In juni 2018 werd ik geïnterviewd door Stan van Houcke op Weltschmerz. The Rights Forum was toen nog een vrij onbekende organisatie. We hadden in 2017 de journalistieke website http://www.rightsforum.org opgezet met nieuws en analyses over de kwestie Israël/Palestina. Het gesprek gaat onder andere over de pro-Israëlische eenzijdigheid van de meeste media in Nederland. Nu, zeven jaar later, lijkt er langzaamaan iets te verschuiven. Het pro-Israëlische narratief is bij een aantal kranten minder vanzelfsprekend. En The Rights Forum is niet langer een marginale organisatie.
Sinds Israël het staakt-het-vuren in Gaza eenzijdig verbrak zijn minstens twaalf Palestijnse journalisten om het leven gekomen. Dat is een macaber gemiddelde van elke twee dagen één gedode journalist. De laatste gerichte Israëlische aanval vond plaats in de nacht van maandag 7 april, op een tent met slapende journalisten in Khan Younis.
Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger op sociale media weten, journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist de mobiel dichter bij zijn lichaam had gehad en niet even een luchtje buiten de tent had geschept, was hij zeker om het leven gekomen. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd. Maar is hij buiten levensgevaar.
Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigt Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou volgens de Israëli’s de “plunderingen, brandstichting en moordpartijen” op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelde bij het documenteren van het conflict en van de zware oorlogsomstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.
Foto: International Media Support
Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamas-propaganda (wat dus ontkend wordt), maakt dat van hem een legitiem doelwit voor het Israëlische leger om te ‘elimineren’?
Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen? De NATO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NATO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn geen legitieme doelwitten.
Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NATO-woordvoerders aan Amnesty International dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.
In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters personeel.
Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown Universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de Amerikaanse burgeroorlog, de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuid-Oost Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en Afghanistan samen.
Volgens het Committeer to Protect Journalists is er in Gaza sprake van systematische aanvallen op journalisten en mediaorganisaties. Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-) journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden juist zwaailichten aan en ze vormden geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.
Het Israëlisch geweld is in toenemende mate buitenproportioneel. Bij de poging om Hassan Islayh uit te schakelen kwamen twee andere journalisten en een minderjarige man, die in de tent lagen te slapen, om het leven. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven.
De gerichte aanval vond plaats op het tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken om te werken en te slapen. Het is opgezet naast het Nasser Ziekenhuis en de tenten zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de schervenvesten, veiligheid.
Een van de journalisten die gewond raakte in de aanval schreef later dat hij in het vervolg de mediatent zal mijden: te gevaarlijk. ‘Thuis zitten is ook geen optie. Mensen kunnen zich niet voorstellen wat wij hier meemaken. We zijn niet van staal. Van binnen ben ik kapot, maar ik ga door met m’n verslaggeverswerk. Al was het alleen maar om de nagedachtenis van mijn collega’s te eren.’
Dit artikel werd op 14 april 2025 geplaatst door de Leeuwarder Couranten op 16 april in het Dagblad van het Noorden
De ombudsman van dagblad Trouw brak zich onlangs het hoofd over de juiste benaming van Roman Protesevitsj, de man die de Wit-Russische autoriteiten zó graag wilden arresteren dat ze er een lijnvliegtuig voor dwongen een tussenlanding te maken in Minsk. Moet je hem nu een dissident noemen, een activist of journalist? Of alle drie?
Vast staat dat Protesevitsj actief was als nieuwsfotograaf en, belangrijker nog, hoofdredacteur van Nexta, een kanaal op berichtendienst Telegram en op YouTube. Via Nexta kwam een stroom belangrijke informatie naar buiten over de protestacties na de presidentsverkiezingen van augustus vorig jaar, die dictator Lukashenko valselijk claimde gewonnen te hebben.
Nexta werd in de woelige augustusdagen immens populair in Wit-Rusland. Terwijl de aan de regering gelieerde media het publiek nauwelijks of niet informeerden over wat er aan de hand was, doorbrak Nexta de nieuws blackout met een stroom aan berichten, onthullende foto’s en video’s. En ja inderdaad, Nexta gaf ook aanwijzingen aan actievoerders om een bepaalde straat te mijden omdat de mobiele brigade daar klaar stond, of publiceerde adressen van advocaten die konden helpen in het geval van arrestatie. Van de 9,5 miljoen Wit-Russen namen anderhalf miljoen mensen een abonnement op Nexta.
