijn er te veel om hier te memoreren. Ik wil toch één noemen, namelijk het bezoek dat Dries bracht aan de redactie van het NOS-journaal, nu zo’n zes jaar geleden. Zoals gezegd: Dries vond eerlijke en objectieve informatie cruciaal.

    We werden met alle egards ontvangen door de hoofdredactie van het NOS-Journaal. Reden van ons bezoek was dat we de NOS-berichtgeving over Gaza eenzijdig en vaak zelfs foutief vonden. Dries vond de afsluiting van Gaza en het opsluiten van miljoenen Palestijnen daar door Israël, een schande. Hij vond de manier van berichtgeving geen recht doen aan de schrijnende realiteit, die ook nog eens in flagrante strijd was met het internationaal recht..

    Dries van Agt op de bezette Westelijke Jordaanoever

    In de loop van de jaren dat ik bij the Rights Forum werkte is mijn achting voor Dries alleen maar gestegen. Hij was als geen ander geinformeerd en oprecht betrokken. Bij alle schuivende panelen in de politiek, de verrechtsing en verruwing, bleef hij trouw aan zichzelf.

    En niet alles was politiek, trouwens. Hij had een scherp oog voor je bij ziekte of als je persoonlijke problemen had. Ik spreek uit ervaring. Het heeft mij vaak verbaasd hoe persoonlijk Dries kon zijn. Waar kwam die intuïtie vandaan? Hij leek door je heen te kijken. Hij wist het. Dries van Agt was een man van woorden, goed uitgekozen woorden, hij was zelfs een woordkunstenaar, maar in dat soort situaties was hij juist karig met woorden.

    In die zin is het misschien niet vreemd dat Dries me na afloop van een Rights Forum bijeenkomst in februari 2021 aansprak over de kwestie van de Zuid-Molukken. Hoe hij het wist, weet ik niet, maar hij wist dat die kwestie belangrijk voor mij was. ‘Ik heb een brief aan de koning geschreven,’ vertelde hij. ‘Ik heb er bij de koning op aangedrongen het leed van de Molukkers te erkennen. Het is toch wel heel wrang dat de Molukkers nooit een woord van medeleven hebben gekregen, of een ruimhartige compensatie, terwijl zij juist zo trouw waren aan ons land en aan het koningshuis. Het is een schande. Ze zijn erg onrechtvaardig behandeld.’

    Van Molukse vrienden in Assen hoorde ik later dat Van Agt toenadering had gezocht tot hun gemeenschap. Er vonden gesprekken plaats, onder andere met de schrijfster Dinah Marijanan. Dinah gaf Dries haar boek Barak 85 kamer 10, over haar jeugd in Schattenberg. Dries zou het niet alleen in één adem uitlezen, maar ook opsturen aan Willem-Alexander. ‘Dit moet je lezen koning’, raadde hij hem aan, hoewel misschien in iets andere bewoordingen. Dries was, ook in een van zijn laatste grote interviews met de NRC, een pleitbezorger geworden van excuses aan de Molukse gemeenschap.

    Dries durfde van mening te veranderen, als hij vond dat de feiten dat geboden. Hij was niet bang zijn nek uit te steken met goed onderbouwde opvattingen, ook als die niet pasten in het benepen straatje van de Hollandse politieke correctheid.

    Als het heilige land in doodsnood verkeerde, moest Nederland dat weten. Als het internationaal recht geschonden werd, liet hij een schreeuw om recht horen. Het zijn dan ook de titels van zijn laatste twee boeken: ‘’Schreeuw om recht” en “Palestina in doodsnood”.

    Dries zat niet op twitter en dat was maar goed ook. Ik ben altijd blij geweest dat hij de sociale media-accounts van The Rights Forum nooit onder ogen kreeg: bij gebrek aan argumenten waren de haat, de verwensingen en valse beschuldigingen niet van de lucht.  

    Zelfs na zijn herseninfarct kreeg hij de nodige hate mail. Dries refereert er zelf aan in zijn NRC-interview. Volgens een briefschrijver was het een straf van Jahweh “omdat u Israel zo hard afvalt”. “Walgelijk natuurlijk. Ik doe namelijk óók aan Jahweh,” reageerde Dries. “Maar de mijne zit echt niet zo kleingeestig in elkaar.”

    Als ik Dries zou moeten omschrijven zou ik zeggen: hij was in ieder geval groot-geestig, in alle opzichten van dit misschien wel niet bestaande woord. Maar u weet wat ik bedoel.

    Dank voor alles Dries, vriend en inspirator in, zoals jij dat noemde, de goede strijd..

    Tekst uitgesproken tijdens de herdenkingsbijeenkomst voor Dries van Agt op 5 maart 2024, georganiseerd door The Rights Forum, in De Vereeniging in Nijmegen.

    De hel van Jabalya en de Groningse connectie

    Zo ongeveer moet de hel eruitzien. Kapotgeschoten flatgebouwen, uitgebrande autowrakken, een oude man in een rolstoel die wordt vooruitgeduwd door een jongen van een jaar of acht. Ze ploeteren door water dat tot de knieën van de jongen staat en halverwege de wielen van de rolstoel.

    Zo ongeveer moet de hel ruiken. Het regenwater stinkt. De riolering is overgestroomd omdat, bij gebrek aan elektriciteit, de gemeentelijke pompen niet meer werken. Het meurt niet alleen overweldigend naar stront en pis maar ook naar verrotte lijken. De doden die langs de kant van de weg lagen zijn inmiddels opgehaald. Maar onder de brokstukken van kapotgebombardeerde gebouwen liggen nog steeds lijken, of delen daarvan, die niet konden worden geborgen.

    Groningen heeft iets met die hel, onze stad heeft een gedeelde geschiedenis met Jabalya. In 1999 bezocht de toenmalige burgemeester Jacques Wallage de Palestijnse Gebieden. Hij deed ook Gaza aan en bezocht het vluchtelingenkamp en de aangrenzende stad Jabalya. Het gemeentebestuur van het kinderrijke Jabalya vroeg Groningen hulp bij het opzetten van een jeugdbeleid. De gemeente Groningen reageerde positief op de hulpvraag. Er werden missies naar Jabalya gestuurd en uiteindelijk werd besloten dat Groningen zou meewerken aan de bouw van een jeugdcentrum in Jabalya. Daarnaast zou Groningen Jabalya helpen, onder andere door middel van kennisuitwisseling, om een lokaal jeugdbeleid op te gaan zetten. Jarenlang was het een komen en gaan tussen Groningen en Jabalya van ambtenaren, experts en leden van de Stichting Groningen-Jabalya die zich inzetten voor een goede verstandhouding tussen de Groningse en Gazaanse bevolking.

    Het gebouw in Jabalya, ontworpen door het Groningse architectenbureau AAS en gedeeltelijk gefinancierd door de gemeente Groningen, werd in 2005 opgeleverd. Het zou echter amper een paar maanden als jeugdcentrum functioneren. In januari 2006 won Hamas de Palestijnse verkiezingen. De onverwachte overwinning leidde tot spanningen met Fatah, de dominante partij binnen de Palestijnse Autoriteit. In 2007 vond een gewapend treffen plaats tussen Hamas en Fatah. De Palestijnse Autoriteit van Fatah-leider Mahmoud Abbas werd Gaza uitgezet. Gaza kwam onder de exclusieve controle te staan van Hamas dat geen onafhankelijk jeugdcentrum in Jabalya tolereerde, zoals de initiatiefnemers voor ogen had gestaan. Daarbij kwam dat buitenlandse donoren, die nodig waren om het jeugdcentrum verder in te richten en te laten draaien, het na de Hamas-machtsovername lieten afweten.

    De teleurstelling over de teloorgang van het jeugdcentruminitiatief was groot, maar dat betekende niet dat we met onze rug naar Gaza gingen staan. De behoefte aan contact was, zeker aan de kant van onze vrienden in het geïsoleerde Jabalya, erg groot. De gemeente Jabalya besloot het “Groningse” gebouw te verhuren aan het Na’ama College. Dat honderden jongeren uit Jabalya een opleiding volgden aan deze MBO-achtige school, was in zekere zin een troost. Leden van de Stichting Groningen-Jabalya bezochten het Na’ama College de afgelopen jaren verschillende keren. We bleven ook contact houden met verschillende NGO’s, onder andere op het gebied van mensenrechten en jeugdtheater, in het noorden van Gaza.

    Op dinsdagmiddag 31 oktober bombardeerden Israëlische gevechtsvliegtuigen Blok 6 in het Jabalya vluchtelingenkamp. Volgens Al Jazeera vielen er zes bommen. Ze veroorzaakten een enorme krater en een aantal flatgebouwen stortte als kaartenhuizen in elkaar. Ongeveer honderd mensen werden in deze bomaanval gedood, vierhonderd gewond. Meer dan de helft van de slachtoffers waren kinderen.

    De beelden uit het Indonesische Ziekenhuis, dat vlakbij Jabalya ligt en inmiddels is gesloten, waren verschrikkelijk. Kinderen met brandwonden die op de grond behandeld moesten worden. Een schokkend gebrek aan medicijnen. Amputaties die zonder verdoving werden uitgevoerd.

    De Israëlische media berichtten niet over de Palestijnse burgerslachtoffers maar meldden dat Hamas-commandant in centraal-Jabalya, Ibrahim Biari, bij de aanval was “geëlimineerd”. Hoeveel onschuldige doden en hoeveel verwoesting waren voor het Israëlische leger gerechtvaardigd om één Hamascommandant uit te schakelen?

    Vast staat dat Jabalya sinds begin oktober een van zwaarst getroffen delen van Gaza is. Een aantal wijken van Jabalya is totaal onherkenbaar, of het zou moeten zijn dat we er het kapotgebombardeerde Grozny of Aleppo in herkennen, of Leipzig 1943.

    Er waren verschillende reprises van de slachtpartij van 31 oktober. Midden december kwamen de Israëlische bommenwerpers opnieuw in actie boven Jabalya en vielen er minstens 110 doden, wederom voor een groot deel kinderen.

    Inmiddels hebben de Israëlische grondtroepen zich teruggetrokken uit het vluchtelingenkamp. Ze zijn nog wel vlakbij: in de aangrenzende Jabalya-stad, onder andere in het gehavende “Groningse gebouw” dat nu als Israëlische militaire basis fungeert. De school is uiteraard, net als alle andere scholen in Gaza, gesloten. Meer dan 350 scholen zijn geheel of gedeeltelijk verwoest, het educatieve systeem in Gaza is totaal ontwricht.

    Ondanks dat Israël de bewoners van Noord-Gaza sommeerde naar het zuiden te vluchten, wat de meerderheid deed hoewel het ook zuidwaarts niet veilig bleek, bleven er nog steeds tienduizenden bewoners achter. Sommigen waren te oud of te ziek om te vertrekken. Anderen wilden eenvoudigweg niet weg of geloofden niet in de veiligheidsgaranties van het Israëlische leger.

    Jamal (65), de vader van journalist Anas al Sharif, was te ziek om te vertrekken. Op maandag 11 december werd het huis van de familie in Jabalya getroffen door een Israëlisch projectiel. Jamal was op slag dood en werd nog dezelfde dag begraven op de binnenplaats van een VN-school in Jabalya.

    Waarschijnlijk was het projectiel bedoeld voor Anas die door collega-journalisten onze ‘oren en ogen’ in Jabalya werd genoemd. Anas was, naar eigen zeggen, verschillende keren door Israëlische officieren gebeld. Ze drongen er bij hem op aan ook naar het zuiden te vertrekken en op te houden met zijn verslaggeving. Ondanks de intimiderende telefoontjes bleef Anas als een van de weinige verslaggevers, onder andere voor Al Jazeera, toch actief in Jabalya. Een van zijn laatste reportages ging over de begrafenis van zijn eigen vader.

    Journalist Anas al Sharif in Jabalya. Zijn ouderlijk huis werd gebombardeerd waarbij zijn vader om het leven kwam.

    De Palestine Medical Relief Society (PMRS). De PMRS blijft ondanks de dramatische oorlogssituatie en moeilijke omstandigheden medische hulp verlenen in Gaza

    Giften onder vermelding van ‘noodhulp’ kunnen worden overgemaakt op NL92 INGB 0006 6876 78 t.n.v. Stichting Groningen-Jabalya

    Cynisme en wraak: danse macabre tussen Israël en Hamas

    Is Hamas een soort golem, dat legendarisch schepsel uit de joodse folklore, gemaakt van modder of klei? De golem wordt in de fabel heel slim en sterk en ontsnapt uiteindelijk aan zijn meester. Zo zou het ook met Hamas zijn gegaan: in het leven geroepen door de Israëlische veiligheidsdienst in Gaza, maar verworden tot een gevaarlijk monster.

    Zeker is dat Israël vanaf het begin van de bezetting in 1967 meer op had met de vanouds in het gebied actieve, conservatieve Moslimbroederschap dan met de Palestijnen van Al Fatah of het linkse Volksfront voor de Bevrijding van Palestina (PFLP). De Broederschap was a-politiek en weigerde zich aan te sluiten bij de alliantie van nationalistische en linkse partijen die zich gewapenderhand verzette tegen de Israëlische bezetting.

    Generaal Ariel Sharon sloeg in de periode 1967-’73 het Palestijnse verzet in Gaza met harde hand neer. Honderden mensen werden gedeporteerd naar Jordanië, meer dan 3,700 Palestijnen gearresteerd en duizenden werden dakloos. Israëlische legerbulldozers legden brede wegen door de vluchtelingenkampen aan, zodat Sharons’ militaire voertuigen er gemakkelijk doorheen konden.

    Maar de Moslimbroeders werden niet geraakt door de repressie. Zij maakten zich drukker om hun verdorven communistische landgenoten, die whisky dronken en Che Guevara aanbaden, dan om de Israëlische bezetting. Voor de Moslimbroeders waren de Israëli’s in eerste instantie zo slecht nog niet vergeleken met het repressieve Egyptische regime van Gamal Abdel Nasser, dat vóór 1967 de dienst in Gaza had uitgemaakt.

    Een populaire sjeik genaamd Ahmad Yassin, lid van de Moslimbroederschap, was ondertussen actief met het opbouwen van een sociaal netwerk, genaamd Al-Mujamma’ al-Islami (Islamitische Unie). De Mujamma bouwde klinieken, zorgde onder andere voor wezen en organiseerde liefdadigheidsactiviteiten. Er werden sportwedstrijden georganiseerd en collectieve trouwpartijen, die de kosten voor de jonge stelletjes drukten.

    Sjeik Yassin, geboren in 1936 in de buurt van Asjkelon in het huidige Israël, was in de nakba van 1948 met zijn ouders naar Gaza gevlucht. Hij woonde in het vluchtelingenkamp Shatti. De sjeik viel op. Sinds zijn jeugd was hij gekluisterd aan een rolstoel. Hij had een ernstige rugblessure opgelopen bij het voetballen. Sjeik Yassin was charismatisch maar geen groot theoloog of prediker. Zijn kracht lag meer in het organiseren en met praktische acties opkomen voor de arme bevolking. Veel mensen stelden vertrouwden in hem.

    In juni 1984 vond het Israëlische leger tientallen pistolen en machinegeweren in sjeik Yassins’ moskee. De wapens waren bedoeld om seculiere Palestijnen te intimideren, niet om verzet te plegen tegen de Israëli’s. Toch werd de sjeik door een Israëlische rechtbank veroordeeld tot dertien jaar gevangenisstraf wegens verboden wapenbezit. Hij zat uiteindelijk minder dan een jaar vast, want hij werd vrijgelaten bij een gevangenenuitruil tussen Israël en een pro-Syrische Palestijnse organisatie.

    Die gevangenisstraf was goed voor Yassins’ anti-Israëlische reputatie. In Gaza en de Westelijke Jordaanoever brak in 1987 een opstand uit tegen de bezetting; de eerste Intifada. Veel Moslimbroeders waren terughoudend mee te doen met de opstand en daarmee hun relatief geprivilegieerde positie op te geven. Maar sjeik Yassin, die een goede neus had voor wat er leefde onder de bevolking, besloot zich aan te sluiten bij de breed gedragen rebellie en richtte Hamas op, wat staat voor Harakat al-Muqawama al Islamiya, Islamitische Verzetsbeweging. Het Arabische woord Hamas klonk daarnaast niet alleen energiek en strijdvaardig maar ook spiritueel; het betekent zoiets als geestdrift, geestvervoering, ijver.

    Sjeik Yassins’ keuze om de jihad aan te binden met Israël appelleerde aan de gevoelens van veel mensen in Gaza. Hij combineerde de door de islam gesanctioneerde strijd voor Palestina met wat werd gezien als morele puurheid, met doeltreffende sociale actie en de belofte van een hemelse beloning. In tegenstelling tot bij de PLO ging het niet alleen om de bevrijding van Palestina, door Hamas gezien als een moslimplicht; het ging niet alleen om politieke maar ook om persoonlijke bevrijding.

    Wat wilde Hamas? In juni 1988 werd het handvest gepubliceerd waarin werd opgeroepen tot de vernietiging van Israël. Hamas propageerde de vestiging van een islamitische maatschappij in Palestina. Het handvest was, integenstelling tot de programma’s van andere Palestijnse organisaties, niet antizionistisch maar anti joods, volgens veel Israeli’s zelfs antisemitisch.

    Een paar maanden eerder had een Hamas een voorstel aan de Israëlische minister van Defensie Yitzhak Rabin gedaan. Als Israël vrede wilde moest het zich terugtrekken uit de bezette gebieden en Palestijnse rechten herstellen, inclusief het recht van terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en hun nakomelingen naar het land dat ze in 1948 hadden moeten verlaten. Rabin verwaardigde zelfs niet te antwoorden. Met name de eis van terugkeer van Palestijnse vluchtelingen was een Israëlische no go.

    Vanaf dat moment begint een proces van radicalisering, wraak en tegenwraak dat culmineert in de eerste zelfmoordacties van Hamas in 1993. In hetzelfde jaar sluiten Israël en de PLO de Oslo-akkoorden, die voorzien in Palestijns zelfbestuur in een deel van de bezette gebieden. Hamas keert zich tegen ‘Oslo’. Onderhandelingen met Israël zijn, volgens Hamas, niet legitiem en met een gewelddadige bommencampagne probeert de organisatie het vredesproces te ondermijnen.

    Ironisch genoeg spelen de zelfmoordacties en andere gewelddaden van Hamas Israëlische hardliners in de kaart. Ook zij zijn fel tegen ‘Oslo’, wederzijdse erkenning en de graduele vestiging van een Palestijnse staat op de Jordaanoever en in Gaza. Er is Sharon en Netanyahu alles aan gelegen dat het proces van kolonisering van Oost-Jeruzalem en de Westoever, ongestoord door een lastig vredesproces, door kan gaan. Palestijnse en Israëlische maximalisten versterken, gewild of ongewild, elkaars positie.

