Palingtrekken, coronachaos en ‘betrouwbare bronnen’ 

Op 25 en 26 juli 1886 liep het helemaal uit de hand aan de Lindegracht in Amsterdam. De politie probeerde een einde te maken aan het palingtrekken, een volksvermaak waarbij mannen in wankele bootjes op de gracht, moesten proberen een levende paling van een touw te trekken. Een weliswaar dieronvriendelijk en daarom verboden maar hilarisch en populair schouwspel, vooral bij de arme Amsterdamse stadsbevolking.

Het socialistische blad Recht voor Allen vroeg zich een paar weken later af of het levend koken van garnalen of paardenrennen soms minder dieronvriendelijk was. Bij wedrennen, heel populair bij de elite, werden paarden immers beestachtig afgebeuld. En werden palingen niet levend gestroopt en stuk gesneden “om de tong der rijken te strelen”? Het verbod van palingtrekken was dus al met al behoorlijk hypocriet. 

Het palingoproer leidde in eerste instantie tot geweld tussen “opgeschoten knapen” en politieagenten die werden bekogeld met stenen en vuurwerk. Op een gegeven moment moesten de dienders zich zelfs uit de voeten maken, op de vlucht voor de dreiging van de oproerkraaiers. Hoe bekend komt dit alles ons voor… Op de tweede dag van de onlusten werd het leger ingezet dat met scherp schoot. Er waren 25 doden te betreuren.

De essentie van het palingoproer in de Jordaan werd goed samengevat door de Belgische krant Réforme. De ontevredenheid van de Amsterdamse bevolking had verschillende oorzaken. “Men heeft het de kermis ontnomen; met heeft een zeer strengen wet op de sterken drank en om haar toe te passen een stelsel van geheime verklikkers in de kroegen.”

Al die maatregelen troffen dus “het gewone volk” en vonden plaats in een context van bittere armoede en repressie, waarin arbeiders in het algemeen en socialisten en anarchisten in het bijzonder het moesten ontgelden.

Die kregen trouwens ook direct de schuld van het Palingoproer in de schoenen geschoven door de grote kranten in die tijd. Een vroeg staaltje van fake news dat sindsdien door historici onderuit is gehaald. Ondanks de tendentieuze berichtgeving verbood de burgemeester van Amsterdam op 2 augustus 1886 “den verkoop van nieuwsbladen op de openbare straat omdat zij het volk ophitsen gedurende de laatste oproeren”. De combinatie van volkswoede en media is een giftige, zoals ook bleek na de rellen in Rotterdam en elders in Nederlandse steden in november 2021. 

Er zijn uiteraard veel verschillen met de situatie van 135 jaar geleden, maar toch moest ik denken aan het Palingoproer toen ik de beelden zag van een politieauto in vlammen en etalageruiten die sneuvelden aan de Coolsingel. Was de volkswoede politiek protest? Ja en nee. Het had in ieder geval te maken met boosheid over het coronabeleid, over een overheid die het onmogelijk maakte een avondje als vanouds te stappen. En nu pakten ze het volk met een vuurwerkverbod ook nog z’n laatste lolletje af. 

De vlam sloeg in de pan. Het oproerige Nederland was zelfs een paar dagen wereldnieuws. Covid riots: Fireworks and chaos on the streets in the Netherlands, kopte bijvoorbeeld de BBC. Net als ten tijde van het Palingoproer was de berichtgeving en duiding in de buitenlandse media vaak iets afstandelijker en objectiever dan in de binnenlandse waar, vooral aan de talkshowtafels, moralisten en zedepredikers wel erg sterk vertegenwoordigd waren. 

Ja, de rellen waren erg, maar wat was er precies gebeurd? Op internet was een filmpje te zien waarbij een bloedende man op de Coolsingel lag. “Iemand gaat hier dóód”, klinkt het commentaar. En in de camera zegt de activistische burgerjournalist: “De eerste dode is gevallen door politiekogels, bij het handhaven van dit waanzinnige beleid.”

Volgens het online platform Onrecht TV, dat kritisch is over de mainstream media had de Rotterdams politie een shoot to kill opdracht. Volgens “betrouwbare bronnen” van Onrecht TV waren er drie doden gevallen in Rotterdam. 