Deed Nexta aan journalistiek en kan Roman Protesevitsj dus met recht journalist worden genoemd, of gaat het hier om een vorm van activisme dat handig gebruik maakt van de mobiele telefoontechnologie? Werden de berichten wel grondig gecheckt? En hoe staat het met de onafhankelijkheid van Nexta? Was de organisatie niet te veel gelieerd aan de oppositiebeweging tegen Lukashenko?
Het zijn legitieme vragen en Trouw herinnert eraan dat “activist en journalist, een combinatie is die in Nederland snel wantrouwen zou opwekken”. “Een journalist voert geen actie”, stelt de krant vast, “dat gaat ten koste van de objectiviteit”.
Maar, als Protesevitsj politiegeweld tegen burgers laat zien, dan is dat wel degelijk journalistiek, constateert de krant ook. Het is immers: laten zien wat er gebeurt? Blijft het feit dat Protesevitsj een “journalist met een agenda” is en daar kijken we in Nederland kritisch naar.
Uiteindelijk komt Trouw tot de conclusie dat Protesevitsj het beste “dissident en journalist” genoemd kan worden, in die volgorde. Eventueel is ook de term oppositieblogger bruikbaar maar het blijft, vindt de Trouw-ombudsman ook, onbevredigend.
Is het echt zo, zoals Trouw stelt, dat activistische journalistiek in een democratisch land als Nederland wantrouwen verdient? Wellicht is het waar als we “activistisch” heel eng definiëren. Zoiets als: puur subjectief gedreven verslaggeving of journalistiek met een strikt (partij-)politieke agenda, met dedain voor waarheidsvinding. Dan klopt de stelling van Trouw.
Maar ik denk dat ook in een democratie we niet al te wantrouwig moeten zijn naar de activistisch ingestelde journalist. Veel onderzoeksjournalistiek heeft uiteindelijk een flinke activistische inslag. De goed onderbouwde onthullingen van Volkskrant-verslaggevers Frank Hendrickx en Tom Kreling over de miljoenen van Siewert waren uiteraard journalistiek vakwerk, maar waren er nooit gekomen zonder die extra drive om de waarheid te achterhalen en onrecht aan de kaak te stellen.
Journalistiek is er in de eerste plaats om ons zo eerlijk, objectief en duidelijk mogelijk te informeren over wat er in de wereld gebeurt. Maar soms werkt journalistiek ook mee om de wereld (ietsje) te veranderen. Dat is haast altijd ongemakkelijk en vaak gevaarlijk. Daarom stoppen ze journalisten als Roman Protesevitsj in de gevangenis en worden brave collega’s in Nederland door populistische politici aangeduid als “tuig van de richel”.
We hebben het gevoel dat informatie van alle kanten op ons af komt: het is veel, het is snel en vol tegenstrijdigheden. Vaak is het onduidelijk waar de feiten ophouden en de meningen beginnen.
Neem de coronacrisis. Dag na dag worden we overspoeld met informatie en vooral ook desinformatie, met meningen en tegenovergestelde opinies.
Hoe weet je als leek nog wat waar is, als de experts het al oneens zijn, de influencers de volgende dag hun boodschap intrekken om je niet aan de coronaregels te houden, de politici kibbelen over de beste strategie.
De afgelopen maand gaf ik een cursus journalistiek waarin we uitgebreid ingingen op wat nu eigenlijk goede journalistiek is. Mijn stelling was dat de kern van elke journalistieke activiteit berust op nieuwsgierigheid. De taak van journalisten is om te willen weten, te achterhalen hoe het zit en hoe het zo is gekomen. In essentie gaat het simpelweg om de wat, waar, wanneer, waarom en hoe.
Maar vaak zijn we vooral geïnteresseerd in de opinies, die meer opwindend, kleurrijk en sexy zijn dan de feiten.
Toch gaat journalistiek in de eerste plaats om die feiten. En uiteindelijk zijn het de feiten die er het meeste toe doen.