    Hamasleider Yahia Sinwar

    In 2006 maakt Hamas een politieke draai. De organisatie besluit mee te doen aan de Palestijnse parlementsverkiezingen. Tot verbijstering van velen wint Hamas en moet, volgens de regels van het democratische spel, regeringsverantwoordelijkheid dragen. Hamasvoorman Ismail Haniyeh laat in een schriftelijke verklaring aan de wereld weten dat zijn organisatie “voor vrede is en een einde te wil maken aan het bloedvergieten”. “Van onze kant hebben we ons meer dan een jaar gehouden aan een unilateraal staakt-het-vuren (…). Onze boodschap aan de wereld is: praat niet meer met ons over Israëls’ bestaansrecht of dat wij moeten ophouden met gewapend verzet, totdat je van de Israëli’s de belofte krijgt dat ze zich terugtrekken uit ons land en onze rechten erkennen”. Haniyeh beloofde dat Hamas zich vreedzaam zal opstellen als de wereld “ons en de Israëli’s als gelijken behandelt”.

    Dat gebeurde niet en de wereld, dat wil zeggen de Verenigde Staten en de westerse landen, steunen de afsluiting die Israël Gaza oplegt om te verhinderen dat Hamas zijn militaire macht kan uitbouwen. Ook het aanbod van Hamasleider Khaled Meshal in 2008 om een tienjarig bestand te sluiten in ruil voor een soevereine Palestijnse staat, wordt ogenblikkelijk van de hand gewezen. Hamas wordt gezien als een terroristische organisatie waar niet mee gepraat kan en mag worden.

    Dit verandert niet nadat Hamas zijn oorspronkelijke handvest in 2017 vervangt door een nieuw politiek programma, waarbij niet langer wordt gesproken over de bevrijding van heel Palestina. Hamas streeft nu expliciet naar een Palestijnse staat in de in 1967 bezette gebieden. Nog voor de officiële publicatie van het nieuwe handvest verwijst Netanyahu het met een ‘wie denk je dat je voor de gek houdt’ naar de prullenmand.

    Voor Israëlisch rechts was de danse macabre van de afgelopen jaren, waarbij Gaza afgesloten werd gehouden van de buitenwereld met zo nu en dan een gewapend treffen waarbij het ‘gras werd gemaaid’ met beschietingen en luchtbombardementen, een cynisch godsgeschenk. Immers deze situatie prolongeerde de interne Palestijnse verdeeldheid, met een geïsoleerd Hamas in Gaza en de officiële maar krachteloze Palestijnse Autoriteit van Machmoud Abbas in Ramallah. De daaruit voortvloeiende politieke stagnatie was essentieel om ongestoord en ongestraft verder te kunnen bouwen aan de nederzettingen in de bezette Westoever en Oost-Jeruzalem. De Palestijnse kwestie leek vergeten.

    Het gaat te ver om Hamas als een golem te zien: Israël dat zijn eigen vijand creëert. Maar er was wel degelijk sprake van een opportunistische politiek van ‘favoriete vijand’. Met als dramatisch boemerangeffect het drama van 7 oktober en de daaropvolgende oorlog.

    Ook verschenen in het VredesMagazine, jaargang 17, nummer 1, december 2023

    De oorlog van gisteren

    In De oorlog van gisteren neemt Jan Keulen ons mee naar de tijd dat hij correspondent was in Beiroet, tijdens de Libanese burgeroorlog. We leren een ongelovige priester kennen, een straatvechter die zich verhuurt aan verschillende strijdgroepen, politiek activisten die blijven volhouden, spionnen die worden ontmaskerd en ballingen die steeds opnieuw moeten vluchten. Na vijf jaar Beiroet vertrekt Keulen naar ­Caïro. In de jaren negentig verslaat hij vanuit Amman onder andere het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Al die tijd blijven de demonen van de Libanese burgeroorlog hem achtervolgen.

    Jaren later krijgt Keulen in Qatar als directeur van het Doha Centre for ­Media Freedom te maken met een wankelmoedige lakei, een slimme sjeik en een dichter die gevangen wordt gezet. Na bijna drie jaar wordt hem een andere baan aangeboden; veel Qatari vinden het centrum en zijn ­directeur een pain in the ass. ‘Ik val stil, ben perplex en ik stamel dat ik geen ander werk in Qatar ambieer. Het enige wat mij interesseert is de journalistiek en persvrijheid in de Arabische wereld.’

    Voor journalistiek die ertoe doet moet altijd een prijs worden betaald. Jan Keulen ervoer dat aan den lijve, vanaf het moment dat hij als beginnend journalist in 1979 door Spanje tot persona non grata werd ­verklaard. Collega-journalisten werden ontvoerd, ontslagen, gevangen­gezet, gemarteld en zelfs gedood. Zelf kampte Keulen met trauma’s en een burn-out, en hij werd beschuldigd van antisemitisme.

    Jan Keulen (1950) woonde langdurig in de Arabische wereld. Hij was correspondent in Beiroet en werkte later als journalist in Caïro en Amman voor de Volkskrant, De Standaard en nieuwsrubrieken van de vara-radio, kro en nos. De afgelopen twintig jaar was Keulen vaak in het Midden-Oosten als docent journalistiek en werkzaam voor persvrijheidsorganisaties. Van 2011 tot en met 2014 woonde en werkte hij in Qatar.

    ‘Elke oorlog is weer anders, en toch lijken ze op elkaar. Er zijn vreselijke dagen die worden overtroffen door nog vreselijker dagen. Als ik de foto’s zie van de oorlogsvluchtelingen en de mannen, vrouwen en kinderen die in de donkere tunnels van Cartagena schuilden, moet ik aan de duizenden denken die in de metrostations van Kyiv en Charkov bivakkeren. En ik moet aan Beiroet in 1982 denken, toen ik zelf geregeld in een schuilkelder zat, diep onder een flatgebouw. Beelden komen terug van huilende kinderen in de grote kelder, met boven onze hoofden een straat die bezaaid lag met gruis, glas en brokstukken van kapotgeschoten huizen.

    De afgelopen veertig jaar zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht.’

    ISBN 9789083210889 | 379 pag.| € 26,95 | Uitgeverij Jurgen Maas

    Een paar reacties op X, voorheen twitter

    Wat moet er met Gaza gebeuren?

    De vraag dient zich aan wat het einddoel is van het Israëlische offensief. Hoe ziet Gaza eruit op de dag dat Israël claimt de oorlog gewonnen te hebben? Hoe gaat het verder met de meer dan twee miljoen Palestijnen die in de enclave wonen, wie zal het gebied besturen? Is een vreedzame oplossing van de Palestijnse kwestie nog mogelijk?

    Het gaat in het huidige conflict om meer dan wraak voor de terreurdaden van Hamas op 7 oktober. Premier Netanyahu had het over „onze tweede onafhankelijkheidsoorlog”. In de Arabische wereld vat het idee post dat we getuige zijn van een Israëlische aanval op het Palestijnse volk, misschien wel een genocidale aanval. De duizenden Palestijnse doden en het wegvagen van buurten en straten kunnen allang niet meer worden beschouwd als collateral damage

    Palestinians search for casualties at the site of Israeli strikes on houses in Jabalia refugee camp in the northern Gaza Strip, October 31, 2023. REUTERS/Fadi Whadi


    Zowel Israëliërs als Palestijnen refereren deze dagen voortdurend aan de oorlog van 1948 en dat is niet toevallig. In die ‘onafhankelijkheidsoorlog’ werd Israël geboren. Ook de Gazastrook ontstond tijdens diezelfde oorlog. Voor de Palestijnen was hun nederlaag van 1948 een catastrofe, de Nakba: ze verloren niet alleen het grootste deel van hun land maar ook hun politieke rechten. 

    Veel inwoners van wat tijdens de Britse tijd het district Gaza was, vluchtten naar de kustenclave, die in handen was gevallen van het Egyptische leger. Het ging om zo’n 250.000 Palestijnen, een derde van het totaal aantal verdrevenen uit wat nu Israël is. De afbakening van de Gazastrook werd in februari 1949 vastgelegd toen Egypte en Israël een wapenstilstandsovereenkomst tekenden. Het grootste deel van de bevolking kwam terecht in een van de tien grote vluchtelingenkampen in de minuscule kuststrook.

    Duistere keerzijde

    Gaza werd in 1956 een aantal maanden bezet door Israël en vanaf de Arabisch-Israëlische oorlog van juni 1967 werd de bezetting permanent. In eerste instantie had Israël de bedoeling het gebied te annexeren en honderdduizenden Palestijnen uit Gaza te herhuisvesten in de Sinaï-woestijn en de Westelijke Jordaanoever. Deze plannen waren politiek niet haalbaar, al werden wel 40.000 Palestijnse vluchtelingen uit Gaza gedeporteerd naar Jordanië. Om de vluchtelingen van de autochtone Gazanen te scheiden bood Israël deze laatste groep het staatsburgerschap aan, maar praktisch iedereen weigerde.

    Vanaf het begin was de grote vluchtelingenpopulatie in Gaza een steen des aanstoots voor Israël: een permanente herinnering aan de oorlog van 1948. Het was een voortdurend geconfronteerd worden met de duistere keerzijde van het ontstaan van de staat, namelijk de aanwezigheid van een grote massa Arabische ontheemden die ernaar verlangde terug naar huis te gaan, een ‘thuis’ dat hemelsbreed vaak maar enkele kilometers verwijderd lag, aan de onbereikbare andere kant van de bestandslijn.

    Decennia vóór het ontstaan van Hamas laat de geschiedenis van Gaza zich lezen als een aaneenschakeling van protesten, verzet, repressie, deportatie van activisten en collectieve afstraffing van de bevolking. In de jaren zeventig hield generaal Ariel Sharon woest huis in Gaza. Duizenden Palestijnen werden dakloos. Hun huizen werden met bulldozers vernield om plaats te maken voor brede wegen zodat Sharons militaire voertuigen toegang kregen tot de vluchtelingenkampen. 

    Om te benadrukken dat Gaza deel van Israël moest worden werden Joodse nederzettingen tussen de vluchtelingenkampen gebouwd, die 31 procent van de kuststrook in beslag namen. Dat deze Israëlische politiek op verzet stuitte en dat bezettingsleger en nederzettingen vaak het doelwit werden van aanslagen laat zich raden. 

    Wijlen premier Yitzhak Rabin verzuchtte in 1992 dat hij graag op een dag wakker zou willen worden en ontdekken dat Gaza door de zee zou zijn verzwolgen. 

    Blokkade

    Fast forward naar 2005. Premier Sharon laat de Joodse nederzettingen ontruimen. Hij is tot de conclusie gekomen dat deze onhoudbaar zijn en dat alle kaarten op de kolonisering van de Westelijke Jordaanoever moeten worden gezet. Gaza mag in zijn eigen sop gaarkoken. 

    Het jaar erop wint Hamas de Palestijnse parlementsverkiezingen, de spanningen tussen Hamas en de Palestijnse Autoriteit nemen toe en in juni 2007 neemt Hamas gewapenderhand de macht over in Gaza.

    Israël reageert op de machtsovername met een blokkade. Alles wat Gaza in- en uitgaat wordt gecontroleerd door Israël. De Egyptische autoriteiten werken mee en Gaza wordt praktisch van de buitenwereld afgesloten. Het gros van de jonge mensen in Gaza is nooit buiten de enclave geweest. Israël controleert elektriciteit, waterleiding en riolering. Het luchtruim en de kust worden militair bewaakt. 

    Ratio van de blokkade, die zulke dramatische gevolgen had voor de burgerbevolking, was het voorkomen dat Hamas een terroristische infrastructuur kon opbouwen. Dat die politiek faalde werd op 7 oktober meer dan duidelijk, maar het was al jaren eerder bekend dat Hamas en andere strijdgroepen – ondanks de blokkade – beschikten over grote hoeveelheden wapentuig. 

    Militair gezien was de blokkade dus ineffectief, maar politiek kwam het Israël wel goed uit. De grip van het Hamas-bestuur op Gaza, gefaciliteerd door fondsen uit Qatar, werd in de loop van de jaren steeds sterker. Dit bemoeilijkte verzoening met de Palestijnse Autoriteit van president Mahmoud Abbas. Voor Hamas was er geen stok achter de deur om zijn machtspositie in Gaza op te geven. Integendeel. 

    Herbezetting van Gaza

    Deze intern-Palestijnse verdeeldheid en zwakte kwam Israël uitstekend van pas. Een verenigd Palestijns leiderschap zou kunnen leiden tot hervatting van het vredesproces. Israël had juist belang bij politieke stagnatie om zijn territoriale ambities op de Westelijke Jordaanoever te realiseren.

    Deze status quo is met de huidige oorlog doorbroken. De vraag is wie in de toekomst het kapotte Gaza gaat besturen. Het is onwaarschijnlijk dat de toch al in diskrediet gebrachte Palestijnse Autoriteit zich zal aandienen. Waarschijnlijker is een Israëlische herbezetting van Gaza. Maar dan ligt een reprise van verzet en repressie voor de hand, zoals we die sinds 1967 hebben gezien. Misschien met een Hamas 2.0. Of wordt het toch Netanyahu’s ‘tweede onafhankelijkheidsoorlog’, een nieuwe Nakba, met vluchtelingenkampen in de Sinaï? 

    Dit artikel werd op 7 november 2023 gepubliceerd door NRC: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/11/07/wat-moet-er-met-gaza-gebeuren-de-mogelijke-eindscenarios-zijn-angstaanjagend-a4180041


    ‘Een enorme militaire slag voor Israël’

    Hoe kijkt u naar deze eruptie van geweld in Israël en de Gazastrook?

    ,,Het is een enorme verrassing. Zoiets heb ik nog nooit gezien in Israël in al die jaren dat ik het Midden-Oostenconflict volg, zeg maar vanaf 1973. Op 6 oktober in dat jaar brak de Oktober- of de Jom Kipoer-oorlog uit, afgelopen weekend precies vijftig jaar geleden. Ook dat was een verrassingsoorlog. Israël werd aangevallen door Syrië en Egypte in een poging om hun in 1967 door Israël bezette gebieden te heroveren. Maar Egypte heeft die oorlog verloren. Er kwam een vredesproces op gang, dat in 1978 leidde tot de Camp Davidakkoorden.’’ 

    Die hebben niet voor rust gezorgd in het Midden-Oosten. 

    ,,Nee, er zijn veel schermutselingen en intifada’s (Palestijnse opstanden) geweest. Tot 2014, toen Obama president was, waren er ook diverse onderhandelingen. John Kerry, de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, heeft zich toen nog vreselijk ingespannen om een vredesakkoord tussen de Israëli’s en de Palestijnen tot stand te brengen. Daarna is dat niet meer gebeurd, dus ze spreken al tien jaar niet met elkaar.’’ 

    Wat hebben die diplomatieke inspanningen uiteindelijk opgeleverd? 

    ,,Eigenlijk alleen maar meer onrecht en repressie voor de Palestijnen. Zo’n 700.000 Israëli’s zijn in Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever gaan wonen. In feite hebben de Palestijnen daar alleen maar terrein verloren. Maar de grootste verliezers zijn de 2 miljoen Palestijnen in de Gazastrook. Die zitten daar al sinds 2006 opgesloten. Ze kunnen geen kant op. Door al die jaren van onderdrukking en vernedering krijgt Israël nu de rekening gepresenteerd voor het niet vinden van een oplossing van dit probleem.’’ 

    Het ongeëvenaarde geweld van Hamas in Israël valt toch op geen enkele manier goed te praten? 

    ,,Ook ik vind het vreselijk wat er gebeurt. Er zijn al meer dan zevenhonderd Israeli’s om het leven gekomen en dat getal wordt steeds hoger. Daaronder bevinden zich veel burgerslachtoffers. Dat is puur terrorisme. Aan de Palestijnse kant vallen natuurlijk ook veel burgerslachtoffers bij de bombardementen die Israël bij wijze van represaille uitvoert.’’

    Dit slaat zo’n diepe wond bij beide partijen dat de vraag opdoemt of die ooit nog gaat genezen? 

    ,,Bij eerdere geweldsuitbarstingen was het dodental altijd in het nadeel van de Palestijnen. Voor het eerst is dat nu niet zo. Onder Israëlische burgers zijn ontzettend veel doden gevallen. Dat is schokkend. Ik moest denken aan 1929 toen er in Hebron een slachtpartij is geweest onder Joden door Arabieren. Daar zijn 69 mensen bij omgekomen. Dat is haast honderd jaar geleden. Daar wordt nog steeds aan gerefereerd. Het zal heel lang duren voordat de wond die nu is geslagen, zal weggaan, vrees ik.’’ 

    De strijd is nog niet voorbij. Bent u bang dat ook een partij als Hezbollah vanuit Libanon Israël gaat aanvallen? 

    ,,Ik verwacht niet dat Hezbollah zich er op grote schaal mee gaat bemoeien. Hezbollah is tot over z’n oren betrokken bij de oorlog in Syrië. Bovendien is de situatie in Libanon zeer complex. Hezbollah is behalve een militaire groepering ook politiek een belangrijke speler in het land. Tegen die achtergrond lijkt het me uitermate onwaarschijnlijk dat ze zich in de strijd tegen Israël zullen storten.’’ 

    Het kan niet anders of Hamas moet vanuit het buitenland steun hebben ontvangen voor deze grootscheepse aanvallen. 

    ,,Ze zijn op 22 plaatsen de grens overgestoken, ook over zee en met paragliders. Tot nu toe werd dat voor onmogelijk gehouden. Deze operatie moet lang zijn voorbereid. Het is heel goed mogelijk dat Hamas assistentie heeft gehad van Hezbollah of misschien zelfs van Iran. Die duizenden raketten moeten ergens vandaan komen.’’ 

    Kan het van Israëlische kant escaleren?

    ,,Er zijn in Israël havikken die ook al voor deze aanslagen het liefst Iran zouden aanvallen. Maar vergeet niet dat dit een enorme militaire slag is voor Israël. De eerste prioriteit van Israël is nu, en dat is ook al gezegd door Nethanyahu, het koud maken van Hamas. Dat zal moeilijk genoeg zijn. Ze zullen nu niet ook nog een ander land gaan aanvallen. Als ze dat wel zouden doen, dan heb je pas echt de poppen aan het dansen.’’ 

    Waar moet dit heen? Er wordt nog volop gevochten, terwijl een vredesakkoord onmogelijk lijkt. 

    ,,De vraag is hoe Israël Hamas denkt te bestrijden. Gaan militairen de Gazastrook in? Ik ben er vaak geweest. Het is een ontzettend dichtbevolkt gebied. Er zijn veel kleine straatjes. Straatgevechten van huis tot huis worden heel moeilijk voor Israëlische militairen. Vroeg of laten zullen ze moeten onderhandelen. Alle oorlogen eindigen. De gijzelaars die Hamas in handen heeft kunnen ze uitspelen als troefkaart. Zo kunnen ze Israël dwingen om aan tafel te gaan. Een ding moet voorop staan: het vredesproces moet serieus worden opgepakt, het liefst met steun van buitenaf. En er zal een oplossing moeten komen voor de Palestijnen in Gaza en de bezette gebieden.’’ 