De politie en het Openbaar Ministerie ontkenden in alle toonaarden. Er waren echt geen doden gevallen bij het oproer in Rotterdam. Er was weliswaar gericht geschoten en er waren een aantal gewonden, ook onder de politie, maar géén doden. Ook de gehate mainstream media in binnen- en buitenland meldden geen doden. 

Hoofdredacteur Paul van den Bosch van het Algemeen Dagblad schreef onlangs over de “gecompliceerde band” tussen politie en journalisten. “Het korps moet orde en veiligheid handhaven en mag daarvoor geweldsmiddelen inzetten. Tegelijk moeten agenten zich aan regels houden. De politie moet en mag gecontroleerd worden door de media.” Daarnaast zijn journalisten ook weer afhankelijk van politiewoordvoering om te berichten over misdaad, ongelukken en rellen. 

In het Nieuws van den Dag van juli 1886, de mainstream media van de 19e eeuw, wordt uitvoerig en op het oog heel precies verslag gedaan van de tragische gebeurtenissen in Amsterdam. Alle namen en leeftijden van de dodelijke slachtoffers worden bijvoorbeeld genoemd, zelfs met hun adres erbij, en hun begrafenissen worden uitgebreid beschreven. Ook in Recht voor Allen, dat beslist niet tot de mainstream gerekend kon worden, vinden we heel feitelijke verslagen van de gebeurtenissen.

Of journalistiek wordt bedreven door mainstream of alternatieve media is uiteindelijk van ondergeschikt belang, waar het om gaat is dat het vak professioneel wordt uitgeoefend. En dat betekent het hebben van een diep ontzag voor de feiten, doen aan bronvermelding, het raadplegen van liefst meerdere bronnen en hoor en wederhoor plegen. Het betekent ook onafhankelijk en (zelf-)kritisch je vak uitoefenen. Er is niet zoiets als mainstream journalistiek naast alternatieve journalistiek, er is alleen goeie journalistiek. 

Burgemeester Aboutaleb van Rotterdam: “Ze doen zich voor als journalist, maar dat is opruiing.”

Dat media daarnaast een breed scala van opinies kunnen vertegenwoordigen en dat hun interpretatie en analyse van de feiten en gebeurtenissen vaak diametraal verschillend zijn, is een kwestie van gezonde pluriformiteit. Maar het tast de essentie en geloofwaardigheid van het journalistieke vak niet aan. 

Wat dat betreft is het plan van de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb om mensen die rellen live verslaan via sociale media aan te pakken met een noodverordening of spoedwet, geen goed idee. “Ze doen zich voor als journalist, maar dat is opruiing”, aldus de burgemeester. De irritatie van Aboutaleb over bepaalde sociale media en het nepnieuws dat ze brengen, is begrijpelijk. Maar is het aan de autoriteiten om onderscheid te maken tussen professionele en niet-professionele journalisten? Dat zou een gevaarlijke ontwikkeling zijn, die de persvrijheid in gevaar zou brengen. Nu al trekt de politie, in het heetst van een zware rel, zich vaak weinig aan of een verslaggever of fotograaf een politieperskaart heeft. Daar komt bij dat zo’n noodverordening geen eind zal maken aan het ‘volksgericht per sociale media’ of onsmakelijke opruiing achter de laptop op zolderkamertjes. Dat zijn trouwens activiteiten die niets maar dan ook niets te maken hebben met journalistiek.

Dit stuk werd geschreven voor het Media Trainingscentrum Noord-Nederland: https://mediatrainingscentrumnoord-nederland.nl/palingtrekken-coronachaos-en-betrouwbare-bronnen/

(27 november 2021) en op Joop.nl: https://joop.bnnvara.nl/opinies/palingtrekken-coronachaos-en-betrouwbare-bronnen

Activist, journalist of gewoon ‘tuig van de richel’?

De ombudsman van dagblad Trouw brak zich onlangs het hoofd over de juiste benaming van Roman Protesevitsj, de man die de Wit-Russische autoriteiten zó graag wilden arresteren dat ze er een lijnvliegtuig voor dwongen een tussenlanding te maken in Minsk. Moet je hem nu een dissident noemen, een activist of journalist? Of alle drie?

Vast staat dat Protesevitsj actief was als nieuwsfotograaf en, belangrijker nog, hoofdredacteur van Nexta, een kanaal op berichtendienst Telegram en op YouTube. Via Nexta kwam een stroom belangrijke informatie naar buiten over de protestacties na de presidentsverkiezingen van augustus vorig jaar, die dictator Lukashenko valselijk claimde gewonnen te hebben.