Ik heb het altijd een mooi, verheven vak gevonden: journalistiek. Een vak dat omschreven kan worden als een eindeloze zoektocht naar de waarheid.
Twee dagen na het einde van de cursus las ik een stuk van de hoofdredacteur van NRC-Handelsblad, die het volgende schreef over het journalistieke zoeken naar de waarheid:
“Onze lezers betalen ons, om met de vraag hoe het precies zit op pad te gaan. De oogst is nooit alwetendheid. Waarheidsvinding is het tegenovergestelde van de waarheid in pacht hebben. Er is altijd weer een volgende vraag…”
Na afloop van de cursus journalistiek kwam een van de deelnemers met het idee om een training “media weerbaarheid” te organiseren. Dat was voor mij een nieuw gezichtspunt. Ik had wel van sociale en digitale weerbaarheid gehoord, maar nog nooit van ‘media weerbaarheid’.
Maar ik snapte wel wat ze bedoelde. De media -en dan hebben we het over nieuwsmedia, publieke en commerciële media, talkshows, sociale media platforms als YouTube, Facebook, Twitter enzovoorts-, demedia bestoken ons met zo’n vloedgolf aan informatie dat we soms door de bomen het bos niet meer zien.
Dat betekent dat we moeten snappen hoe de media werken, hoe journalisten te werk gaan.
Hoe weten we zeker dat journalisten wel echt bezig zijn met waarheidsvinding? Of laten ze zich door andere motieven leiden? Welke zijn de bronnen van de journalist? Zijn deze betrouwbaar? Wat is waar, wat een beetje waar en wat is een pure leugen? Het zijn fascinerende, maar ook polariserende vragen.
Er wordt in bepaalde kringen veel gescholden op de MSM, de Mainstream Media, zeg maar de gevestigde media. Toch blijkt uit onderzoek dat in Nederland het vertrouwen in die MSM en in de vaak bekritiseerde publieke omroep nog opvallend hoog is. Bij ons vertrouwt meer dan de helft van het publiek over het algemeen het nieuws wel, net als in Scandinavië, de Duitssprekende landen en in Vlaanderen. In Zuid-Europa en Groot-Brittannië is er veel minder vertrouwen in de journalistiek, om over de Verenigde Staten maar te zwijgen.
Toch is het absoluut geen gek idee om ons weerbaar op te stellen ten opzichte van nepnieuws, propaganda, en die brei van meninkjes en opinies die 24/24 over ons heen wordt gestort. De antwoorden van sommige troebele alweters zijn vaak makkelijker te verteren en brengen grotere “zekerheid” dan het hinderlijke doorvragen van de journalisten.
Maar dat doorvragen is onontbeerlijk om het kaf van het koren te kunnen scheiden, de feiten van de meningen, de waan van de werkelijkheid. Dat te snappen maakt ons media-weerbaar.
Geschreven voor Oog op de Media, 29 september 2020
In een achtergrondverhaal probeerde NRC-correspondent Guus Valk onlangs de vraag te beantwoorden hoe het profiel eruit ziet van de Donald Trump-achterban. Trump-aanhangers, zo blijkt, hebben geen hoge pet op van de journalistiek, geloven de gevestigde media voor geen cent en zijn niet afkerig van samenzweringstheorieën.
Valk voert een man op die zegt in Trump geïnteresseerd te zijn geraakt toen deze Obama’s geboorteland ter discussie stelde. Hoewel Obama’s geboortebewijs aangeeft dat hij in de VS is geboren, zou dat volgens de Trump-aanhanger, wel vervalst zijn. Ook is hij – net als Trump – ervan overtuigd dat Obama eigenlijk moslim is. Opperrechter Antonin Scalia, die in februari op 79-jarige leeftijd overleed, was vermoord. ‘Ze vonden een kussen op zijn gezicht, aldus Trump. Dat dit door geen enkele serieuze nieuwsbron wordt gestaafd is niet het probleem van presidentskandidaat Donald J. Trump.