    Interview met Mannus van der Laan, gepubliceerd in het Dagblad van het Noorden op 9 oktober 2023

    Een rotoorlog in oktober 1973

    In Nederland is het vooral de autoloze zondag die in het collectieve geheugen is gegrift. De olieproducerende Arabische landen reageerden met een boycot van Nederland. In het humoristische tv-programma Farce Majeure klonk het populaire ‘Kiele, kiele Koeweit’. ‘Hoe zo’n Sjeik ook zeikt (pardon) ‘t Pils komt toch nooit op de bon.’ De olieboycot was de Arabische reactie op de politieke en militaire steun van het kabinet Den Uyl aan Israël.

    In een gecoördineerde en van tevoren zorgvuldig geheimgehouden militaire operatie probeerden Egypte en Syrië in oktober 1973bgrondgebied terug te veroveren dat sinds 1967 door Israël was bezet.  Op zaterdag 6 oktober begonnen Egyptische troepen aan een opmars in de Sinaï-woestijn, veroverden de onneembaar geachte Bar Lev-fortificatie en staken het Suezkanaal over. In het noorden trokken drie Syrische divisies de bestandslijn op de bezette Golan over.

    Het was Grote Verzoendag of Jom Kippoer, de heiligste dag van de joodse jaar.

    Israël werd overrompeld en vernederd door de verrassingsaanvallen. De inlichtingendienst had gefaald. Niemand had de aanvallen zien aankomen. Sterker nog: het Israëlische establishment, premier Golda Meir en minister van defensie Moshe Dayan voorop, was ervan overtuigd dat ‘de Arabieren’ het niet in hun hoofd zouden halen om het oppermachtige Israël aan te vallen.

    De Egyptische president dreigde weliswaar van tijd tot tijd met oorlog als Israël niet op zijn vredesvoorstellen zou ingaan, maar dat werd beschouwd als een slechte mop. Sadats’ voorstel van een ‘volledige vrede’, gebaseerd op Israëls’ terugtrekking uit de in 1967 bezette gebieden, werd domweg niet serieus genomen.

    Journalist Amnon Kapeliouk schetst de sfeer in Israël tussen 1967 en 1973 als een van ‘nationalistische dronkenschap en militair triomfalisme’. Kapeliouk maakte, kort na de oorlog, een diepgaande analyse van de factoren die ertoe bijdroegen dat het politieke en militaire leiderschap in Israël zo dramatisch faalde. Voor een publiek dat geen Hebreeuws leest is zijn boek sinds 2022 toegankelijk in het Engels: Not by Omission, The Case of the 1973 Arab-Israeli War.

    Volgens Kapeliouk waren de Israëlische leiders ziende blind. Ze lieten niet alleen kansen voorbijgaan vrede met Egypte te sluiten, maar ook om het Palestijnse probleem op te lossen. Vluchtelingen? Dat is een probleem dat mettertijd vanzelf wel oplost, werd gedacht. De Palestijnen op de Westoever? Dayan was ervan overtuigd dat ze het beter hadden onder Israël dan onder Jordanië en dat ze wel aan de Israëlische heerschappij zouden wennen.

    De in 1967 bezette gebieden ruilen voor vrede? Niets ervan. Direct na juni 1967 werd begonnen met het bouwen van nederzettingen en met de kruipende annexatie van de Westelijke Jordaanoever en Gaza. Oost-Jeruzalem werd met gezwinde spoed ingelijfd.

    Uiteindelijk won Israël de oorlog. Toen de vijandelijkheden werden gestaakt op 26 oktober stonden Israëlische militairen op slechts enkele tientallen kilometers van Damascus en van Cairo. Maar het was een dure overwinning. Zo’n 2.600 Israëlische soldaten sneuvelden en meer dan 7.000 raakten gewond. Het meest traumatisch voor Israël was dat de oorlog had aangetoond dat haar leger niet onoverwinnelijk was en de inlichtingendienst niet onfeilbaar. Israël als super hero had een behoorlijk blauwtje opgelopen.

    Dat het een haartje scheelde of Israël had de oorlog verloren, veroorzaakte in Nederland de nodige nervositeit. Des te meer interessant is het dat columniste Renate Rubinstein, die hartstochtelijk begaan was met Israël, toch vond dat door ‘die rotoorlog’ de Arabieren ‘voor het eerst de kans kregen om iets van de hartstocht die zij voor dat bezette land van hen voelen te laten blijken’.

    Rubinstein realiseerde zich dat ‘de Arabieren het recht aan hun zijde hebben’, ze proberen immers hun eigen grondgebied terug te veroveren? Dat is toch hun goed recht? Het is een opvatting die voor veel lezers van haar Tamar-columns verrassend zal zijn geweest. De overgrote meerderheid in Nederland zag in Egypte en Syrië de boosdoeners en de sympathie lag overweldigend bij het in nauw gedreven Israël.

    Uiteindelijk leidde de wapenstilstand tussen Israël en Egypte tot de Camp David akkoorden (1978) en het vredesverdrag van 1979. De vrede tussen beide buurlanden oversteeg echter nooit de status van een strategische samenwerking met het Egyptische regime en leger. In een opinieonderzoek uit 2022 (Arab Pulse) blijkt dat slechts 5% van de Egyptische bevolking de vrede met Israël ondersteunt.

    Inmiddels hebben ook een aantal andere Arabische landen betrekkingen met Israël aangeknoopt. Wellicht volgt binnenkort zelfs Saoedi-Arabië. Maar ook hier geldt dat de banden vooral worden ingegeven door geostrategische overwegingen. De Arabische ‘straat’, heeft Israël nog niet geaccepteerd.

    Dat heeft alles te maken met de strijd die Israël de afgelopen vijftig jaar voerde tegen het Palestijns nationalisme. In 1973 was de PLO nog voor één seculiere staat voor joden, christenen en moslims. Maar ook toen de PLO formeel de tweestatenoplossing omarmde en genoegen nam met een eigen staat op 22% van het grondgebied van het historische mandaatgebied, ging de confrontatie door.

    Zuid-Libanon werd bezet en de PLO werd uit Libanon verjaagd. In de bezette gebieden kwam de bevolking in opstand tijdens de eerste en tweede intifada. Sinds 2006 woedden er zes Gaza-oorlogen. Diplomatieke acrobatiek werd bedreven in Madrid, de Oslo-akkoorden werden gesloten en niet nageleefd. Het werd geprobeerd met de Clinton-parameters, het overleg in Taba, het Arabisch Vredesinitiatief, de Roadmap, het Annapolis-proces en de inspanningen van Kerry.

    En onder de streep, na vijftig jaar? Volgens VN-cijfers wonen er nu meer dan 700.000 Israëli’s op de bezette Westoever, inclusief Oost-Jeruzalem. Vijftig jaar ‘vredesproces’ en verwoestende oorlogen ten spijt, of dankzij deze, is er nu een één-staat-realiteit, waarbij de Palestijnen grotendeels rechteloos zijn.

    Gepubliceerd in de NRC van 7 oktober: https://www.nrc.nl/nieuws/2023/10/05/het-bittere-jubileum-van-de-jom-kippoer-oorlog-palestijnen-50-jaar-rechteloos-a4176286

    Marokko: gebrek aan persvrijheid wreekt zich

    Journalisten en media spelen een cruciale rol in tijden van crises. Betrouwbare en precieze informatie is van levensbelang voor de getroffen bevolking. Bij een zware aardbeving, zoals die van 8 september in Marokko, staat het leven van de getroffenen op z’n kop. Sommigen hebben alles verloren. Er is onzekerheid, verwarring, paniek.

    Er zijn reddingswerkers nodig die eerste hulp kunnen verlenen. Er is behoefte aan voedsel, medicijnen en dekens voor de overlevenden die de nacht op straat doorbrengen. Maar even nodig is het tegengaan van fake news en geruchten. Duidelijke informatie is het onontbeerlijke tegengif voor de knagende onzekerheid, voor de eerste antwoorden op de vele vragen die onvermijdelijk worden gesteld als het noodlot toeslaat. En na de eerste vragen komen de vragen over de hulpverlening en de reactie van de autoriteiten. Hadden de gevolgen van de aardbeving minder rampzalig kunnen zijn als anders gehandeld was? Lag er een rampenplan klaar? Hoe gaat het straks met de wederopbouw?

    Toen op vrijdagavond 8 september centraal-Marokko getroffen werd door een aardbeving was direct duidelijk dat er sprake was van een enorme ramp. Voor veel mensenlevens werd gevreesd.

    Uit de hele wereld kwamen boodschappen van ontsteltenis, medeleven en solidariteit. Premier Rutte liet weten dat ‘zijn gedachten bij de slachtoffers en nabestaanden’ waren. Hij zei ook dat een team Nederlandse reddingwerkers klaarstond om hulp te bieden, net zoals dat ook bij de aardbeving in Turkije in februari was gebeurd. Macron, Biden en andere regeringsleiders lieten soortgelijke reacties horen.

    Ondertussen bleef het stil in Rabat en in Frankrijk, waar op het moment van de ramp koning Mohammed VI zich in een van zijn kapitale buitenhuizen bevond. De koning heeft een sjieke herenwoning in hartje Parijs en bezit een kasteel in Betz, in het noorden van Frankrijk.

    Pas 18 uur nadat het nieuws over de aardbeving bekend was liet de koning van zich horen. Of liever gezegd: hij liet zich zien in Rabat op een bijeenkomst met zijn regering, generaals en andere hoge functionarissen. De televisie zond stomme beelden uit van de door de koning voorgezeten vergadering. Met plechtige stem werd een communiqué voorgelezen waarin zijne majesteit liet weten ‘zijn zeer hoge instructies’ te hebben gegeven ‘met het oog op een snelle voortzetting van de hulpacties ter plaatse’.

    Zonder een sein van de almachtige koning gebeurt er niets in Marokko en het is een protocollaire doodzonde voor de premier, kabinetsleden of andere hoogwaardigheidsbekleders om het rampgebied te bezoeken voordat de vorst zich daar heeft laten zien.

    Dat gebeurde vier dagen later toen de koning een bezoek bracht aan het universitair ziekenhuis van Marrakech. Het was een bezoek van amper twee uur waarvoor het luchtruim boven Marrakech werd afgesloten en de wegen rond het ziekenhuis provisorisch werden opgeknapt. Het waren gênante details -temidden van de rampspoed en in de wetenschap dat nog lang niet alle lijken zijn geborgen- waarvan verschillende internationale media melding maakten.

    Marokkaanse media daarentegen putten zich uit in loftuitingen voor de vorst die in Marrakech zelfs bloed had gedoneerd. Een kniesoor die erover valt dat de koning zelf niet erg gezond is en diverse medicamenten slikt. De koning kuste het voorhoofd van een gewond jongetje en werd met aanhoudend applaus begroet door het ziekenhuispersoneel. “De Marokkanen en hun koning: die bijzondere eenheid die Frankrijk maar niet begrijpt,” kopte de officieuze nieuwssite Le360.

    Het onbegrip bij de buitenwereld over de autocratische bestuursstijl het land, de rol van de puissant rijke koning die een groot deel van zijn tijd buiten zijn koninkrijk pleegt door te brengen en over het maar mondjesmaat accepteren van buitenlandse hulp, wordt in Marokko beantwoord met irritatie en woede. Tenminste bij het “officiële” Marokko, dat banden heeft met het regime.

    De officiële Marokkaanse journalistenvakbond SNMP betichtte deze week bijvoorbeeld Al Jazeera en de Franse media van “leugens” en “foute informatie”. De al even officiële Nationale Raad voor de Media (CNP) beschuldigde “bepaalde buitenlandse media” ervan heimwee te hebben naar het koloniale verleden en een vertekend beeld te geven van de reddingsoperaties.

    Vooral Frankrijk en de Franse media moeten het ontgelden. Je kunt geen Marokkaanse nieuwssite aanklikken of krant openslaan of het oude koloniale moederland krijgt ervanlangs. De Franse berichtgeving wordt kortzichtig, slecht-geïnformeerd en beledigend genoemd. Een niet erg vleiende cartoon, in de Franse krant Libération, waarop de koning te zien is in zijn paleis in Frankrijk en zegt “persoonlijk geen aardbeving te hebben gevoeld”, zou collectief in het verkeerde keelgat zijn geschoten.

    De haast hysterische reacties op de kritische berichtgeving in de Franse media, die uiteraard ook getriggerd werd door vragen over de Marokkaanse weigering Franse reddingswerkers te accepteren, zegt meer over de politieke crisis tussen Frankrijk en Marokko dan over de stand van de Franse (en internationale) journalistiek.

    De hysterie nam nog toe toen de Franse president Macron zich op 12 september via X voorheen Twitter met een persoonlijke boodschap tot het Marokkaanse volk richtte. In de boodschap betuigde hij nog eens zijn diepe medeleven, maar stelde ook heel duidelijk dat het aan de koning en zijn regering was om de internationale hulp naar eigen soeverein goeddunken te organiseren.

    Het twitter-toespraakje van Macron, bedoeld om de spanning te verminderen, gooide olie op het vuur. In de krant l’Opinion heette het in een verontwaardigd commentaar: Macron: Marokko is groter dan jij! Hoe durfde Macron dit te doen terwijl het Marokkaanse volk eendrachtig het hoofd bood aan de gevolgen van de aardbeving? De website Morocco World News publiceerde een vlammend artikel met als titel: Alleen de koning kan zijn volk toespreken: Marokkanen zetten Macron op zijn plaats. In het artikel wordt Macron stom en impulsief genoemd. Een andere krant vergeleek hem met een verwend kind.

    Besef goed: de golf van kritiek op de internationale media en met name op Frankrijk komt van media die direct of indirect door de Marokkaanse autoriteiten worden gecontroleerd. Dezelfde media hebben tot dusver geen woord gespendeerd aan eventuele tekortkomingen in de hulpverlening, aan het feit dat er nog steeds doden onder het puin liggen en dorpen niet zijn bereikt. De reddingsoperaties verlopen, volgens de Marokkaanse pers, allemaal even efficiënt, goed gecoördineerd en onder de wijze instructies van zijne majesteit.

    Als je echt wilt weten wat er gaande is ben je aangewezen op een aantal internationale nieuwskanalen. Ook via sociale media zijn snippers informatie te vinden, vooral van Marokkanen in het buitenland die het nieuws van familie en vrienden doorgeven.

    De aardbeving in Haouz had als neveneffect dat plotseling de aandacht van de wereld op Marokko was gericht. Daarbij kwamen het gebrek aan vrijheid van meningsuiting en het archaïsche monarchale systeem onbarmhartig in de schijnwerpers te staan.

    Dat Marokko abominabel scoort op het gebied van persvrijheid was al eerder bekend. In 2022 stond het land op de 144ste plaats in de ranglijst van Reporters Without Borders (RSF). Een aantal van Marokko’s meest bekwame en kritische journalisten zit jarenlange gevangenisstraffen uit na oneerlijke processen.

    Het gebrek aan openheid wreekt zich in rampzalige situaties zoals een dodelijke aardbeving. Persvrijheid is geen luxe of een louter westers concept, laat staan een koloniale perversiteit.  Onafhankelijke media die vrijelijk kunnen opereren zijn een levensnoodzaak.

    Eerder gepubliceerd op Joop, 15 september 2023

    Mariana Yampolsky: denkend aan Mexico

    Ik ben gisteren naar de tentoonstelling ‘Mariana Yampolsky. Fotograaf van Mexico in de 20e eeuw’ geweest. Het is, zoals het Universiteitsmuseum zelf zegt, een ‘kleine tentoonstelling’ die een overzicht beoogt te bieden van Yampolsky’s unieke werk en, volgens de organisatoren, als doel heeft ‘haar werk bekender te maken’.

    Klein is de tentoonstelling zeker, zo niet weggestopt in een achterzaaltje. Ik heb even lopen zoeken. Je moet eerst langs de uitgestalde piemels van de tijdelijke exhibitie Phallus Norm en Vorm -waarschijnlijk bedoeld als publiekstrekker. Dan moet je de trap op langs de reguliere collectie van de universiteit om uit te komen bij het zaaltje met de Mexico-foto’s. Veel publiciteit genoten heeft de fototentoonstelling evenmin. Behalve een vermelding op de website van de Rijks Universiteit Groningen heb ik niets gezien.

    Toch jammer, want de foto’s zijn bijzonder. Je wordt via de beelden het dagelijks leven binnengetrokken van de Mexicaanse indigena’s, van stoere vrouwen, kinderen op blote voeten, mysterieuze wijze mannen. De foto’s tonen veel meer dan de marginalisatie, armoede, honger en strijd om te overleven van de inheemse bevolking van Mexico. Ze tonen de trots, de kleurrijke eigenheid, de waardigheid en rijkdom van een cultuur die zich niet makkelijk laat onderwerpen.

    Mariana wilde de inheemse wereld vastleggen voordat deze zou verdwijnen. Ze zag haar fotowerk als een race tegen de vergetelheid en tegen de culturele invloed van Mexico’s machtige noorderbuur. Het is niet voor niets dat haar boeken, vaak met teksten van haar vriendin en bekende Mexicaanse schrijfster Elena Poniatowska, titels dragen als The Edge of Time, Estancias del olvido en Image – Memory. Yampolsy’s collectie is vorig jaar opgenomen in UNESCO’s Memory of the World Programme.

    Ik had ook nog een persoonlijk motief om de tentoonstelling te bezoeken. In de jaren negentig bezocht ik vaak Mariana en haar Nederlandse man Arjen van der Sluis in hun prachtige huis in Tlalpan, een nogal groene buurt aan de rand van Mexico-Stad. Hun woning ademde een door-en-door Mexicaanse sfeer met foto’s, schilderijen en honderden objecten Mexicaanse kunstnijverheid.

    In het persbericht van de RUG wordt Mariana een ‘Amerikaanse fotografe’ genoemd. Ze zou dat vervelend gevonden hebben, denk ik. Ze had een Duitse moeder en Russische vader en was inderdaad in Chicago geboren. Maar ze kwam op jonge leeftijd naar Mexico en was tot Mexicaanse genaturaliseerd. Mariana identificeerde zich met hart en ziel met Mexico en nam er gepassioneerd deel aan het politieke en artistieke leven.

    Ik leerde Mariana kennen via haar man Arjen van der Sluis, een landbouwkundig ingenieur van Friese afkomst. Arjen vereenzelvigde zich, net als Mariana, met Mexico en zou er zijn hele volwassen leven blijven. Hij zette zich jarenlang in voor onder andere Guatemalteekse vluchtelingen en was, voor mij als correspondent, een vraagbaak op het gebied van de complexe Mexicaanse politiek en maatschappij. Na Mariana’s overlijden in 2002 richtte Arjen met enkele andere bewonderaars de Fundación Cultural Mariana Yampolsky op, met als doel haar levenswerk zoveel mogelijk in ere te houden.