Nexta werd in de woelige augustusdagen immens populair in Wit-Rusland. Terwijl de aan de regering gelieerde media het publiek nauwelijks of niet informeerden over wat er aan de hand was, doorbrak Nexta de nieuws blackout met een stroom aan berichten, onthullende foto’s en video’s. En ja inderdaad, Nexta gaf ook aanwijzingen aan actievoerders om een bepaalde straat te mijden omdat de mobiele brigade daar klaar stond, of publiceerde adressen van advocaten die konden helpen in het geval van arrestatie. Van de 9,5 miljoen Wit-Russen namen anderhalf miljoen mensen een abonnement op Nexta.

Deed Nexta aan journalistiek en kan Roman Protesevitsj dus met recht journalist worden genoemd, of gaat het hier om een vorm van activisme dat handig gebruik maakt van de mobiele telefoontechnologie? Werden de berichten wel grondig gecheckt? En hoe staat het met de onafhankelijkheid van Nexta? Was de organisatie niet te veel gelieerd aan de oppositiebeweging tegen Lukashenko?

Het zijn legitieme vragen en Trouw herinnert eraan dat “activist en journalist, een combinatie is die in Nederland snel wantrouwen zou opwekken”. “Een journalist voert geen actie”, stelt de krant vast, “dat gaat ten koste van de objectiviteit”. 

Maar, als Protesevitsj politiegeweld tegen burgers laat zien, dan is dat wel degelijk journalistiek, constateert de krant ook. Het is immers: laten zien wat er gebeurt? Blijft het feit dat Protesevitsj een “journalist met een agenda” is en daar kijken we in Nederland kritisch naar.

Uiteindelijk komt Trouw tot de conclusie dat Protesevitsj het beste “dissident en journalist” genoemd kan worden, in die volgorde. Eventueel is ook de term oppositieblogger bruikbaar maar het blijft, vindt de Trouw-ombudsman ook, onbevredigend. 

Is het echt zo, zoals Trouw stelt, dat activistische journalistiek in een democratisch land als Nederland wantrouwen verdient? Wellicht is het waar als we “activistisch” heel eng definiëren. Zoiets als: puur subjectief gedreven verslaggeving of journalistiek met een strikt (partij-)politieke agenda, met dedain voor waarheidsvinding. Dan klopt de stelling van Trouw. 

Maar ik denk dat ook in een democratie we niet al te wantrouwig moeten zijn naar de activistisch ingestelde journalist. Veel onderzoeksjournalistiek heeft uiteindelijk een flinke activistische inslag. De goed onderbouwde onthullingen van Volkskrant-verslaggevers Frank Hendrickx en Tom Kreling over de miljoenen van Siewert waren uiteraard journalistiek vakwerk, maar waren er nooit gekomen zonder die extra drive om de waarheid te achterhalen en onrecht aan de kaak te stellen.

Journalistiek is er in de eerste plaats om ons zo eerlijk, objectief en duidelijk mogelijk te informeren over wat er in de wereld gebeurt. Maar soms werkt journalistiek ook mee om de wereld (ietsje) te veranderen. Dat is haast altijd ongemakkelijk en vaak gevaarlijk. Daarom stoppen ze journalisten als Roman Protesevitsj in de gevangenis en worden brave collega’s in Nederland door populistische politici aangeduid als “tuig van de richel”. 

De journalistiek en Ollongren-gate

Persfotograaf Bart Maat, die de notitie van mevrouw Ollongren met telelens vastlegde, zal niet hebben durven dromen van de politieke aardbeving die hij met zijn foto veroorzaakte. Het was een moment van politieke onvoorzichtigheid en journalistieke toevalligheid met grote gevolgen. 

Ollongren verliet gehaast het Binnenhof met een stapel papieren onder haar arm, toen ze positief bleek te hebben getest op corona. Op de notitie onder haar arm waren onder andere de explosieve woorden Omtzigt functie elders duidelijk leesbaar. Ook het zinnetje linkse partijen houden elkaar niet echt vast was nieuwswaardig, na alle eerdere liefdesbuigingen van Jesse aan Lillianne en Lilian en vice versa. 

Het ANP besloot een persalarm rond te zenden, een bericht waarmee het persbureau journalisten wijst op groot nieuws. Zonder uitzondering publiceerden de Nederlandse media over de notitie, die leek te suggereren dat Kamerlid Omtzigt op een zijspoor zou moeten worden gerangeerd. De vragen die de notitie opriep domineerden dagenlang niet alleen de media maar ook het politieke debat. 