Trump zelf liet meermalen weten niets op te hebben met de journalistiek en het journaille. Sinds hij kritisch werd geïnterviewd door Fox-journaliste Megyn Kelly wordt ook deze conservatieve zender door hem geboycot. Volgens Guus Valk speelt Trump voortdurend met de waarheid omdat we, zoals hij zegt, niet meer weten wat waar is en wat niet. Daarom moet Amerika het zekere voor het onzekere nemen en een muur bouwen om de illegale immigranten buiten te houden en moslims verbieden naar de VS te komen.
Trumps’ houding ten opzichte van de journalistiek lijkt curieus veel op die van een man die hij grenzeloos zegt te bewonderen: president Vladimir Poetin. Poetin’s belangrijkste propaganda orgaan in het Westen is Russia Today. In een interessante analyse van Russia Today’s directeur Pavel Koshkin wordt met zoveel woorden gezegd dat echte objectiviteit niet bestaat en dat bij een geopolitieke confrontatie journalisten natuurlijk existentiële keuzes maken en de ‘eigen’ kant kiezen.
Informatieoorlogen horen nu eenmaal bij de èchte oorlog die op de grond wordt uitgevochten. Vanuit die perceptie is alle journalistiek propaganda en onpartijdigheid een mythe. Koshkin schildert een situatie waarbij Westerse experts het hebben over ‘het cynisme, het gevaar en de agressiviteit van de Kremlin propaganda’, terwijl Russische experts geobsedeerd zijn door de ‘Westerse hegemonie’ in de internationale berichtgeving en een tegengeluid willen laten horen.
Koshkins’ artikel verscheen als reactie op de zorgen van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) over de rol van propaganda, vooral in het conflict in de Ukraine. De OVSE-vertegenwoordigster voor Persvrijheid, Dunja Mijatović, probeerde een dialoog op gang te brengen tussen Ukraïnse en Russische journalisten en organiseerde trainingen journalistieke ethiek voor jonge journalisten uit beide landen. Op haar initiatief werd in februari de bijeenkomst gehouden in Wenen over ‘Propaganda voor Oorlog en Haat en Persvrijheid’.
Een van de conclusies van die bijeenkomst was dat het bloedgevaarlijk is als het publieke domein wordt beheerst door propaganda. Het wordt dan moeilijker aan betrouwbare informatie te komen en mensen kunnen niet langer hun meningen en ideeën vrijelijk uitdragen. Een effectief antwoord op propaganda is daadwerkelijke persvrijheid, media pluralisme en kwalitatieve journalistiek.
Propaganda die rechtstreeks oproept tot haat, geweld, vijandschap, onverdraagzaamheid en discriminatie moet, volgens het internationaal recht, strafbaar gesteld worden. Maar in werkelijkheid neemt de afgelopen jaren de stortvloed aan misleidende informatie, stereotyperingen en leugenachtige berichten over complottheorieën, gemartelde kinderen, massagraven en aanrandingen alleen maar toe. Dat geldt zeker voor de berichtgeving over conflicten aan de rand van Europa; in de Ukraine, Turkije en het Midden-Oosten.
Het feit dat iedereen voor journalist kan spelen via sociale media heeft het probleem verergerd. Volgens Dunja Mijatović maken het globale open medialandschap en de sociale netwerken het onzinnig propaganda met anti-propaganda te beantwoorden of bepaalde TV-zenders of websites te blokkeren. Als je eenmaal met censuur begint, is het einde zoek.
Sommigen hebben Trumps’ succesformule samengevat als: social media + reality TV: korte, kernachtige boodschappen en het vasthouden aan een (autoritair) personage dat kennelijk bij velen tot de verbeelding spreekt. In de wereld van Donald Trump en Vladimir Poetin is de grens tussen werkelijkheid en fictie vervaagd. Het is een geraffineerd en opportunistisch spelen met de werkelijkheid, waarbij waarheidsvinding of ethische waarden van ondergeschikt belang zijn. Het is: propaganda.
Het beste antwoord op propaganda is moedige, professionele en onderzoekende journalistiek. Wat dat betreft rust er een grote verantwoordelijkheid op de schouders van het ‘journalistieke gilde’; individuele journalisten en journalistieke beroepsorganisaties. Journalistiek is tenslotte de discipline die pretendeert te achterhalen wat er werkelijk gebeurde, gebeurt en mogelijk zal gebeuren.