    Mariana en Arjen (die in 2019 overleed) hadden een uitgebreide kennissenkring. Ik herinner me etentjes met Mexicaanse schrijvers, een uitgeefster, schilders en andere artistieke vrienden.

    Maar bovenal herinner ik me Mariana’s moeder, Hedwig Urbach. Hedwig, afkomstig uit een vooraanstaande intellectuele joodse Duitse familie, was in de jaren twintig het opkomend nazisme van Europa ontvlucht. Ze was oud en ziek toen ik haar in het huis in Tlalpan leerde kennen, ze woonde bij haar dochter en schoonzoon in.

    Hedwig wist dat ze niet lang meer te leven had. Maar ik had, tot vlak voor haar dood, lange gesprekken met haar over wat er in de wereld gebeurde, over Israël en het Midden-Oosten en over de rampzalige politiek van de Verenigde Staten in Latijns-Amerika en elders. Ze was uitstekend geïnformeerd, luisterde dagelijks naar het BBC-World radionieuws en had vlijmscherpe opvattingen.

    Hedwig was links-radicaal en haatte het Israëlische geweld tegen de Palestijnen. Ze had, tot mijn fascinatie, de befaamde Litouwse anarcho-feminist Emma Goldman nog persoonlijk gekend, die net als zij haar vaderland had moeten verlaten op de vlucht voor dictatuur en totalitarisme. Ik moet aan Hedwig denken als ik langs de indringende foto’s schuifel van haar dochter Mariana Yampolsky in het schemerige bovenzaaltje van het Groningse Universiteitsmuseum.

    De tentoonstelling is tot 30 september te bezoeken in de Oude Kijk in ‘t Jatstraat 7a
    9712 EA Groningen
    050-3635083

    https://www.rug.nl/museum/exhibitions/2023/mariana-yampolsky-photographer-of-20th-century-mexico

    Heilige baardman in Laon

    De kathedraal van Laon ligt boven op een heuvel, is van kilometers afstand al te zien. Heel dominant, niet te missen.

    We zijn op terugreis naar Nederland en Laon, niet ver van Reims. Laon is onze laatste stop in Noord-Frankrijk. Natuurlijk willen we de kathedraal bekijken. Wat is een bezoek aan Laon waard zonder langs de stadsmuren te hebben gelopen en de kathedraal gezien te hebben? We zijn hier nu. Bovendien is het een interessant gebouw uit de twaalfde eeuw, vroeg-gotisch volgens het infobord bij de ingang, ouder dan de Notre Dame in Parijs en met een indrukwekkend zijportaal vol beelden van vreemde dieren als neushoorns en nijlpaarden. En op de bogen rond de ingang is een overbevolking aangebracht van heiligen en Bijbelse figuren. Je komt ogen tekort.

    Ooit was Laon een van de belangrijkste steden van Frankrijk maar ik had er eerlijk gezegd nooit van gehoord. Reizen: dat is telkens weer ontdekken hoe onwetend je bent.

    De kathedraal telt 27 kapellen, gewijd aan verschillende Maria’s, Jozef en een hele rits heiligen. Ik schuifel er als seculiere noorderling verbaasd langs. Zouden de gelovigen nu echt denken dat de heilige Teresa en heilige Rita een goed woordje voor hen doen bij de lieve Heer?

    Dan is het alsof mijn hart even van slag is. Ik schrik van een bekend gezicht. Wat doet die baardman hier in deze eeuwenoude kerk?

    Een van de kapellen is gewijd aan Charbel Makhlouf, geboren in 1828 als Youssef Antoun Makhlouf. Ieder die Libanon heeft bezocht kent de afbeeldingen van deze heilig verklaarde maronitische monnik en kluizenaar. In Faraya, een kleine vijftig kilometer van Beiroet in het hartland van de Libanese maronieten, staat een meer dan levensgroot beeld van de heilige Charbel. Hij wordt in Libanon gekoesterd en vereerd, soms ook door niet-christenen die graag in Charbels’ vele wonderen geloven.

    In 1977, twee jaar na het begin van de Libanese burgeroorlog en haast tachtig jaar na zijn dood, werd Charbel heilig verklaard door paus Paulus VI. Op dat moment werd gedacht dat de oorlog haast afgelopen was en Charbel werd gezien als een symbool van eenheid en verzoening.

    Er worden duizenden wonderen aan Charbel toegeschreven, maar het wonder van de vrede bleek daar uiteindelijk niet bij te zijn. De oorlog zou nog tot 1990 duren. Misschien had men kunnen voorzien dat Charbels’ wonderkracht was afgenomen. Toen in 1976 zijn graf werd geopend lag daar alleen maar een skelet. Hoe anders was dat in de jaren vijftig en in 1965 toen zijn graf ook werd geopend en een geheel intact lichaam werd aangetroffen, waar nog bloedachtig vocht uit kwam ook.

    En nu sta ik, in de kathedraal van Laon, plotseling oog-in-oog met een beeld van Charbel Makhlouf. Er liggen foto’s en briefjes in het Frans en Arabisch waarin Charbel wordt bedankt te hebben gezorgd voor een wonderbaarlijke genezing, een blinde die weer kan zien, een lamme die kan lopen, een scheefgelopen huwelijk dat goed gekomen is. Een beduimeld boek met foto’s van de bergen in Noord-Libanon, Charbels’ geboortestreek, ligt ter inzage.

    Het overkomt me geregeld: waar ik ook ga, ik kom telkens weer in Libanon terecht. De wonderen zijn wereld nog niet uit…

    Foto’s JK

    Identitair drama tussen de zee en de rivier

    De massale demonstraties tegen de plannen van de regering Netanyahu om de rechterlijke macht te hervormen, brengen als nooit tevoren de diepe verdeeldheid aan het licht in Israël. Voor de honderdduizenden demonstranten staat niets meer of minder op het spel dan de democratie, de rechtstaat en uiteindelijk ook de identiteit van Israël.

    De regeringscoalitie, de meest extreemrechtse in de Israëlische geschiedenis, wil het rechtssysteem drastisch hervormen. Het parlement moet in de toekomst de benoeming van rechters controleren en het Hooggerechtshof kan niet langer aangenomen wetten toetsen en afkeuren. Andere, inmiddels aangenomen wetten, maken het afzetten van een zittend premier praktisch onmogelijk en staan politici met een strafblad toe openbare functies te bekleden.

    De coalitie, bestaande uit de rechtse Likoed-partij, ultra-orthodoxen en religieus-nationalisten, heeft 64 van de 120 zetels in de Knesset. Israël kent geen Senaat of Eerste Kamer en de door de regering-Netanyahu voorgestelde hervormingen komen inderdaad neer op een soort dictatuur van de (krappe) meerderheid.

    Maar er staat meer op het spel. De hoofdzakelijk seculiere oppositie is bang dat de orthodoxe en religieus-nationalistische krachten, die nu de dienst uitmaken in regering en parlement, Israël veranderen in een theocratie, waar de halacha -de joodse religieuze wetgeving- leidend is. Dat zou niet alleen fnuikend zijn voor de tijdens de demonstraties ostentatief aanwezige LGTBQ-gemeenschap, maar voor alle joodse Israëli’s die er een seculier-liberale levensstijl op na houden.

    Opvallend is de aanwezigheid van militaire reservisten bij de demonstraties. Piloten van gevechtsvliegtuigen, die tot de elite van het Israëlische leger horen, kondigden aan niet meer te willen trainen zolang de hervormingen niet van de baan zijn. Het zijn dezelfde piloten die met hun bombardementen op Gaza en eerder op Libanon voor onnoemelijk veel ellende zorgden, maar zich nu de Israëlische democratie willen redden.

    Ook oppositieleider Benny Gantz, als bevelhebber van het leger een van de hoofdverantwoordelijken voor de aanval op Gaza in 2014, sloot zich aan bij de protestbeweging. In een toespraak in februari verdedigde hij het Hoog Gerechtshof door eraan te herinneren dat hij zich tientallen jaren had ingespannen voor de veiligheid van Israël, en dat het Hoog Gerechtshof op zijn beurt hèm had verdedigd.

    Gantz is niet de enige politicus of (ex-) generaal die ervoor waarschuwde dat het ontmantelen van het Israëlische rechtssysteem militairen zou blootstellen aan vervolging door het Internationaal Strafhof (ICC). Een goede reden voor het ICC om in actie te komen om mensenrechtenschendingen of misdaden tegen de menselijkheid te onderzoeken en eventueel te vervolgen, is immers als het eigen nationale rechtssysteem daar niet toe in staat is.

    Wellicht heeft de verrassende onthulling in de gelekte Pentagondocumenten eerder dit jaar, dat inlichtingendienst Mossad de protesten tegen Netanyahu’s hervormingen aanmoedigt, met dezelfde angst voor ICC-vervolging te maken. De Mossad wordt van talrijke mensenrechtenschendingen beschuldigd. De Israëlische regering reageerde fel op de ‘leugenachtige’ onthulling’ en ontkende de betrokkenheid van de Mossad bij de protesten. Hoe het zij, de Pentagon-documenten zelf zijn authentieke top secret Amerikaanse inlichtingenrapporten en veel, hoewel niet alles, van de informatie blijkt tot dusver wel degelijk te kloppen.  

    Praktisch afwezig bij de protesten zijn zowel de Palestijnen uit Israël, als de Palestijnen uit de bezette gebieden. Ook het Israëlische vredeskamp, dat zich verzet tegen de bezettingspolitiek en de discriminatie van Palestijnen, is minimaal vertegenwoordigd. In een klein hoekje van de massademonstraties wordt met wat Palestijnse vlaggen gezwaaid. De groep die borden bij zich heeft met opschriften als ‘democratie en apartheid gaan niet samen’ valt in het niet te midden van de zee van blauw-witte Israëlische vlaggen.

    Het Hooggerechtshof is jarenlang een trouwe partner geweest van de Israëlische overheid bij het onderdrukken van Palestijnen. Zo gaf het Hof in 2018 toestemming aan het leger om met scherp op Palestijnse demonstranten te schieten bij het afscheidingshek in Gaza. Het Hof gaf het groene licht om ‘staatsgevaarlijke’ Palestijnen te folteren. Geen enkel verzoek van de overheid om Palestijnen in administratieve detentie te nemen -dus zonder proces vast te zetten- werd ooit afgewezen. Het Hof gaf toestemming Palestijns eigendom te confisqueren in Oost-Jeruzalem, Masafer Yatta en andere plaatsen in bezet gebied. Enzovoorts.

    Palestijnen en antibezetting-activisten hebben geen reden om op te komen voor het Hooggerechtshof en zien de protesten tegen de plannen van de ultranationalistische regering eerder als een strijd tussen de oude, witte Ashkenazi elite en de nieuwe, steeds machtiger elite van kolonisten en religieuze zionisten. Beide kampen geloven in een staat met joodse suprematie en zijn verantwoordelijk voor de bezettingspolitiek sinds 1967.

    In joodse liberaal-seculiere kringen zijn stemmen opgegaan voor een grondwet. Hoewel Israël een aantal basiswetten heeft die dienen als constitutioneel kader, is het een van de weinige landen ter wereld zonder grondwet. In 1947-’48 werden een aantal pogingen gedaan om tot overeenstemming te komen over een constitutie, maar de eerste generatie politici van de staat Israël kon het niet eens worden.

    Ook 75 jaar geleden stond Israël voor de vraag: een seculiere democratie of moest de Torah leidend zijn. Dan was er de vraag wat een ‘joodse staat’ precies inhield? De meeste Joden in de wereld woonden buiten Israël en binnen Israël bevond zich een grote Arabische bevolkingsgroep. Israël ontstond vanuit een gewapend conflict met de Palestijnen en de Arabische buurlanden. Daar kwam bij: wat waren de grenzen van de staat? Tot de dag van vandaag heeft Israël geen wettelijk vastgestelde grenzen. Men was, en is in het geval van Libanon en Syrië, immers in oorlog met de buurlanden en de staat is grotendeels gesticht op bezet gebied.

    Israëls eerste premier Ben Gurion besloot dat een grondwet strijdig was met zijn visie van een permanente zionistische revolutie: Israël had helemaal geen grondwet nodig. Volgens Ben Gurion berustte het bestaan van de staat op drie pijlers: veiligheid, aliyah (massa immigratie naar Israël) en kolonisering. Dat zijn inderdaad de drie constante elementen gebleven in Israëls conflictieve bestaan van de afgelopen vijfenzeventig jaar.

    In het gebied tussen de Middellandse Zee en de rivier Jordaan, dat gecontroleerd wordt door Israël, wonen in 2023 14,8 miljoen mensen. De joden vormen een minderheid van 48%. De Palestijnen, verspreid over de Palestijnse bevolking in Israël en de bezette gebieden, maken meer dan de helft uit van de bevolking. Nu de agressieve Israëlische kolonisering een tweestatenoplossing onmogelijk heeft gemaakt, tekent zich een toekomst af van een land met een joodse minderheid en een grotendeels rechteloze, steeds groter wordende Palestijnse meerderheid.

    Die Palestijnen hebben de afgelopen decennia praktisch alle politieke en militaire confrontaties met Israël verloren. Maar het verlies van hun land heeft de Palestijnen niet beroofd hun collectieve herinnering en hun Arabische identiteit.

    Het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat steeds minder over veiligheid en territorium, steeds meer over identiteit. Het Israëlische extreem religieus-nationalistische narratief ruimt voor de Palestijnen in Israël geen enkele plaats in. ‘Dood aan de Arabieren,’ is een geaccepteerde slogan geworden. Tegelijkertijd zorgt dit extreme gedachtengoed bij gematigde joden binnen en buiten Israël voor afschuw en verwarring.

    De onlangs overleden TV-producent Harry de Winter bracht de dubbele gevoelens treffend onder woorden in de documentaireserie ‘Het Beloofde Land’. ‘Het feit dat er een plek op aarde is waar – als het erop aankomt – Joden naartoe kunnen, vind ik een reden voor een feest. Hoe ze het huis ingericht hebben en de versieringen aangebracht hebben…’ De Winter schudt zijn hoofd. ‘Daar doe ik niet aan mee. Ik vind het een drama.’

    ‘De joden leven niet op zichzelf, zelfs niet in hun eigen staat,’ schreef journalist Gideon Levy in een column die gepubliceerd werd op Israëls 75e Onafhankelijkheidsdag. ‘Het is onmogelijk om onze onafhankelijkheid te vieren, zonder te praten over de Nakba. Het is onmogelijk te rouwen voor de doden zonder te vragen waarom ze werden gedood. Het is onmogelijk de andere doden te negeren, onze slachtoffers; we kunnen en moeten de gevoelens te respecteren van de degenen die voor hen rouwen en hen als helden zien’.

    Levy is een van de weinigen die probeert de ‘grote verhalen’ van Israël en Palestina aan elkaar te spiegelen en uiteindelijk te verzoenen. Het vooruitzicht van een uitzichtloze identitaire strijd tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan, is immers -om met De Winter te spreken- een groot drama.

    Voor Vredesmagazine, juni 2023, Jaargang 16, nr. 3

    Voor info over mijn boek ‘De oorlog van gisteren’ zie: https://oorlog.blog/about/

    .

    Een jaar na de dood van Shireen Abu Akleh nog geen gerechtigheid

    Het bericht greep mij een jaar geleden bij de keel: de Palestijns-Amerikaanse journalist Shireen Abu Akleh was doodgeschoten. Ze was een sympathieke collega uit Doha met een aanstekelijke lach, een vertrouwd gezicht op nieuwszender Al Jazeera en de meest geliefde en prominente correspondent in de Palestijnse gebieden. 

    Er stond met grote letters ‘PRESS’ op de voor- en achterkant van haar kogelwerend vest en op haar helm. Maar daar had de scherpschutter geen boodschap aan.  

    ‘In het harnas gestorven’, wordt gezegd als iemand bij de uitoefening van zijn vak overlijdt. Dat klinkt het geval van Shireen extra cynisch. De Israëlische militair wist precies de plek in haar achterhoofd te raken tussen haar helm en scherfvest. Ze was op slag dood. 

    Het was 11 mei 2022, ’s ochtends vroeg. Het team van Al Jazeera was in het vluchtelingenkamp van Jenin om een inval van het Israëlische leger te verslaan. Er was een schotenwisseling geweest tussen de Israëlische militairen en Palestijnse militanten in een ander deel van het kamp. Plotseling worden de journalisten van Al Jazeera beschoten. Verslaggever Ali Al-Samoudi wordt geraakt in zijn schouder. Het team probeert dekking te zoeken, maar voor Abu Akleh is het te laat. Ze wordt geraakt als een tweede serie schoten wordt afgevuurd. 

    Weinig incidenten waarbij journalisten omkwamen zijn zo precies onderzocht en gedocumenteerd als de dood van Shireen Abu Akleh. Misschien is dat logisch. Ze was tenslotte in het Midden-Oosten een journalistieke grootheid. Maar het komt ook door de evident lakse en ongeloofwaardige manier waarop de Israëlische autoriteiten met haar gewelddadige dood omgingen. 

    “Abu Akleh is waarschijnlijk getroffen door Palestijnse terroristen die wild om zich heen schoten”, verklaarde het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken in eerste instantie op sociale media. Het ministerie voegde een filmpje toe dat, zo bleek later, op een heel andere locatie was opgenomen. Ook premier Naftali Bennett zei direct na Abu Akleh’s dood dat er een ‘aanzienlijke kans’ was dat gewapende Palestijnen verantwoordelijk waren.

    Het in de Verenigde Staten gevestigde Committee for the Protection of Journalists dringt in een afgelopen dinsdag verschenen rapport met klem aan op een strafrechtelijk onderzoek naar de dood van Abu Akleh. Ook eerdere dodelijke incidenten, zoals het in 2018 doodschieten van fotojournalisten Ahmed Abu Hussein en Yasser Murtaja tijdens demonstraties bij het afscheidingshek in Gaza, zouden ‘onafhankelijk, transparant en strafrechtelijk’ moeten worden onderzocht. 

    Kort na de beschieting van het Al Jazeera-team draaide Israël bij. Nadat onderzoek van The New York Times, The Washington Post en onderzoekscollectief Bellingcat haarfijn had aangetoond dat een Israëlische militair het fatale schot had afgevuurd, had ontkennen weinig zin meer. Onderzoek van de CNN en van de in Londen gevestigde Forensic Architecture ging nog een stapje verder en concludeerden dat de schutter met opzet heeft geprobeerd Abu Akleh te doden. Ook Al Jazeera en Shireen’s familieleden en vrienden zijn ervan overtuigd: ze werd het zwijgen opgelegd omdat ze de Palestijnen een stem gaf.  