Sommige lezers van dagblad Trouw hadden moeite met het citeren uit wat zonder twijfel een vertrouwelijk stuk was, dat per ongeluk aan de openbaarheid was prijsgegeven. Hoofdredacteur Cees van der Laan laat weten dat er bij hem ‘geen spoor van twijfel’ was over de wenselijkheid de notitie te publiceren. ‘De aantekeningen zijn niet uit een tas gevist, onder een kopieermachine vandaan gehaald of op andere wijze aan Ollongren ontfutseld.’ Daar kwam bij dat het kattenbelletje politiek zo belangwekkend was dat ‘niet publiceren een journalistiek misdrijf zou zijn geweest’. 

Van der Laan heeft gelijk: soms is niet publiceren, het achterhouden van informatie, simpelweg een journalistieke zonde. Vooral als het om informatie gaat die van algemeen publiek belang is. In tijden dat de media onder druk staan, te pas en vooral te onpas worden beschuldigd fake nieuws te brengen en zelfs bloot staan aan fysieke bedreigingen, is het goed je te realiseren dat journalistiek een professie is met duidelijk omlijnde do’s en don’ts. Bij journalistiek gaat het fundamenteel om te streven naar waarheidsvinding, je best te doen de waarheid te achterhalen.

Dat maakt journalisten niet altijd populair. 

Het is een misverstand te denken dat journalistiek een soort mechanische bezigheid is; een handigheid in knippen en plakken en babbelen aan ‘de tafels’, ’s avonds op televisie. Door voorlichters en pr-medewerkers voorgekauwde informatie simpelweg reproduceren is geen koosjer journalistiek. Journalisten mogen het pr-materiaal natuurlijk als achtergrond gebruiken, maar het moet altijd worden getoetst. Check en dubbelcheck is een even fundamentele als essentiële grondregel van het vak. 

Nieuws over bijvoorbeeld het witwassen van geld, belastingontduiking, corruptie en, ja, het wegpromoveren van een lastig Kamerlid, komt nooit zomaar aanwaaien. Misschien is er zo nu en dan een toevalstreffer, zoals met de Ollongren-foto het geval was, maar meestal is het verzamelen van informatie hard en langdurig werk. En zelfs in het geval van de foto van de verkenningsnotitie was de drive van persfotograaf Bart Maat om alles op het Binnenhof vast te leggen en de alertheid van de ANP-redactie vereist, om dit grote verhaal boven water te krijgen. 

In veel landen zou het publiceren van een vertrouwelijk bedoelde notitie, met potentieel grote politieke gevolgen, uit den boze zijn. Het zou de fotograaf, hoofdredacteur en journalisten achter tralies kunnen doen belanden en tot de sluiting van media leiden. Denk aan Hongarije, Turkije of tientallen andere landen, waar het slecht gesteld is met de persvrijheid. Gezegend het land waar het in principe wėl mogelijk is de onderste steen boven te krijgen.

Daarmee is uiteraard niet gezegd dat journalisten in Nederland allemaal heilige boontjes zijn en nooit ‘zondigen’ tegen de ethische regels van het vak. Er zijn de nodige gevallen bekend van plagiaat, van verzonnen citaten en andere staaltjes van onzuivere journalistiek. Soms lokken journalisten een incident uit om een smeuïg verhaal te kunnen maken. Journalisten horen het nieuws te verslaan en natuurlijk niet hun eigen werkelijkheid te creëren. 

De discussie over wat “een misdaad tegen de journalistiek” is, wat daarentegen juist goede journalistiek is en waartoe het dient, moeten we blijven voeren: binnenshuis als collega’s maar ook breder, met de krantenlezers en tv-kijkers, met de sceptici, met de twijfelaars en halve en hele complotdenkers. 

De Ollongren-foto gaf ons een inkijkje in de keuken van de macht. Wat we zagen was zo nu en dan verwarrend, ontluisterend en verre van fraai. Maar het was wel zuiverend. Wat mij betreft heeft de journalistiek met Ollongren-gate Nederland een belangrijke dienst bewezen.