    De CPJ constateert in het rapport dat sprake is een ‘dodelijk patroon’. Deadly Patternis ook de titel van het rapport, over de wijze waarop Israël omgaat met gedode verslaggevers. Het gaat om twintig slachtoffers sinds 2001. Niemand is ooit verantwoordelijk gehouden, laat staan gestraft.

    Dertien van de twintig journalisten waren, op het moment dat ze werden doodgeschoten, duidelijk te herkennen als journalisten met ‘PRESS’ op hun kleding. Dat gold bijvoorbeeld ook voor Reuters cameraman Fadel Shana, die ook nog eens naast een auto met ‘TV’ erop geschilderd stond, toen hij in 2008 werd neergeschoten. 

    Het feit dat niemand verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van journalisten in de bezette gebieden, heeft ertoe geleid dat verslaggevers – lokale zowel als buitenlandse – in een steeds gevaarlijker werkveld actief moeten zijn.

    Guillaume Lavallée, voorzitter van de Foreign Press Association in Israël, zegt in het CPJ-rapport dat veel journalisten bang zijn: “Als een journalist met een Amerikaans paspoort gedood kan worden zonder juridische consequenties, dan zou dat hen in de toekomst ook kunnen overkomen. Het gevoel onbeschermd te zijn is vooral sterk bij onze Palestijnse collega’s. Sommigen van hen zijn zelfs bang dat er expres op hen wordt geschoten.”

    Dat is geen rare gedachte. Behalve een Brit en een Italiaan waren de resterende achttien dodelijke slachtoffers allen Palestijns. Een aantal van hen werkte wel voor buitenlandse media en persbureaus. Opvallend is dat geen enkele Israëlische journalist onder de slachtoffers is.  

    Het CPJ-rapport beschrijft in detail hoe Israël omgaat met de dodelijke incidenten. Onderzoeken zijn ondoorzichtig, willekeurig en duren eindeloos. Bewijsmateriaal en getuigenverklaringen worden terzijde geschoven. Betrokken militairen gaan vrijuit terwijl het onderzoek, dat altijd vertrouwelijk wordt gehouden, nog gaande is. Er worden alternatieve versies van de toedracht verspreid. Fake news dus. En soms worden de getroffen journalisten voor terroristen uitgemaakt. 

    Wat dat betreft was de onverkwikkelijke gang van zaken rond het onderzoek naar de dood van Shireen Abu Akleh geen uitzondering. Er wordt simpelweg geen verantwoording afgelegd. 

    Het CPJ-rapport eindigt met een aantal aanbevelingen, de meeste aan het adres van Israël. Er is daarnaast een aantal aanbevelingen voor de internationale gemeenschap. Ze zijn ook van toepassing op Nederland.

    CPJ roept bevriende regeringen op Israël te herinneren aan hun internationale plichten rondom mediaveiligheid. Ook moeten die regeringen druk uitoefenen op Israël om mee te werken aan internationale onderzoeken naar de dood van journalisten.

    Tot dusver weigert Israel – tot grote frustratie van Shireens familie en bewonderaars – mee te werken aan Amerikaans FBI-onderzoek naar haar dood.

    Committee for the Protection of Journalists: Deadly Pattern

    Gepubliceerd op 11 mei 2023 op VillaMedia

    https://www.villamedia.nl/artikel/een-jaar-na-de-dood-van-shireen-abu-akleh-nog-geen-gerechtigheid

    International Federation of Journalists demands Justice for Shireen

    The Arab Reporters for Investigative Journalism (ARIJ): De dood neemt de stem van de waarheid niet weg, kogels kunnen de waarheid niet vermoorden

    Muurschildering in Gaza

    ‘We hadden vrienden kunnen zijn’

    Het is een ongebruikelijke mix van biografie, autobiografie en politieke geschiedschrijving. ‘We could have been friends, my father and I,’ is de lange titel die Raja Shehadeh zijn relatief dunne boek heeft gegeven, dat in 2022 werd gepubliceerd: ‘We hadden vrienden kunnen zijn, mijn vader en ik. Een Palestijnse memoires.’

    Ik houd van de boeken van Ghada Karmi, Yusif Sayig, Mahmoud Darwish en andere Palestijnse auteurs, omdat ze je binnenlaten in een wereld die nog maar kortgeleden bestond maar nu snel aan het verdwijnen is. Hun memoires beschrijven praktisch altijd een gefragmenteerd leven: vluchten uit de geboorteplaats, ballingschap, bezetting, oorlog en heimwee naar de onbereikbare geuren en kleuren van het verloren land.

    Het mooie aan het genre is dat bij de beschrijving van de herinneringen grote gebeurtenissen gekleurd worden door het persoonlijk perspectief: relaties, familieverhoudingen (verbroken) liefdes, angsten en teleurstellingen, tekortkomingen, verlangens en het vermogen turbulente gebeurtenissen in een snel veranderende wereld een plaats te geven.

    Bij Raja Shehadeh gaat het om de vader-zoon relatie.

    Raja’s vader Aziz was een prominent Palestijns advocaat die in 1948 uit Jaffa moest vluchten toen de stad werd ingenomen door de joodse Haganah-militie. Aziz Shehadeh en familieleden waren bij de 75.000 Palestijnen die de stad ontvluchtten. Slechts 2.000 Palestijnen die niet weg konden of wilden bleven achter en werden door de jonge joodse staat geïnterneerd in een getto; de met prikkeldraad omgeven wijk Ajami.

    Aziz Shehadeh was ervan overtuigd dat zijn vlucht van korte duur zou zijn. Volgens het VN-verdelingsplan van 1947 was Jaffa immers toegewezen aan de Arabische staat die naast de joodse staat in het Britse mandaatgebied Palestina zou verrijzen. Jaffa was tot de oorlog van 1948 het Arabische politieke en culturele centrum van Palestina. Aziz kon zich eenvoudigweg niet voorstellen dat het Arabische Jaffa zou ophouden te bestaan. Hij was ervan overtuigd dat het Arabisch Legioen uit Transportatie, het bedoeinenleger geleid door de Britse officier Sir John Glubb, dat in felle gevechten was verwikkeld met de joodse strijdkrachten, net zolang met de strijd door zou gaan totdat in ieder geval het Arabische deel van Palestina niet in handen van de joodse staat zou vallen.

    Hij vergiste zich. Aziz Shehadeh zou nooit terugkeren naar zijn woonhuis en kantoor in Jaffa. Hij was in zekere zin een fortuinlijke vluchteling want zijn familie had een zomerhuis in Ramallah waar het gezin in kon trekken, maar de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen liet hem niet los.  Evenmin liet de kwalijke rol van de koloniale Ingleezi -de Engelsen- bij de stichting van de staat Israël hem los. De Israëli’s erfden een repressieve wetgeving van de Britten die nu werd ingezet tegen de autochtone Palestijnse bevolking.

    In mei 1948 vonden felle gevechten plaats om Jeruzalem waarbij het oostelijk deel van de stad veroverd werd door het Arabisch Legioen. Het westelijk deel werd Israëlisch. Na een staakt-het-vuren besloot de regering in Londen dat Glubb z’n bedoeïenen terug moest trekken naar het oosten. Het gevolg was dat het Israëlische leger de steden Lydda en Ramle kon ontvolken en innemen. En Jaffa was definitief verloren.

    Twee jaar na deze tragische gebeurtenissen werd in Ramallah -inmiddels onder Jordaans bestuur- zoon Raja geboren. Ook Raja Shehadeh werd jurist en stichtte 1979 de mensenrechtenorganisatie Al Haq. Als journalist bezocht ik in de jaren tachtig en negentig regelmatig het kantoor van Al Haq in Ramallah, en ontmoette Raja en zijn collega’s die hun moedige werk onder de meest zware omstandigheden moesten uitvoeren. Inmiddels is Al Haq, samen met vijf andere Palestijnse NGO’s, door Israël tot een “terreurorganisatie” verklaard. Desondanks wordt het belangrijke werk zo goed en zo kwaad als het kan voortgezet.

    De veelzijdige Raja ontpopt zich behalve als advocaat en mensenrechtenactivist ook als een getalenteerd literair schrijver. Zijn tiende boek ‘We could have been friends, my father and I’ beschrijft Raja’s ontdekking, tientallen jaren na de moord op zijn vader in 1985, hoe heldhaftig deze eigenlijk was: een onafhankelijke geest die het zwaar te verduren kreeg van de Britten, de Israëli’s, de Jordaniërs en zijn eigen landgenoten de Palestijnen. Achteraf blijkt dat hij toch vaak gelijk had.

    Vader en zoon waren zeker geen vrienden. Raja voelde altijd een zekere afstand tussen hen, soms zelfs rivaliteit. Pas tientallen jaren na zijn dood overwint Raja zijn weerzin om zijn vaders nagelaten archief te gaan uitpluizen. En dan blijkt ‘hoeveel strijd hij heeft geleverd tijdens zijn leven’ en hoe diep zijn droefheid en boosheid was over wat hem en zijn mede-Palestijnen overkomt.

    In 1953 wint Aziz een rechtszaak in Londen tegen de Barclays Bank. De Israëlische autoriteiten hadden in 1948 de banktegoeden van Palestijnse vluchtelingen bevroren. Palestijnen in Jordanië, Libanon en elders mochten hun geld niet opnemen. De jarenlange juridische strijd, die uiteindelijk in zijn voordeel wordt beslecht, is een mijlpaal in Aziz’ leven. Maar zijn succes wekt de achterdocht van de Jordaanse autoriteiten, die dan nog onder directe Britse controle staan. Aziz ontloopt een arrestatie in Jordanië door tijdelijk in ballingschap naar Italië en Libanon te gaan.

    Aziz Shehadeh tijdens de rechtszitting in Jeruzalem na de moord op de Jordaanse koning Abdallah (1951)

    Niet lang na terugkomst in Jordanië komt hij opnieuw in de problemen en wordt alsnog gearresteerd. In juli 1958 vindt in Irak een staatsgreep plaats waarbij koning Faisal, oom van koning Hoessein, wordt afgezet en vermoord. Hoessein is bang dat de onrust overslaat naar Jordanië en laat een groot aantal nationalistische leiders arresteren, waaronder Aziz Shehadeh. Raja’s beschrijving van zijn vaders’ gevangenschap, ver weg in de Jordaanse woestijn, is aangrijpend. Aziz stelt vast dat er niet meer vrijheid van meningsuiting is in de jonge staat Jordanië dan destijds in het Britse mandaatgebied Palestina. Als Palestijns vluchteling voelt hij zich rechteloos en besluit zich te concentreren op zijn familie en advocatenpraktijk.

    Maar de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever in 1967 maakt de politieke activist weer in Aziz weer wakker. Dat jaar dient hij, gesteund door 50 prominente Palestijnse leiders uit de Westoever, Jeruzalem en Gaza, een plan in bij de Israëlische autoriteiten. Basis is het oorspronkelijke verdelingsplan waarbij, naast Israël, een Palestijnse staat wordt gesticht met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. De PLO en Jordanië moeten niets van dit voorstel weten. De PLO bepleit op dat moment een ‘democratische, seculiere staat’ in heel Palestina. Yasser Arafat noemt Aziz’ voorstel ‘dwaas’.

    Vader en zoon Shehadeh verschillen van mening. Raja verwijt zijn vader dat hij met dit voorstel komt terwijl ‘het Palestijnse volk bezig is met de gewapende strijd’. Vader Aziz gelooft echter niet in militaire oplossingen. Hij is ervan overtuigd dat vrede alleen kan worden bewerkstelligd als Israël en de Palestijnse staat elkaar erkennen en uiteindelijk ook samenwerken. Dat is in het belang van beide volkeren.

    In 1985 wordt Aziz vermoord. De dader wordt nooit gepakt, het misdrijf blijft onopgelost. De Israëlische politie sloot het onderzoek 37 jaar geleden maar, zo blijkt uit het laatste hoofdstuk, een verzoek eind 2021 van Raja om het politierapport te mogen inzien wordt nog steeds niet ingewilligd.

    Er zijn nog veel conversaties die Raja met zijn te vroeg overleden vader zou willen voeren. Raja concludeert dat meer dan een halve eeuw na de bezetting van de Westoever er 750.000 kolonisten wonen, in vijfhonderd nederzettingen. De tweestaten-oplossing is onmogelijk geworden, de enige alternatieven zijn: één staat of apartheid. Raja zou zijn vader willen vertellen dat Israëlische kinderen nu op school leren dat heel Groot Israël van hen is en dat de Palestijnen in het land geen rechten hebben.

    ‘Jij zegt dat Israël gewonnen heeft,’ zou zijn vader antwoorden. ‘Maar besef je niet dat alleen vrede tussen onze twee volken een echte overwinning zou betekenen?’

    Dit artikel is geschreven voor de Nieuwsbrief Groningen-Jabalya, mei 2023

    Voor informatie over mijn boek De oorlog van gisteren zie: https://oorlog.blog/

    Geen woord van Hoekstra over de tientallen journalisten die in Marokkaanse cellen zitten

    In juli 2019 werd de Global Media Freedom Coalition (GMFC) opgericht, een coalitie van regeringen die beloofden te zullen ijveren voor persvrijheid en de veiligheid van journalisten. “Alle mogelijke middelen” zouden worden ingezet om schendingen van mediavrijheid het hoofd te bieden. 51 landen ondertekenden de global pledge, de plechtige belofte om ook diplomatieke middelen in te zetten voor het nobele doel de persvrijheid overal ter wereld te verdedigen.

    Maati Monjib

    In 2022 vervulde Nederland, samen met Canada, het voorzitterschap van de coalitie. Op de jaarlijkse conferentie, in februari 2022 in Talinn, hield minister Hoekstra van Buitenlandse Zaken een vlammend betoog. Vrijheid van meningsuiting is een hoeksteen van het Nederlandse mensenrechtenbeleid, aldus de minister. Hoekstra bepleitte het zoveel mogelijk gebruik maken van ‘de diplomatieke gereedschapskist’ om regeringen verantwoordelijk te stellen als ze persvrijheid schenden.

    Op de website van de Global Media Freedom Coalitionkan men lezen wat die diplomatieke activiteiten van de deelnemende landen in 2022 hebben opgeleverd:

    • Op de Filippijnen was de coalitie actief op twitter met een bezorgde tweet over een vermoorde journalist en een positieve tweet over de vrijspraak van Nobelprijswinnaar Maria Ressa. Bij de Britse ambassade vond een receptie plaats met toespraken over persvrijheid.
    • In Bangladesh, waar de persvrijheid ernstig onder druk staat, hield de Zwitserse ambassadeur een exposé over de persvrijheid in Zwitserland tijdens een door de VN georganiseerd rondetafeldiscussie.
    • In Mexico, waar 14 journalisten werden vermoord in 2022, organiseerde de coalitie een seminar over het veranderen van de perswet. De Nederlandse ambassade tweette daarover.
    • In Slowakije hielpen de Canadese en Nederlandse ambassades met het organiseren van een TV-debat over de veiligheid van journalisten.

    En dat was dat. Niet echt een overtuigende lijst met successen. Maar wie weet. Je hebt ook nog geheime diplomatie. Misschien dat hier en daar ook nog wat stille diplomatie werd bedreven. We zullen het nooit weten.

    Zou de Nederlandse ambassade of een van de diplomatieke vertegenwoordigingen van andere GMFC-lidstaten vorige week in het geweer zijn gekomen voor de Marokkaanse journalist en mensenrechtenactivist Maati Monjib? Of voor een van de

    Marokkaanse journalisten die na een schertsproces lange gevangenisstraffen uitzitten?

    Monjib kondigde aan in hongerstaking te gaan nadat hij ontslagen werd als docent aan een universiteit in Rabat. Hij is al jarenlang het slachtoffer van politieke repressie, heeft een uitreisverbod en er loopt een proces tegen hem wegens het “witwassen van fondsen”. Het Europees Parlement en verschillende internationale mensenrechtenorganisaties hebben kritiek geleverd op de jarenlange “justitiële intimidatie” van Monjib.

    De maatregel om Monjib te ontslaan kwam kort nadat hij en een groep andere Marokkaanse mensenrechtenactivisten, advocaten en journalisten een collectief vormden dat in België een civiele rechtszaak wil aanspannen tegen een aantal Europarlementariërs die ervan worden verdacht Marokkaanse steekpenningen te hebben aangenomen. Daardoor werd telkenmale verhinderd dat de belabberde situatie op het gebied van mensenrechten en persvrijheid in het Europees Parlement zelfs maar ter sprake gebracht kon worden, laat staan veroordeeld.

    Pas na de onthullingen van het Qatargate-netwerk, waarbij ook Marokko nauw betrokken bleek, nam het Europarlement op 19 januari een kritische tekst aan over “de situatie van journalisten in Marokko”. De journalisten Maati Monjib, Omar Radi, Taoufic Bouachrine en Sulaiman Raissouni worden met name genoemd. Radi, een onderzoeksjournalist die berichtte over corruptie in de hoogste politieke kringen en Bouachrine en Raissouni, verbonden aan een populair dagblad dat veel kritiek leverde op de regering, zitten beide lange gevangenisstraffen uit. In de verklaring van het Europarlement wordt er fijntjes aan herinnerd dat die straffen werden opgelegd na processen die aan alle kanten rammelden.

    De Nijmeegse arabist en Marokko-deskundige Jan Hoogland herinnerde er vorige week aan dat Maati Monjib jarenlang samenwerkte met de Nederlandse NGO Free Press Unlimited (FPU) bij het opleiden van Marokkaanse onderzoeksjournalisten. Hoogland kan het weten want hij was tussen 2009 en 2015 directeur van het NIMAR, het Nederlands Instituut in Marokko. Het programma voor de onderzoeksjournalisten werd uitgevoerd door Press Now, de organisatorische voorganger van FPU, en gefinancierd door het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Kan Monjib nu ook rekenen op steun van dat ministerie of van de Nederlandse ambassade in Marokko, vroeg Hoogland zich af.

    Het was wellicht een retorische vraag. Nederland en Marokko hebben immers een deal gesloten, in het officiële jargon ‘actieplan’ geheten. In dit Marokkaans-Nederlandse document, dat al in juli 2021 door beide landen werd getekend maar tot eind november 2022 geheimgehouden, staat dat beide landen zich niet zullen mengen in elkaars binnenlandse aangelegenheden. Den Haag zal melden bij de Marokkaanse autoriteiten als een Nederlandse NGO activiteiten in het land wil opzetten.

    Voor Nederland zijn de belangrijkste onderdelen van de deal de samenwerking en coördinatie op het gebied van migratie en terrorismebestrijding. Er staan ook paragrafen in over onder andere sociale zekerheid, handel, klimaat en cultuur. Wat opvallend ontbreekt zijn termen als mensenrechten en persvrijheid.

    Inmiddels is de Marokkaans-Nederlandse deal van verschillende kanten en op een groot aantal onderdelen bekritiseerd. Bottomline bij dit alles is natuurlijk de vraag of je wel moet willen samenwerken met autocratisch regimes zoals het Marokkaanse. Die vraag is des te meer prangend als we inzoomen op het thema persvrijheid.

    Op maandag 19 juli 2021, elf dagen na ondertekening van het actieplan, werd journalist Omar Radi tot zes jaar gevangenisstraf veroordeeld wegen ‘verkrachting en spionage’. Human Rights Watch en andere mensenrechtenorganisaties hebben vernietigende kritiek geleverd op de procesgang en op de bewijsgronden voor deze zware straf. Let wel: Omar Radi, ooit ook deelnemer aan het programma van Press Now voor onderzoekjournalisten, werd ervan beschuldigd een Nederlandse spion te zijn.

    Kamerleden Piri (PvdA) en Van der Lee (GroenLinks) stelden in februari Kamervragen over de inspanningen van Buitenlandse Zaken “om de aantijging te ontkrachten dat Radi een spion van Nederland zou zijn”. Hoekstra’s antwoord is ontluisterend. “Nederland heeft de ontwikkelingen in het proces van Omar Radi nauwgezet gevolgd. Voorafgaand aan de veroordeling is meermaals navraag gedaan naar de aanklacht en, na de veroordeling, ook naar het vonnis.”

    Die navraag leverde kennelijk niets op. In de Marokkaanse media, die grotendeels door de overheid worden gecontroleerd, werd Radi al maandenlang gedemoniseerd als seksueel delinquent en Nederlands spion. Maar de ambassade hulde zich publiekelijk in stilzwijgen. Als enig wapenfeit kon Hoekstra aan de Kamerleden melden dat haast drie maanden na het vonnis Nederland “inzage kreeg in een werkvertaling van het vonnis”. Inzage. Een werkvertaling. En daarbij gaf Hoekstra aan teleurgesteld te zijn “daar waar het de aanklacht voor spionage voor Nederland betreft”.

    Teleurgesteld, het zal, maar geen woord over het schertsproces. Geen woord over de tientallen journalisten en mensenrechtenactivisten die in Marokkaanse cellen zitten. De global pledge om de diplomatieke gereedschapskist in te zetten ten faveure van persvrijheid en journalisten in de verdrukking voor het gemak even vergeten. Hoekstra’s linkerhand weet voor het diplomatieke gemak even niet waar de rechterhand mee bezig is. Aan de ene kant miljoenen uitgeven voor conferenties en cocktailparty’s van het Global Media Freedom Coalition, aan de andere kant geen poot uitsteken voor de journalistiek en persvrijheid in Marokko.

    Dit artikel werd op 14 maart 2023 gepubliceerd door VILLAMEDIA

    Het is nog elke dag nakba in Palestina

    In 1998 maakte ik een reportagereis naar Oost-Jeruzalem. Ik interviewde een aantal oudere Palestijnse inwoners om hen te vragen naar hun herinneringen. Het was vijftig jaar na de periode die in Israël wordt aangeduid als de onafhankelijkheidsoorlog. Hoe hadden zij als Palestijnen de geboorte van de staat Israël beleefd?

    Eén van de geïnterviewden, Amin Majaj, was 27 jaar in 1948 en was net afgestudeerd als arts. Majaj herinnerde zich de slachtpartij in Deir Yassin nog als de dag van gisteren. Meer dan honderd inwoners van Deir Yassin, een dorpje vlakbij Jeruzalem, werden in koelen bloede afgemaakt door de extremistische joodse Stern-groep, geleid door de latere premier Menachem Begin.

    ‘Ik wil alleen maar praten over wat ik zelf gezien heb, en dan nog zeg je misschien dat ik gek ben. Ik praat er liever niet over,’ tekende ik op uit de mond van Amin Majaj. Toch vertelt hij dat hij in het American Baby Home als medisch vrijwilliger kinderen behandelde die geslagen waren door leden van de Stern-militie. Ook ontmoette hij vrouwelijke overlevenden van het bloedbad in Deir Yassin.

    ‘Eén vrouw had geen uitdrukking op haar gezicht, ik zie haar nog voor me. Ze vertelde me hoe de terroristen kinderen gedwongen hadden op straat te gaan liggen. De moeders moesten in een jeep liggen die over hun kinderen heen reed. Veel vrouwen werden verkracht en gedwongen zich helemaal uit te kleden. Ze werden naakt meegenomen op een vrachtwagen dwars door West-Jeruzalem heen. Een enorme vernedering voor die vrouwen, dat was de bedoeling ook natuurlijk.’

    Vluchtende Palestijnen in 1948

    Amin Majaj en mijn andere Palestijnse gesprekspartners van destijds hadden levendige herinneringen aan die voor hen zo rampzalige episode. De geboorte van de staat Israël ging gepaard ging met grof geweld tegen de autochtone Palestijnse bevolking. De historische feiten waren schokkend:

    • Tussen 1947 en 1949 vluchtten van een bevolking van 1,9-miljoen zo’n 750.000 Palestijnen naar de omliggende landen.
    • Israël nam in 1948 78 procent van historisch Palestina in. De resterende 22 procent, bestaande uit de Westelijke Jordaanoever, met Oost-Jeruzalem, en Gaza werd in 1967 bezet.
    • 530 Palestijnse dorpen werden met de grond gelijk gemaakt en etnisch gezuiverd.
    • Ongeveer 15.000 Palestijnen werden in 1948 gedood en er vonden meer dan dertig slachtpartijen plaats waarbij Palestijnse burgers om het leven kwamen.

    Met de wapenstilstand van 1949 kwam geen einde aan de Palestijnse tragedie. Het werd de Palestijnse vluchtelingen verboden terug te keren naar hun geboorteland. Ze verloren hun huizen en andere bezittingen door de Absentees’ Properties Law. Toppunt van onrechtvaardigheid en absurditeit is de categorie van “aanwezige afwezige personen”. De inwoners van Saffuriyya verlieten in 1948 hun dorp om hun toevlucht te zoeken in het nabijgelegen Nazareth. Ze mogen, als “afwezige eigenaren” hun vernielde land en landerijen niet bezoeken ondanks dat ze Israëlische staatsburgers zijn.

    In 1969 verscheen Ghassan Kanafani’s novelle Returning to Haifa.  Het verhaal, dat verschillende malen werd verfilmd en bewerkt voor theater en televisie, gaat over de ontmoeting tussen een Israëlische en Palestijnse familie. Het Palestijnse echtpaar Said en Safeyya moest in 1948 hals over kop vluchten uit Haifa. Temidden van de chaos en het geweld van de oorlog vergaten ze hun vijf maanden oude baby Khaldun. Twintig jaar later krijgen ze de kans een bezoek te brengen aan Haifa en zoeken ze hun oude huis op.

    Returning to Haifa van Ghassan Kanafani

    Daar woont inmiddels een groep Holocaustoverlevers, waaronder de weduwe Miriam. Ze verloor haar vader in Auschwitz en zag met eigen ogen hoe haar tienjarige broertje werd vermoord. Miriam woont in het huis met haar twintigjarige aangenomen zoon Dov. Dov, soldaat in het Israëlische leger, is niemand minder dan hun zoon Khaldun.

    Kanafani beschrijft op indringende wijze de ontmoeting van Dov met zijn biologische ouders. Dov weet inmiddels dat hij is geadopteerd, maar hij is in alles Israëliër geworden: hij spreekt Hebreeuws, eet koosjer en kijkt uit naar het moment dat hij in een oorlog zijn land kan verdedigen. Hij minacht het echtpaar, dat hem twintig jaar geleden heeft verlaten.

    ‘Jullie hadden nooit uit Haifa weg moeten gaan,’ werpt hij zijn biologische ouders voor. ‘Als dat niet mogelijk was hadden jullie nooit een zuigeling in de wieg moeten achterlaten. En als dat ook onmogelijk was, dan hadden jullie altijd moeten proberen terug te komen. Zeggen jullie dat ook dat onmogelijk was? Het is twintig jaar geleden, mijnheer. Twintig jaar! Wat hebben jullie in die twintig jaar uitgevoerd om je zoon terug te krijgen? Als ik jullie was geweest zou ik de wapens hebben opgenomen om je zoon terug te eisen. Wat kan een betere reden zijn dan dat? Jullie zijn slappelingen! Slappelingen! Jullie zijn achterlijk en lijken wel verlamd.. Vertel me nou niet dat jullie twintig jaar hebben zitten huilen. Tranen brengen echt de vermisten en het verloren land niet terug.’

    Dov’s tirade laat zich lezen als Kanafani’s pleidooi voor de onvermijdelijke Palestijnse strijd voor terugkeer naar het vaderland. ‘Ontwaak uit je passiviteit,’ lijkt hij tegen de Palestijnse vluchtelingen te willen zeggen, ‘laat niet alle rampen zomaar over je heen komen’.  

    Interessant genoeg is het woord Nakba, Arabisch voor ‘catastrofe’, nog niet algemeen in zwang als Kanafani dit verhaal schrijft, nog geen twintig jaar na de stichting van de staat Israël. De Syrische schrijver en denker Constantin Zuraiq had de Palestijnse tragedie weliswaar al in 1948 aangeduid als nakba, maar het duurde tot in de jaren negentig dat Palestijnse inwoners van Israël de straat opgingen en in Terugkeer Marsen naar hun verlaten en vernielde dorpen de voor hen catastrofale gebeurtenissen rond 1948 als Nakba herdachten. Het woord nakba sloeg inmiddels niet alleen op de pijnlijke geschiedenis van verlies, ballingschap en trauma, maar ook op herwinnend zelfvertrouwen, zelfbewustzijn en nationalisme onder de Palestijnse bevolking.

    Eind jaren tachtig hadden Israëlische historici als Benny Morris, Avi Shlaim en Ilan Pappé de geschiedenis van Israëls’ geboorte al drastisch herschreven. Israël was niet de underdog die met Gods’ zegen een onwaarschijnlijke overwinning behaalde. De ‘onafhankelijkheidsoorlog’ bleek een stuk minder heldhaftig geweest te zijn dan beschreven in de officiële geschiedschrijving en in de romans van Leon Uris en anderen. Er was bruut geweld gebruikt tegen Palestijnse burgers, misdaden begaan tegen de menselijkheid, er waren slachtpartijen geweest, getto’s voor de overblijvende Palestijnen opgezet, etnische zuiveringen… De Palestijnen bleken in 1948 het land helemaal niet vrijwillig te hebben verlaten of op instignatie van hun laffe leiders. Ze waren geïntimideerd en verjaagd. Het verhaal waar generaties mee waren opgegroeid, over Israël als land zonder volk voor een volk zonder land, begon te kantelen. Het droomland waar overlevenden van de Holocaust de woestijn tot bloei hadden gebracht, bleek eenvoudigweg niet te bestaan.

    De lezing van de ‘nieuwe historici’ werd in de decennia daarna gevolgd door tal van nieuwe onthullingen. In 2000 publiceerde de Israëlische krant Maariv bijvoorbeeld een lang artikel over de moordpartij in Tantura. Het ging om het doodschieten van ongewapende Palestijnen nadat de zionistische strijdgroep Haganah de kustplaats in mei 1948 had ingenomen. Het onderzoek was gebaseerd op onderzoek van geschiedenisstudent Teddy Katz die een groot aantal Joodse en Palestijnse getuigen had geïnterviewd. Veteranen van de brigade die Tantura hadden ingenomen spanden een proces aan tegen Katz. De rechter gaf hun gelijk: het was laster.

    Katz moest de proceskosten betalen en de universiteit eiste dat hij een nieuwe thesis zou schrijven. Dat deed hij en hij droeg zelfs nieuwe feiten aan voor de slachtpartij. De thesis kreeg een laag cijfer en werd geweerd uit de universiteitsbibliotheek. Katz zelf werd een paria in de kibboets waar hij woonde. Zijn onderzoek werd gezien als ontoelaatbare zelfbevlekking. Veel Israëli’s waren woedend.

    Mijn Volkskrant-artikel met de interviews met de oudere inwoners van Jeruzalem wekte bij sommige Israël-sympathisanten in Nederland ook woede. Schrijfster Lisette Lewin schreef een opiniestuk onder de titel ‘Joodse gruwelen gaan er in het Westen nog altijd grif in’. Impliciet beschuldigde ze de Palestijnen en mij als journalist van antisemitisme. Ik refereer aan het incident in mijn boek ‘De oorlog van gisteren’.

    Hoewel Lewin niet ontkent dat de slachtpartij in Deir Yassin een oorlogsmisdaad was, voert ze tal van excuses aan. De geluidswagen die de bewoners had moeten waarschuwen was in een greppel gereden. Veel bewoners renden het dorp uit. De rest verdedigde onverwacht hardnekkig hun huizen. De munitie van de joden raakte op en sommige van hun roestige stenguns begaven het. De ongeoefende Joodse strijders waren volgens Lewin ‘hysterisch van paniek’ en schoten tientallen mannen, vrouwen en kinderen dood. In haar artikel beweert Lewin verder dat de Arabieren het vluchtelingenprobleem in stand houden ‘om Israël te treffen’.

    In 2011 werd de ‘Nakba-wet’ van kracht waarbij het in Israël verboden werd ‘acties te ondernemen die het bestaan van Israël als een Joodse en democratische staat ontkennen’ en ‘een rouwdag maken van de dag dat de staat werd uitgeroepen’. Op overtreding van de wet staan hoge geldboetes. Maar historische feiten laten zich niet met een wet uit het collectieve geheugen bannen.

    De fase van Israëlische woede en Nakba-ontkenning werd gevolgd door een fase van rechtvaardiging. Rechtse Israëlische schrijvers en journalisten ontkenden niet langer de feiten, maar rechtvaardigden het verdrijven van 750.000 Palestijnen uit hun land. Was dat immers geen ‘legitieme en noodzakelijke actie om de stichting van de joodse staat mogelijk te maken’? Uri Misgav, columnist van de krant Haaretz, bekritiseerde de pro-Palestijnse houding van zijn eigen krant, en eindigde een opiniestuk met een sarcastisch ‘sorry, wij hebben gewonnen’.

    De meest schokkende ontwikkeling en de schaamte voorbij is het dreigement, vooral van uiterst-rechtse Israëlische politici, van een ‘tweede Nakba’. Minister voor Energie Israël Katz hield als parlementslid in mei 2022 een toespraak een toespraak waarin hij dreigde met een nieuwe Nakba. Katz reageerde in de Knesset woedend op studenten die de Nakba hadden herdacht en met Palestijnse vlaggen hadden gezwaaid. “Herinner wat er in 1948 gebeurde, herinner je onze Onafhankelijkheidsoorlog, jullie Nakba. Vraag de ouderen onder jullie, jullie grootvaders en grootmoeders, en ze zullen uitleggen dat uiteindelijk de Joden wakker zullen worden en zichzelf en het idee van een Joodse staat zullen weten te verdedigen.”

    De uitlatingen van Katz, lid van Netanyahu’s Likoed Partij, staan niet op zichzelf. Andere Likoed-politici, zoals minister van Defensie Yoav Galant, lieten zich op dezelfde manier uit. In het Israëlische politieke spectrum vertegenwoordigen Katz en Galant mainstream rechts. Daar weer ter rechterzijde van bevinden zich politici, zoals de ministers Smotrich en Ben Gvir, respectievelijk met de portefeuilles ‘burgerlijk bestuur’ op de bezette Westoever en ‘Nationale Veiligheid’, die nog een paar stapjes verder gaan en van de Nakba hun strijdkreet hebben gemaakt. Extreemrechts wil de Palestijnen voor de keus stellen: je volledige overgeven en nationale aspiraties vergeten of emigreren. De herinnering aan de Nakba wordt door extreemrechts omarmd om te worden ingezet als dreigement: de joodse suprematie in Groot Israël erkennen of vertrekken naar een Arabisch land of waar dan ook in de wereld. Een tweede Nakba, dus.

    Extremistische ministers Itamar Ben Gvir (links) en Bezalel Smotrich roepen op tot een nieuwe nakba

    Op loopafstand van waar ooit het Palestijnse dorp Deir Yassin lag, symbolische plaats voor de Nakba, ligt het Yad Vashem, het Holocaust-monument. Er is wel gezegd dat vrede in het heilige land mogelijk zou zijn als de Palestijnen het Joodse trauma zouden erkennen en Israëli’s het Palestijnse; wederzijdse erkenning dus van Holocaust en Nakba. Het erkennen van de feiten, waarheidsvinding, zou helend kunnen werken, smeerolie zijn voor een vastgelopen vredesproces.

    De Palestijnse schrijver Ghassan Kanafani brengt in Returning to Haifa Holocaust-slachtoffers en Nakba-slachtoffers tot leven en samen in één verhaal. Hij maakt beslist geen karikaturen van zijn Israëlische en Palestijnse hoofdrolspeler. De joodse Miriam wordt bijvoorbeeld afgeschilderd als een sympathieke, zorgzame vrouw.

    Tegelijkertijd biedt Kanafani voor de Palestijnse ontheemden en onterfden geen alternatief dan te vechten voor het recht op terugkeer. Alleen als de Israëlische hegemonie over Palestina wordt gebroken kan recht worden gedaan. Het is geen toeval dat de briljante schrijver Kanafani door Israël gezien werd als een gevaarlijke politieke activist en in 1972 door de Mossad vermoord.

    Ja, waarheidsvinding is essentieel voor verzoening en voor het doen van recht, maar Holocaust en Nakba staan in een problematische verhouding tot elkaar. De Holocaust werd door de zionistische beweging als rechtvaardiging gebruikt voor de stichting van de Joodse staat en die leidde op zijn beurt weer linea recta naar de Nakba. Het ‘kleine leed’ van de Palestijnen die in 1948 hun land moesten verlaten, waar ze volgens het discours van de Israëlische opinieleiders ook nog eens goeddeels zelf verantwoordelijk voor waren, leek in het niet te vallen bij het gigantische leed van de moord op zes miljoen Joden. Zonder het vertrek van de Arabische bevolking, die het recht voor altijd werd ontzegd om terug te keren, was het veilige toevluchtsoord voor alle Joden in de wereld er immers nooit gekomen.

    Dat was het zionistische riedeltje dat decennia door een groot deel van de westerse wereld werd geslikt. Kritiek op Israël werd en wordt, vanuit deze perverse logica, daarom afgedaan als Jodenhaat en antisemitisch.

    De Holocaust was een uiting van haast niet te bevatten kwaad, een massale moordpartij die door de hele mensheid voor altijd herinnerd moet worden als een waarschuwing tegen elke vorm van uitsluiting en etnisch waandenken.