Gepubliceerd 2 april 2021 op https://mediatrainingscentrumnoord-nederland.nl

Spaanse rapper naar gevangenis wegens “misdadig” beledigen

Duizenden mensen gingen deze week de straat op in Spanje na de arrestatie van rapper Pablo Hasél. Ze protesteerden tegen de straf van negen maanden gevangenis die Hasél kreeg voor zijn rapteksten en tweets. Een rapper hoort niet in de gevangenis, aldus de demonstranten. Ze eisten vrijheid van meningsuiting: libertad, libertad, werd er geroepen, vrijheid voor Pablo.

Het ging er bij de demonstraties, die niet waren toegestaan, hard aan toe. De oproerpolitie hanteerde de wapenstok, schoot met rubberkogels en verrichtte tientallen arrestaties. Sommige demonstranten richtten vernielingen aan en vielen politiemannen aan. Er velen gewonden, zowel bij de demonstranten als bij de politie en journalisten die verslag deden van de rellen. 

De woordvoerder in het parlement van Unidas Podemos, de kleinere en linksere regeringspartner in de coalitie met de sociaaldemocratische PSOE, liet op sociale media er geen twijfel over bestaan dat zijn sympathie lag bij ‘de jonge antifascisten die demonstreren voor rechtvaardigheid en vrijheid van meningsuiting’. Hij hekelde het harde, niet-proportionele optreden van de oproerpolitie. De politie moest volgens hem verantwoording afleggen voor het schieten met rubberkogels waarbij een van de demonstranten een oog had verloren. 

De Spaanse twitter en facebook ontploften. Vooral de rechterflank roerde zich flink. Politiebonden spraken schande van de kritiek van de linkse parlementariër. Hoe was het mogelijk dat een vertegenwoordiger van een regeringspartij, die dus indirect ook het gezag vertegenwoordigde, de vrijlating van rapper Pablo Hasél eiste? En kritiek op de politie durfde te leveren? Die zogenaamde antifascisten waren niet meer dan relschoppers, jeugdige delinquenten die vernielingen aanrichtten. Hoezo vrijheid van meningsuiting?

De arrestatie van de rapper, het geweld op straat en het verbale geweld in de (sociale) media liet deze week zien hoe diep verdeeld Spanje nog steeds is. Voor de aanhangers van de rechtse Partido Popular en vooral van de sterk opkomende partij Vox, een soort Spaanse versie van de PVV, zijn de rapper Hasél en de jongeren die voor hem demonstreren, echt terroristen of criminelen. 

Ik had een overweldigend gevoel van déjà vu bij de beelden van libertad libertad scanderende jongeren en erop los meppende dienders. In de jaren zeventig werkte ik enkele jaren in Madrid als beginnend journalist en maakte de transición mee van Franco-dictatuur naar een moderne, Europese democratie. Het was geen pijnloze bevalling maar de culminatie van jarenlange politieke en sociale strijd voor meer democratie. En de ellende was dat het nieuwgeboren Spanje weliswaar vrijer was dan het fascistische Spanje van Franco, maar perfect was het lang niet. De nieuwe grondwet herstelde bijvoorbeeld de monarchie en de door Franco voor het ambt van staatshoofd klaargestoomde Juan Carlos de Borbón werd koning.   

Dat de Spaanse democratie nog niet perfect was merkte ik zelf aan den lijve in 1979 toen ik formeel het land werd uitgezet. Ik had een artikel geschreven in De Volkskrant over betrokkenheid van een aantal rechtse officieren bij een terroristische aanslag in Madrid. De top van het Spaanse leger was not amused over het artikel en als reden van mijn uitzetting werd opgegeven dat ik me schuldig had gemaakt aan “belediging van de Spaanse strijdkrachten”. En dat was een strafbaar feit. 

Die herinnering kwam terug toen ik las waarvan de rapper Pablo Hasél werd beschuldigd. In zijn tweets zou hij de kroon -in Spanje geschreven als Corona met een hoofdletter- en de Spaanse staatsinstellingen, waaronder de strijdkrachten, hebben beledigd. Injuria of belediging van deze instellingen is, volgens het Spaanse wetboek van strafrecht, een misdrijf waar gevangenisstraf op staat. 

Pablo Hasél rapt in een van zijn nummers dat de vroegere koning Juan Carlos een maffiabaas en hoerenloper is. Niet zulke fijnzinnige beschuldigingen natuurlijk, maar de ironie is dat er een grote kern van waarheid in schuilt. De vroegere vorst en vader van de huidige koning Felipe wordt daadwerkelijk beschuldigd van corruptie en schimmige deals, onder andere met Saoedi-Arabië. De totaal van zijn voetstuk gevallen Juan Carlos verblijft sinds vorig jaar in ballingschap in Abu Dhabi.  

Maar dat betekent nog niet dat je in Spanje de kroon als instelling zomaar kunt bekritiseren of bespotten. Of de eenheid van het land in twijfel kunt trekken. Of kritisch kunt zijn over de kerkelijke hiërarchie of katholieke symbolen. Volgens de politieke analist Germán Gorraiz López speelt de erfenis van generaal Franco wel degelijk een rol bij de repressieve wetten en “het uitsterven van de vrijheid van meningsuiting in Spanje”. De repressie, aangescherpt door een wet ingevoerd in 2015 onder de vroegere premier Rajoy, heeft als doel “weerspannige personen, groepen en entiteiten die ingaan tegen de belangen van het Spaanse establishment te criminaliseren”. 

De zaak van rapper Hasél staat niet op zichzelf. Volgens Amnesty International werden in 2018-’19 zeventig personen veroordeeld op basis van de Rajoy-wet. Een andere rapper vluchtte naar België nadat hij tot drie-en-een-half jaar gevangenisstraf werd veroordeeld. Ook hij zou de monarchie hebben beledigd en terroristische groepen hebben geprezen.  

Spanje scoort binnen Europa slecht op het gebied van vrijheid van meningsuiting en persvrijheid. Volgens de RSF-persvrijheidsindex van 2020 staat Spanje op de 29e plaats, ver achter Nederland (5e) maar ver achter ook Portugal (10e).

Om de situatie in Spanje te vergelijken met die in Turkije of Marokko, zoals sommige Spaanse persvrijheidsactivisten doen, gaat wat ver, maar er is nog wel erg veel werk aan de winkel. De huidige linkse regering wil af van de strenge Rajoy-wetten en van gevangenisstraffen voor ‘opiniemisdrijven’. Oproepen tot haat en geweld zouden wel strafbaar moeten blijven, conform de wetgeving in andere landen van de Europese Unie. De regering van premier Sanchez is echter nog niet met een concreet wetsvoorstel gekomen. 

De enorme polarisatie die de zaak-Hasél in Spanje teweeg heeft gebracht toont aan dat er nog iets anders aan de hand is. Oude demonen steken hun kop weer op. Spanje blijft een verdeeld land, waar een tot voor kort vrij onbekende rapper voor de één een strijder voor het vrije woord is en voor de ander een crimineel die in de gevangenis thuishoort.

Ook gepubliceerd op Joop 19 februari 2021: https://joop.bnnvara.nl/opinies/oude-demonen-steken-de-kop-op-bij-arrestatie-spaanse-rapper

De Berlusconi’s van de Lage Landen

Lang geleden, in 1980, waren er 25 uitgevers actief op de Nederlandse krantenmarkt.

Vijf jaar geleden was dat aantal gekrompen tot acht uitgevers. 

En nu, in september 2020, zijn de dagbladen in Nederland praktisch allemaal in handen van twee grote consortia.  

Ook de noordelijke media: het Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, het Friesch Dagblad, tientallen lokale advertentiebladen en stadsblog Sikom zijn sinds kort eigendom van het Belgische Mediahuis. Mediahuis heeft hiermee het respectabele aantal van 25 dagbladtitels in zijn bezit.

De Nederlandse krantenmarkt is een duopolie: twee grote Belgische bedrijven hebben praktisch alle dagbladen in ons land in bezit.

Dezelfde Belgische persbaronnen controleren ook de krantenmarkt in Vlaanderen en zijn in opmars in Ierland, Luxemburg en elders in Europa.

We hebben het dus echt over dagbladreuzen: de Berlusconi’s van de Lage Landen.

Mediahuis bezit de Telegraaf, NRC-Handelsblad en regionale dagbladen in Noord- en Zuid-Holland en Limburg. En nu dus ook meer dan 80% van de media in Groningen, Friesland, Drenthe en Noord-Overijssel.

De andere Belgische mediareus is de Persgroep, eigenaar van het AD, Volkskrant, Trouw, het Parool en een hele rits regionale kranten.

Wat moeten we van dit duopolie denken?