    De gebeurtenissen die in 1948 die leidden tot de verdrijving van honderdduizenden mensen van hun geboortegrond en de kolonisering van Palestina, zijn van een andere orde. Maar ze gaan nog steeds door. Het is nog elke dag Nakba in Palestina. De dreigende deportatie van duizend Palestijnen uit Masafir Yatta, het vernielen van Palestijnse huizen, het uitwissen van het Arabisch karakter van Jeruzalem en Hebron, het uitbreiden van de joodse nederzettingen, de geïnstitutionaliseerde apartheid op de Westelijke Jordaanoever…

    Op sociale media zijn dagelijks foto’s en video’s te zien van Palestijnse olijfgaarden die worden vernield, huisuitzettingen, invallen in vluchtelingenkampen…  De beelden die mij het meest schokten waren van een groep religieuze kolonisten, baarden, keppeltjes, uzi-mitrailleurs over de schouder, die door de Palestijnse wijk Silwan bij Jeruzalem trokken. Ze provoceerden de bevolking door plagerig ‘Nakba, Nakba’ te zingen.

    Nakba is een beschamende strijdkreet geworden voor sommigen, een bittere gedachtenis en onverteerbare realiteit voor anderen. En de herinnering aan de Holocaust?

    Een verkorte versie van dit artikel verscheen in maart 2022 in het VredesMagazine: https://www.vredesmagazine.nl/index.php

    ‘In oude kippen zit het vet’

    Interview uit 2007 met Kees Wagtendonk

    Door Jacqueline de Bruijn

    Zaterdag 31 december overleed Kees Wagtendonk (89). Wagtendonk is medeoprichter van het Nederlands Palestina Komitee. In 2007 werd hij geïnterviewd door Jacqueline de Bruijn. Hij sjouwde nog tot op hoge leeftijd met spandoeken, regelde demonstraties en stond jarenlang elke twee weken voor de Albert Heijn te demonstreren tegen de verkoop van Israëlische producten. Kortom, hij zette zich decennia in voor het Palestijnse volk. Het is allemaal begonnen met een motorrit, die hij in 1958 maakte door het Midden-Oosten.

    Waarom bent u in 1958 op de motor naar het Midden- Oosten gegaan?
    Ik ben in 1953 theologie gaan studeren. Tijdens mijn kandidaats kwam ik erachter dat predikant worden eigenlijk meer de wens van mijn vader was. Ik heb het toen omgebogen naar Vergelijkende Godsdienstwetenschap, met als hoofdvak Islam en als bijvakken Arabisch en Hebreeuws. Na een klein jaar wilde ik die moslims wel ontmoeten, dat was in die tijd heel moeilijk. Die zaten ver weg. Ik was 25 jaar en ik zocht natuurlijk ook het avontuur en de romantiek van het Oosten. Om de tocht te financieren had ik met de ANWB afgesproken om reisverhalen met foto’s per post te sturen. Met mijn DKW 200 cc ging ik dwars door Europa naar het Midden-Oosten.

    Wat was de reisroute?

    Joegoslavië, noord Griekenland, door Turkije. In het Europese deel van Turkije lag er opeens een laag van 8 cm mul zand op de weg en ik ging om. Ik had niks maar hield per ongeluk de motor tegen mijn been. Enorme brandpiek, ik denk dat je hem nog steeds kan zien. Naar de Nederlandse vertegenwoordiging gegaan en die zeiden:” Direct naar het ziekenhuis.” Daar heb ik een week gelegen met bloedvergiftiging. Daarna ben ik doorgereisd naar Syrië.

    Hoe reageerden mensen op u?

    Ik had een baard laten staan, een mooie zwarte baard. In Aleppo kwam ik met veel jongeren in contact en die zeiden: “Die baard moet je meteen afscheren. Je bent toch geen geestelijke?” Dat wilde ik nou juist niet worden dus dat deed ik. Overal heb ik interessante gesprekken gevoerd. Ik kwam ook bij mensen thuis. Een Syrische jongen reed bijvoorbeeld achterop met mij mee naar zijn oom, die woonde op een boerderij in de buurt van Aleppo. Deze jongeman kwam van een jongerenfestival in Moskou. Syrië was, het was de tijd van de koude oorlog, erg gericht op de Sovjet-Unie. Ik heb 30 jaar met hem gecorrespondeerd. Hij is later minister geworden. Soms krijg ik van een Nederlander nog een telefoontje dat hij de ex-minister heeft ontmoet en dat hij naar mij vroeg.

    Hoe lang was u in Syrië

    Ik heb een week in Aleppo gezeten. Daarna ben ik naar Damascus gegaan waar ik een Palestijnse vluchtelingen- kamp heb bezocht. Hoe je daar terecht komt, dat weet ik echt niet meer. Dat zijn van die toevalligheden die gebeuren. De Palestijnen vertelden over hun achtergrond. Het was tien jaar na de stichting van de staat Israël en de herinneringen waren nog vers. Dat waren aangrijpende verhalen die ik te horen kreeg. Ik herinner mij een jongen die vertelde dat ze uit Ramle en Lydda kwamen en dat ze daar gewoon waren weggejaagd ‘at the point ofthe gun’.

    Ze spraken allemaal Engels?

    Ja, wij Nederlanders kloppen ons vaak op de borst over onze geweldige talenkennis. Maar het is mij opgevallen dat mensen in het Midden-Oosten vaak beter Engels spreken dan wij.

    Was u verbaasd toen u die verhalen hoorde in het vluchtelingenkamp?
    Ja, dat was nieuw voor mij. Ik ben betrekkelijk naïef aan die reis begonnen. Natuurlijk wist ik van de verhouding van Israël met de omringende Arabische staten. Maar ik had de verhalen over Israël klakkeloos aanvaard. De bekende verhalen, ‘De woestijn is door de Israëliërs groen gemaakt’, ‘Een land zonder volk voor een volk zonder land’ en ‘Als je niet in wonderen gelooft dan ben je geen realist.’ enzovoort. Ik stond er vrij neutraal tegenover en was niet echt een bewonderaar van Israël, mijn vader was dat meer.

    U kwam voor het eerst in aanraking met Palestijnen, maar uw reis ging weer verder.
    Ik ben naar Amman doorgereisd, en daar heb ik gelogeerd bij familie van een Palestijn in Nederland, Elias Rantisi, een christen Palestijn uit Jaffa. Om gesproken Arabisch te leren had ik van de Nederlands-Arabische Kring zijn naam gekregen. In Oost-Jeruzalem logeerde ik bij mevrouw Antonius, de weduwe van George Antonius, de schrijver van het boek The Arab Awakening. Door haar ben ik opnieuw met Palestijnse vluchtelingen in contact gekomen. Ze deed vrijwilligerswerk in een vluchtelingenkamp in Oost- Jeruzalem en nam mij mee.

    Bent u ook naar Israël gegaan?

    Nee, toen niet, dat was onmogelijk. (Oost-Jeruzalem en de Westelijke Jordaanoever stond tot 1967 onder Jordaans bestuur.) Ik ben teruggereisd via Syrië naar Libanon. Het was een spannende tijd, de tijd van de Egyptische president Nasser en het Arabisch nationalisme. De stichting van de Verenigde Arabische Republiek was net gerealiseerd. Je kon zonder visum van Syrië naar Egypte. De hele sfeer in die dagen was zeer optimistisch. De Suez-oorlog was net achter de rug, die politiek gezien gewonnen was door Nasser. Die oorlog was het antwoord van Engeland, Frankrijk en Israël op de nationalisatie van het Suez-kanaal door Nasser in 1956. Het Westen vreesde dat de VAR zich zou uitbreiden. In de tijd dat ik in Libanon zat kwamen er Amerikaanse soldaten vanuit zee binnen om te voorkomen dat Libanon zich zou aansluiten. Ik had een legerbroek aan en ik kreeg de raad om die maar niet te dragen omdat mensen konden denken dat ik een soldaat was. In Jordanië, voormalige Engelse kolonie, zaten de Engelsen. Ik heb Engelse soldaten in Oost-Jeruzalem zien lopen. Jordanië werd door Nasser voortdurend op de korrel genomen. Nasser noemde koning Hoessein “de hoer van het imperialisme”. Toen ik op 14juli naar Irak wilde gaan brak daar de revolutie uit. Het was een heftige geschiedenis, de koning en de zeer pro-westerse premier Nuri es-Said werden vermoord.

    Hoe lang bent u totaal weggeweest?

    Ik denk een maand of vier. In Beiroet heb ik bij een agentschap van de Koninklijke Nederlandse Stoomboot Maatschappij (KNSM) gevraagd of ik mee kon als ‘matroos onder de gage’. Dat kon en ik moest de hondenwacht doen. De hondenwacht betekende aan het roer staan van twee tot zes uur ‘s nachts. Het schip ging naar allerlei Middellandse zeehavens en deed bijna een maand over de reis naar Rotterdam. Na een week werd ik ziek. Toen was het afgelopen met de hondenwacht en moest ik naar de ziekenboeg. Speciaal voor mij hebben ze nog Algiers aangedaan, waar op dat moment al twee jaar een bevrijdingsoorlog tegen de Franse overheersing werd gevoerd. Bij de dokter bleek dat ik geelzucht had.

    Wat heeft u na uw reis gedaan?

    Daarna heb ik mijn studie afgemaakt. Als ik opnieuw mocht kiezen zou ik Arabisch hebben gekozen met Islam als bijvak. Het Arabisch is een fantastisch mooie taal. Ik zou het goed willen spreken en niet alleen kunnen lezen. De hoogleraar godsdienstwetenschap, bij wie ik afstudeerde, was lid van de Rotary. Toevallig had de nationale rotaryclub in 1960 een beurs te vergeven voor een jaar studie in een ontwikkelingsland waar je dan heen ging als “ambassador of goodwill”. Na een kleine competitie viel de keuze op mij. Het maakte veel indruk dat ik had verklaard, hoewel van origine theoloog, niet als zendeling te willen gaan. Ik wilde naar de Amerikaanse universiteit in Beiroet om beter Arabisch te leren spreken. In Beiroet moest ik elke week een rotary bijeenkomst bezoeken in het King George hotel en met mensen in het Frans converseren, een kleine ramp.

    Hoe heeft u het gehad in Beiroet?

    In Beiroet kwam ik in contact met studenten uit India, Pakistan, Filipijnen, Ethiopië en uit Arabische landen. Er waren ook veel Palestijnen. De politieke sfeer van die tijd, 1960/1961, was vergelijkbaar met de periode van mijn reis. Het was de tijd van de Algerijnse bevrijdingsoorlog en er waren veel demonstraties. Ik had een leraar Arabisch voor het vak kranten-Arabisch, dan lazen we stukjes uit de krant. Hij was een Palestijn en nodigde mij een keer uit in zijn huis in Beiroet. Daar woonde hij heel bescheiden. Hij liet mij de sleutel en een foto zien van zijn huis in Nazareth dat zij hadden moeten verlaten in 1948. Dat zijn van die vluchtige ontmoetingen die later blijken dieper te zijn gegaan dan je op dat moment realiseert. Toen ik, terug in Nederland, sprak over Palestijnse vluchtelingen, reageerde men daarop met veel onbegrip “Wat nou Palestijnse vluchtelingen? Ze gingen vrijwillig. Hun leiders hebben ze daartoe aangespoord.” Door deze reacties werd ik toch nog een zendeling, maar dan naar het Westen toe. Mijn vader heb ik tenslotte nog kunnen bekeren. Veel later zei hij “Je hebt toch gelijk gehad”.

    Wanneer heeft u uw vrouw Nora ontmoet?

    In 1959, een halfjaar voordat ik naar Beiroet vertrok, heb ik Nora ontmoet. Eén voorwaarde van de Rotary was dat je niet getrouwd mocht zijn. Dat was wel even afzien. We schreven veel brieven. In die tijd kon je moeilijk bellen. Daarom ben ik kort na afsluiting van het Academisch jaar naar Amsterdam teruggegaan. Ik was haar trouw gebleven. Dat was een goede beslissing en ik ben nog steeds heel gelukkig met Nora. Een paar maanden later zijn we getrouwd. Al snel kregen we een dochter en daarna een zoon.

    Wat heeft u met uw studie gedaan? Tenslotte was, zeker in die tijd, een studie van Islam en Arabisch behoorlijk ver van het bed.
    Ik werd docent bij de vakgroep godsdienstwetenschap van de theologische faculteit aan de UvA. In 1968 promoveerde ik op de oorsprong van het vasten in de Koran. Een buitengewoon interessant, maar moeilijk onderwerp. Er zijn weinig concrete historische gegevens, het werd een ware these. Het gaat om de onderlinge verwantschap tussen de drie religies. Het historisch en vergelijkend onderzoek hierover heeft mij altijd gefascineerd. Ik gaf o.a. het vak ‘inleiding in de islam’, een verplicht vak voor theologiestudenten. Bij het IMNO, Instituut Moderne Nabije Oosten, nam ik les in het gesproken Arabisch. Daar leerde ik Musa Suudi kennen, de vader van Radi Suudi. Die was actief voor wat hij noemde “the cause”, de Palestijnse zaak. Hij kwam oorspronkelijk uit Jeruzalem en via Londen, waar hij bij de BBC had gewerkt, was hij terecht gekomen in Amsterdam. Hij gaf na de Juni- oorlog veel lezingen en dan ging ik soms mee om zijn Engels te vertalen. Dan had ie natuurlijk ook nog Mahmud Rabbani, een Palestijnse student uit Haifa. Die heb ik later leren kennen. Hij is zakenman geworden en honorair consul van Koeweit.

    Hoe ontstond de oprichting van het Palestina Komitee?

    De oprichting is vooral te danken aan Mahmud Rabbani en Piet Nak. Piet Nak stond in die tijd bekend als de organisator van enkele grote Vietnam-demonstraties. Maar hij was ook de man die in de Tweede Wereldoorlog heel nauw betrokken was bij de Februaristaking. De Israëlische ambassade probeerde hem te winnen voor een demonstratie na de Juni-oorlog. Maar Rabbani was ze voor. Piet Nak was onder de indruk van diens weergave op tv van het lot van de Palestijnen. Hij is eigenlijk omgeslagen. Van Israël had hij een onderscheiding gekregen voor zijn moedige verzet tegen de jodenvervolging. Die onderscheiding stuurde hij terug. Hij was een geweldige aanwinst. Piet Nak was een eenvoudig man die zijn hart op de juiste plaats had al kwam hij vaak niet al te diplomatiek uit de hoek.

    Wat was uw functie bij de oprichting?

    Ik raakte er bij betrokken via het Midden-Oosten Bulletin waaraan ik had meegewerkt samen met Gerrit Jan Harbers, buitenland secretaris van de PSP. Wij hielden ons bezig met de beginselverklaring van het komitee in oprichting. 0p 14 mei 1969 was de oprichting een feit via een teach-in. Ik meen in de Brakke Grond in Amsterdam, gevolgd door een informatieweek met een tentoonstelling en films. At van Praag van Cineclub-Vrijheidsschool had daarin een groot aandeel. De verklaring die we lanceerden werd ondertekend door 60 personen uit progressieve partijen, vredesorganisaties, studentenbeweging en Midden-Oosten deskundigen. De verklaring gaat eigenlijk maar om één ding: het recht van terugkeer voor de Palestijnse vluchtelingen. Tot 1967 was dat het probleem geweest ,’etnische zuivering’ zeggen we tegenwoordig. Israël was al twee jaar de bezetter maar de bezetting was geen issue. Aan de orde was de oorsprong van het conflict en dat was het recht van terugkeer. Wij baseerden ons op twee punten, op de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en op resolutie 194 van de algemene vergadering van de Verenigde Naties.

    De dag na de oprichting kwamen er grote stukken in de kranten. De ‘bekering’ van Piet Nak stond erin centraal. Van de kant van het Joodse Kerkgenootschap en de Zionistenbond kwam zware kritiek. We werden meteen beschuldigd van antisemitisme.

    Bent u al die jaren aan het NPK verbonden gebleven?

    Ja, al heel snel veranderde het NPK van karakter. Vooral omdat de PLO een onafhankelijke Organisatie werd. De PLO was opgericht in 1964 door de Arabische Liga. In 1969 maakte het zich daarvan los en werd Yasser Arafat voorzitter. De PLO stond vanaf dat moment voor een seculiere staat met gelijke rechten voor joden, christenen en moslims. Het NPK schaarde zich achter het PLO-standpunt maar niet iedereen kon die stap maken. Met die nieuwe doelstelling moesten mensen zich schriftelijk akkoord verklaren. Het Komitee werd als het ware opnieuw opgericht en ging een andere visie uitdragen. In 1972 begonnen we met de Nieuwsbrief Palestina Komitee, dat is nu de Soemoed geworden. De Nieuwsbrief was anti-imperialistisch, het ging over Palestina en over de reactionaire politiek van de Arabische staten. We kregen dankzij de gemeente een kantoor op de zolder van de Lauriergracht. In de hoogtij-dagen hadden we twee vaste krachten. Eén volledig en twee halve krachten. Ik ben jarenlang penningmeester geweest en ik heb bijna altijd in de redactie van het blad gezeten.

    Na mijn pensioen ben ik opnieuw in het bestuur van het NPK gekomen. Tijdens de eerste Intifada was er weer een opleving van het Komitee, Maar de Oslo-akkoorden hebben het Komitee geen goed gedaan. Er haakten mensen af. Men dacht dat er vrede zou komen en ik dacht dat aanvankelijk zelf ook. Tijdens de tweede Intifada werd de sfeer heftiger. Palestijnen beschikten nu over wapens. Het NPK heeft toen twee demonstratie georganiseerd, eind 2000 en een hele grote in april 2002. We zijn ook begonnen met boycotflyer-acties voor de Albert Heijn, eerst in Rotterdam en vanaf december 2001 in Amsterdam. Het ging om een boycot van alle Israëlische producten. Het was geen absolute boycot, doch zolang Israël de resoluties van de VN negeert. Op sandwichborden stonden de namen van producten als Jaffa, Tivall, Carmel en de leus “Leven, land, toekomst voor de Palestijnen”. Voor de meeste van de 50 Albert Heijnwinkels in Amsterdam hebben we gestaan, ook voor enkele Natuurwinkels zoals die op de Elandsgracht. De eigenaar daarvan kwam altijd boos zijn winkel uitgerend dat we moesten ophoepelen. We hebben het zo’n 70 keer volgehouden tot november 2005.

    Hoe waren de reacties?

    Heel verschillend, vooral oudere mensen deden alsof ze je niet zagen en zeiden dan half in het voorbijgaan “antisemieten”. Anderen zeiden: “Bent u wel eens in Israël geweest?”of “Waar twee kijven hebben twee schuld”en “Palestijnen zijn ook geen lieverdjes”.

    Het is opvallend hoe snel de meningen veranderd zijn in de loop van de laatste jaren. Steeds vaker hoorde je “Wat goed dat jullie dit doen.” of “Ik koop al jaren geen Israëlische producten.” Enkele reacties van joodse kant wil ik speciaal noemen. Ik herinner mij dat iemand zei: “Als u niet ogenblikkelijk ophoudt dan word ik vreselijk boos op u. Mijn naam is Cohen.” “Nou en?” hadden we kunnen antwoorden, maar we zwegen. Een vrouw uit de Watergraafsmeer zei: “Hoe durven jullie? Mijn hele familie is in de oorlog uitgemoord.” Dan weetje niet watje moet zeggen. Achteraf weet je het wel. Ik had moeten zeggen: “Wat hebben de Palestijnen daar mee te maken?” Je wordt altijd gefrustreerd met de jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog.

    De Tweede Wereldoorlog is nog steeds niet afgelopen. Het is pas echt afgelopen als de Palestijnse kwestie in billijkheid geregeld wordt. Rechtvaardigheid kan al bijna niet meer geëist worden. Er zijn nu ook rechten aan de andere kant ontstaan.

    De laatste tijd merk ik pas dat mensen het een goede actie vonden. Maar het was niet vol te houden elke twee weken. De organisatie was zwaar. Pamfletten moesten steeds vernieuwd worden en ik vroeg mij afofhet wel zoden aan de dijk zette. Maar na de Tweede Intifada moesten we gewoon iets doen. Nu is het op een veel breder vlak opgepakt. Vooral in Engeland zijn o.a. vakbonden en kerken bezig met boycotacties, desinvesteren en sancties. Het Komitee is daar ook druk mee bezig. De bedoeling is dat we via het publiek bewustwording creëren. We willen het koopgedrag van het publiek beïnvloeden en daarmee een signaal afgeven aan Israël dat die zijn politiek moet wijzigen en VN resolutie 242 (beëindiging van de bezetting van 1967), VN resolutie over de muur en de VN resolutie 194 over de Palestijnse vluchtelingen moet uitvoeren. De Palestijnse vluchtelingen hebben het recht op terugkeer naar hun huizen en akkers. Voor mij is het dan pas voorbij. Maar er moet nog heel veel water door de Jordaan vloeien voordat het zo ver is.

    Tot het zover is blijft u strijdbaar?

    (Hij slaakt een zucht) Ik doe mijn best.

    Oekraïne – Palestina: woorden doen ertoe

    Thuis, op straat en zeker ook in de betrekkingen tussen landen doen woorden ertoe. Als president Poetin het heeft over zijn speciale militaire operatie in Oekraïne is onze reactie in Nederland meestal een meewarige glimlach. We weten wel beter. Sinds februari vorig jaar is immers een grootschalige Russische aanval gaande op Oekraïne.

    Hoezo speciale militaire operatie? Als dit geen oorlog is wat is dan een oorlog? Als dit geen agressie is wat dan wel? Het is een schokkende schending van het internationaal recht, van de soevereiniteit van een buurland en van het zelfbeschikkingsrecht van het Oekraïense volk.

    Aleksander Dugin, die wel wordt beschouwd als Poetins’ “huisfilosoof”, zegt dat de Russische waarheid niet noodzakelijkerwijs dezelfde is als de Europese waarheid. Absolute waarheid bestaat volgens hem niet en dat valt moeilijk te weerleggen. Maar de notie dat je, al naar het jou uitkomt, van mening kunt verschillen over de betekenis van universele concepten als vrijheid, bezetting, mensenrechten en soevereiniteit is angstaanjagend.

    Toch gebeurt het. De Russische staatspropaganda heeft het over de dekolonisering van Oekraïne, over een strijd tegen de Westerse neoliberale hegemonie en een noodzakelijke stap om een einde te maken aan de unipolaire wereld, waar alleen de Verenigde Staten en bondgenoten het voor het zeggen hebben. Zelfs het bestaan van een Oekraïens volk met een eigen taal en cultuur wordt ontkend. Russische journalisten die het militaire geweld in Oekraïne toch een oorlog durven noemen lopen ze het gevaar hun baan te verliezen of -erger nog- de gevangenis in te draaien. Het droeve officiële Russische refrein is dat in Oekraïne nazi’s aan de macht zijn en dat het land ‘bevrijd’ moet worden.

    Sympathisanten van de Palestijnse zaak in Nederland hebben er het afgelopen jaar veelvuldig op gewezen hoe verschillend er wordt gereageerd op de Russische agressie in Oekraïne en de Israëlische bezetting van Palestina. Oekraïne wordt grootscheeps gesteund door de Verenigde Staten en de Europese Unie, waaronder Nederland. Zonder de westerse wapensteun zou het grootste deel van Oekraïne ongetwijfeld al door Rusland zijn bezet.

    Er zijn talrijke sancties afgekondigd tegen Rusland. Waarom geen sancties tegen Israël dat al decennia zich geen zier aantrekt van VN-resoluties en onverdroten doorgaat bezet Palestijns gebied te koloniseren?

    De president van Oekraïne, Volodomyr Zelinkski, toonde zich -tot verbijstering van veel Palestijnen- bij verschillende gelegenheden een vriend van Israël. “We zijn verschillende landen en de omstandigheden verschillen totaal,” zei de president in een toespraak tot de Knesset in maart. “Maar de dreiging is dezelfde, voor jullie en voor ons: de totale vernietiging van ons volk, onze staat en cultuur.”

    De Palestijnse schrijver en politicoloog Asad Ghanem schreef naar aanleiding van deze toespraak een open brief aan Zelinski. “Uw recente toespraak voor Knesset was een schande wat betreft de globale strijd voor vrijheid en bevrijding. U draait de rollen om van bezetter en bezette. U mist een gelegenheid om de rechtvaardigheid van uw zaak te laten zien.”

    Dat de Oekraïense zaak een rechtvaardige is daaraan twijfelt Ghanem geen moment. Net als de meeste Palestijnen heeft hij absoluut geen sympathie voor de Russische agressie. “Ik ben kwaad en bedroefd dat Rusland probeert uw land te bezetten en de rechten van het Oekraïense volk op zelfbeschikking en vrijheid te vertrappen,” schrijft hij in zijn brief aan Zelinski. “Ik geloof dat Oekraïne al onze steun nodig heeft om zich te verzetten tegen deze barbaarse agressie.”

    Ook filosoof Slavoj Žižek noemt Zelinskis’s vergelijking van de Oekraïne en Israël ‘totaal misplaatst’. Hij vindt dat de situatie van Oekraïners veel meer lijkt op die van de Palestijnen op de Westelijke Jordaanoever. Israël ziet de Palestijnen niet als een natie die recht hebben op een eigen staat, net zoals Rusland ontkent dat Oekraïne het recht heeft zich een aparte natie te noemen. Rusland is, net als Israël, een nucleaire grootmacht, die de facto een kleiner, zwakkere land probeert te koloniseren. De Sloveen Žižek wijst er verder op dat Rusland in de bezette delen van Oekraïne een apartheidsbeleid voert, net als Israël ten aanzien van de Palestijnen.

    Het is ironisch dat Israël tot dusver een dubbelzinnige positie inneemt ten aanzien van Oekraïne. Zo weigert Israël luchtafweergeschut en ander technologisch hoogontwikkeld wapentuig aan Oekraïne te leveren en doet het niet mee aan de sancties tegen Rusland. Zelfs nu Oekraïne praktisch dagelijks het slachtoffer is van aanvallen met in Iran vervaardigde drones, lijkt Israël zich op de vlakte te houden.

    Israël wil Moskou niet tegen zich in het harnas jagen omdat het met de Russen samenwerkt in het Midden-Oosten. Israëlische en Russische gevechtsvliegtuigen zijn actief in hetzelfde Syrische luchtruim en coördineren hun operaties dagelijks. Israëls vroegere en toekomstige premier Benjamin Netanyahu gaat er prat op een goede persoonlijke band te hebben met Poetin. “Het is geen liefdesrelatie,” zegt hij er zelf over, het is een relatie in het belang van de ‘veiligheid van Israël’. Het valt niet te verwachten dat Netanyahu in de complexe driehoeksverhouding met Rusland en Oekraïne in de toekomst de balans zal laten doorslaan ten gunste van Oekraïne.

    Žižek verdenkt de Oekraïense leiders ervan een ideologisch belang te hebben hun strijd voor te stellen als de verdediging van Europa en Europese waarden tegen een ‘barbaars en totalitair oosten’. Het is dezelfde ideologie die, bewust of onbewust, veel Nederlanders doet sympathiseren met de Oekraïense vrijheidsstrijd, terwijl ze onverschillig blijven voor het lot van de Palestijnen.

    Woorden doen ertoe. Principes doen ertoe. Een ‘Europese waarheid’ bestaat niet, net zomin als een Russische of Israëlische waarheid. Universele concepten als vrijheid, bezetting, mensenrechten en zelfbeschikking zijn nu eenmaal ondeelbaar.

    Voor Nieuwsbrief Groningen – Jabalya, 17 december 2022

    Dun maar essentieel draadje van solidariteit

    Dit is alweer de vijftigste aflevering van onze Jabalya Nieuwsbrief. Er zijn van die mijlpalen waarvan je niet weet wat je er mee moet. Echte vreugde voel ik eerlijk gezegd niet. Wel verdriet, omdat de geschiedenis van Gaza er een is van geweld, onderdrukking en onrecht. We moeten dat verhaal -en welke impact dat heeft op de jongeren in Gaza- blijven vertellen. Maar het is niet altijd gemakkelijk weer een hoofdstuk toe te voegen aan een op het oog never ending story, waarbij een goede afloop niet in zicht komt. 

    Toch ben ik eigenlijk wel trots. Niet alleen op die vijftig Nieuwsbrieven maar ook op de andere activiteiten van Groningen-Jabalya. Jaar in jaar uit zijn we aandacht blijven besteden aan onze vrienden in Jabalya. De bevolking in Gaza bestaat voor een groot gedeelte uit nakomelingen van vluchtelingen die hun geboorteland Palestina in 1948 moesten verlaten. De dorpen en steden waar ze vandaan kwamen bestaan niet meer of zijn inmiddels onherkenbaar veranderd. De stichting van de staat Israël ging met veel geweld gepaard: geweld dat voor de inwoners van Gaza nooit is opgehouden. 

    In onze vijftig Nieuwsbrieven en bij onze andere activiteiten zijn wij er altijd aan blijven herinneren dat het verhaal van Gaza eigenlijk het verhaal van de Palestijnse vluchtelingen is. De Gazanen organiseerden in 2018-’19 de ‘Grote Mars van de Terugkeer’ om de wereld eraan te herinneren dat het probleem van de Palestijnse vluchtelingen sinds 1948 onopgelost blijft. Het ‘recht op terugkeer’ is niet alleen verankerd in het internationaal recht maar, in het geval van de Palestijnse vluchtelingen, ook nog eens bekrachtigd door VN-resolutie 194. 

     Tienduizenden Palestijnen trokken naar het grenshek met Israël om te demonstreren voor het recht op terugkeer en opheffing van de blokkade van Gaza, die sinds 2006 van kracht is. De overgrote meerderheid demonstreerde vreedzaam hoewel er ook enkele tientallen jongeren waren die met stenen of Molotovcocktails gooiden. De jongeren zien de Israëlische militairen niet alleen als bezetters van hun land maar ook als gevangenisbewakers. Het van de buitenwereld afgesloten Gaza is immers één grote open lucht gevangenis.

    De zwaarbewapende Israëlische soldaten liepen nauwelijks fysiek gevaar door de massa van vreedzame demonstranten of de rellende jongeren. Maar het antwoord was excessief gewelddadig. Er werd gericht geschoten en er vielen, volgens VN-statistieken, 214 doden waarvan 46 kinderen. Meer dan 36.100 mensen raakten gewond, waarvan 8.800 kinderen. Bij meer dan 150 demonstranten, die getroffen werden door Israëlische kogels moest een been worden geamputeerd. 

    De reactie van Israël op de demonstraties was niet zomaar over de top.  Alles wat met het vluchtelingenvraagstuk te maken heeft ligt super gevoelig in Israël. Ook toen Israëli’s en Palestijnen nog rechtstreeks praatten (wat ze sinds 2014 niet meer doen) was de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen nauwelijks of niet bespreekbaar.

    Erkenning van het vluchtelingenprobleem raakt de kern van het Israëlisch-Palestijns conflict. In 1992 verzuchtte de vroegere premier Yitzhak Rabin dat hij graag op een ochtend wakker zou willen worden en ontdekken dat Gaza verzwolgen was door de zee. Veel Israëli’s worden niet graag herinnerd aan de ellendige situatie in Gaza, dat eigenlijk, als het eropaan komt, één groot vluchtelingenkamp is. Maar bij elke oorlog waarbij Israël probeert Hamas uit te schakelen, en we hebben er sinds 2008 vier gehad, komt Gaza terug op de voorpagina’s. 

    Groningen heeft een informele maar unieke band met Jabalya in het noorden van Gaza. Het gaat vooral om menselijke kontakten, om mee leven met een bevolking in een uiterst moeilijke situatie en om de mensen hier te informeren over de penibele situatie en het onrecht daar. Als we een beetje kunnen helpen, doen we het. Bijvoorbeeld via de Palestinian Medical Relief Society (PMRS) maar er zijn ook een aantal andere projecten. Voor de details lees deze Nieuwsbrief of bekijk de website

    Waarom we al deze jaren solidair zijn gebleven met Jabalya en de Groningers zijn blijven informeren en soms ook mobiliseren? ‘Hebben jullie niets beters te doen?’, wordt ons soms gevraagd?

    Nee, eigenlijk niet.

    We geloven in de kracht van kontakten tussen mensen, zelfs al wonen ze duizenden kilometers uit elkaar. De veerkracht van veel mensen in Gaza inspireert ons.

    Neem het verhaal van Zainab al Qolaq, een jonge vrouw die onlangs in het nieuws kwam doordat haar kunst internationaal de aandacht trok. Haar schilderijen werden ten toon gesteld in het kantoor van Euro-Med Human Rights Monitor in Gaza. 

    Zainab verloor 22 van haar familieleden toen Israël in mei 2021 een bombardement uitvoerde op Wehde Straat in het centrum van Gaza Stad. Onder hen waren haar moeder, haar enige zus en twee broers. Zelf lag ze uren onder het puin totdat ze uitgegraven werd door reddingswerkers.

    Op sommige van haar schilderijen zijn alleen de kleren van dode familieleden te zien, niet hun lichamen. Het zijn indringende beelden van dood en oorlog, maar voor Zainab was het nodig dit werk te maken om met haar verlies en verdriet te leren leven en haar trauma’s te verwerken.

    Als je naar Zainabs beelden kijkt, als je de verhalen hoort van de mensen in Jabalya en elders in Gaza, is het onmogelijk om niets te doen, om je schouders op te halen.

    Vandaar dat we doorgaan met Groningen-Jabalya: een dun maar essentieel draadje van solidariteit.  

    Schilderij van Zainab al Qolaq

    Dekolonisatie Westelijke Sahara: uitverkoop van het internationaal recht

    Alle Afrikaanse koloniën, sinds de 19e eeuw in handen van de Britten, Fransen, Portugezen en Spanjaarden, werden in de periode tussen 1960 en 1980 onafhankelijk. Eritrea, Namibië en Zuid-Soedan werden onafhankelijk door zich los te maken van respectievelijk Ethiopië (1993), Zuid-Afrika (1990) en Soedan (2011). Afrika telt nu 54 onafhankelijke staten. Het enige gebied in Afrika dat nog steeds in afwachting is van dekolonisering is de Westelijke Sahara.

    Deze ‘laatste kolonie van Afrika’, tot 1975 de ‘53e provincie’ van Spanje, is in juristentaal een ‘niet-autonoom gebied’. Volgens tal van VN-resoluties heeft de bevolking van het gebied -de Sahrawi- recht op zelfbeschikking. Maar het grootste deel van de Westelijke Sahara wordt bezet door Marokko. De Sahrawi wachten al een halve eeuw op een referendum om over hun toekomst te beslissen. Marokko staat dit recht op zelfbeschikking van de Sahrawi niet toe en komt, met steun van de Verenigde Staten en van Frankrijk en Spanje, steeds dichter bij zijn ‘sacrale’ doel: de ‘Marokkaanse Sahara’ tot een onomkeerbare realiteit te maken.

    Decennialang verziekte het conflict om de Sahara de verhoudingen in Noord-Afrika, met name tussen Marokko en buurland Algerije. Algerije vreest de Marokkaanse expansiedrift en steunt traditioneel de Saharaanse onafhankelijkheidsbeweging Polisario. Verschillende malen kwam het de afgelopen halve eeuw bijna tot een grootscheepse oorlog in de regio.

    Donald Trump, die zich erop laat voorstaan overal vredesdeals te sluiten, liet weten het oude conflict snel uit de wereld te zullen helpen. Op 31 oktober werd in de VN-Veiligheidsraad een door de Amerikanen voorgestelde resolutie over de Westelijke Sahara aangenomen. In deze resolutie 2797 wordt gewag gemaakt van ‘het Marokkaanse autonomie initiatief’ als referentiekader voor een vredesregeling. Hoewel niemand precies weet wat dit initiatief concreet inhoudt, het regime in Rabat zelf ook niet, werd het benoemen ervan algemeen opgevat als een erkenning van de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara.

    De Marokkaanse koning Mohammed noemde resolutie 2797 een ‘keerpunt in de geschiedenis van het moderne Marokko’. Het Front Polisario en ook internationale juristen reageerden verontwaardigd. Door a priori uit te gaan van de Marokkaanse soevereiniteit over het gebied, wordt het zelfbeschikkingsrecht ontdaan van betekenis.

    Voor de Amerikanen en Marokkanen moet resolutie 2797 de weg effenen voor een nieuw Trumpiaans vredesakkoord. Onderhandelaars Steve Witkoff en Jared Kushner kondigden al aan dat een deal over de Sahara een kwestie zal zijn van slechts een paar maanden. Bij de methode-Trump gaat het, aldus Kushner, ‘niet om waarden en principes, maar puur om belangen’.

    Voor Europese landen, Frankrijk voorop, staan er bij het bondgenootschap met Marokko grote strategische en economische belangen (fosfaat, vis, infrastructuur, handel) op het spel. Marokko is verder een belangrijke bondgenoot bij het tegenhouden van illegale migranten uit Afrika. De Verenigde Staten kijken vooral naar het regionaal-strategische belang van Marokko. In 2020 erkende president Trump de Westelijke Sahara als deel van Marokko. Als tegenprestatie sloot Marokko zich aan bij de Abraham-akkoorden en erkende het formeel de staat Israël. Sindsdien zijn de banden tussen Marokko en Israël verder aangehaald. Er is innige militaire samenwerking, inclusief op het gebied van de inlichtingendiensten. Israëlische drones en ander wapentuig worden volop ingezet in de strijd tegen het Front Polisario in de Westelijke Sahara.

    Trump en zijn dealmakers voegen graag een nieuwe trofee toe aan de Amerikaanse prijzenkast met halfbakken vredesakkoorden. Tant pis dat daarmee het Saharaanse zelfbeschikkingsrecht onder het tapijt wordt geveegd. De uitverkoop van het internationaal recht belooft weinig goeds voor het bereiken van echte vrede in Noord-Afrika.

    Gepubliceerd in Vredesmagazine, december 2025, jaargang 19, nummer 1

    https://www.vredesmagazine.nl/index.php