Journalisten in vaste dienst bij de kranten in het noorden zullen waarschijnlijk opgelucht zijn. De eigenaars van de NDC-groep deden niet voor niets de kranten in de etalage. De financiële nood was hoog. Het bedrijf stond “onder water”: er werd met groot verlies gedraaid. De overname geeft voor de komende tijd lucht en biedt weer enig perspectief.

Dat geldt ook voor de journalisten van het Friesch Dagblad, de kleinste van de drie noordelijke dagbladen, met een dagelijkse oplage van minder dan 10.000. Ook zij kunnen voorlopig even vooruit. In een interviewverzekerde Mediahuis-baas Gert Ijserbaert dat de noordelijke drie kranten in hun huidige vorm kunnen blijven bestaan. De oplage van het Friesch Dagblad, lijfblad van een krimpende groep orthodox-protestanten in Friesland, moet echter niet verder zakken. “Als de oplage daalt, dan wordt het kritischer. Maar als de krant voldoende mensen kan overtuigen om ze te blijven lezen, zie ik geen reden waarom deze niet zou kunnen blijven bestaan.”

De redacties van de noordelijke kanten moeten, onder het regime van Mediahuis, wel meer gaan samenwerken. “Het is goed om dingen samen te doen, zoals het delen van kopij”, zegt Ijserbaert. “Dat lijkt me ook logisch, dat je kijkt wat je binnen een groep kunt doen. Zeker bij dingen die uiteindelijk toch voor iedereen hetzelfde zijn: die kun je misschien beter delen.”

Ijserbaert zegt het diplomatiek maar duidelijk: voor het Friesch Dagblad is het op den duur een onhoudbare luxe om er bijvoorbeeld een eigen buitenlandredactie op na te houden. Dit gold overigens al langer voor de Leeuwarder Courant en het Dagblad van het Noorden. Ook op andere deelterreinen zullen we binnenkort ongetwijfeld dezelfde kopij tegenkomen in de drie noordelijke kranten. 

Foto Koen Suyk, ANP

De persconcentratie leidt onherroepelijk tot redactionele verschraling: minder verschillende invalshoeken, minder pluriformiteit, minder diversiteit. Het is een proces dat al tientallen jaren gaande is maar de laatste jaren in een stroomversnelling terecht kwam. De advertentiemarkt is door de opkomst van internetgiganten als Google en Facebook ingestort. Mensen volgen het nieuws online, vaak via gratis websites van de publieke omroep. En dan is er de ontlezing: er wordt steeds minder gelezen. Minder boeken, tijdschriften en ook minder dagbladen. In onze media heerst steeds meer een beeldcultuur en weinigen kunnen de verleiding van de smartphone weerstaan.   

Betwijfeld mag worden of met die redactionele verschraling de redactionele onafhankelijkheid van de drie noordelijke kranten ook echt overeind kan blijven, zoals de heren van Mediahuis verzekeren. Waarschijnlijk wordt met de overname door Mediahuis het begin van het einde ingeluid voor de onafhankelijkheid van de Leeuwarder Courant, nota bene de oudste nog steeds verschijnende krant van Nederland. De Leeuwarder Courant dateert van 1752 en is wat dat betreft deel van het Fries en Nederlands cultureel erfgoed. 

De vraag is of er überhaupt een toekomst is voor papieren kranten. Sommige pessimisten geloven van niet. Derk Sauer, nota bene zelf een krantenuitgever in Rusland, denkt dat uiteindelijk de media over een paar jaar alleen nog uit nichepublicaties bestaat – zoals een yogasite of een site over voetbal of autosport – en uit wereldmerken – zoals The New York Times of de Guardian

Alles wat daartussen zit verdwijnt. Want aan advertenties valt niet genoeg meer te verdienen en het publiek is steeds minder bereid te betalen voor algemene media.

De Belgische persbaronnen geloven wel in de toekomst van de krant, maar dan vooral in de digitale krant. Uiteindelijk zal het publiek bereid zijn te betalen voor kwalitatief hoogstaande inhoud, voor content die ertoe doet, zo geloven zij.

Laten we hopen dat dat waar is. Het succes van de betaalmuur van NRC-Handelsblad is misschien bemoedigend, maar kranten als het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant hebben met hun premium artikelen nog lang niet genoeg betalende lezers weten binnen te hengelen. 

En dan is er nog iets. 

Bedrijven die ruwweg 90% van de dagbladenmarkt controleren hebben niet alleen veel economische macht, wat sneu is voor freelancejournalisten en fotografen die daarmee in een zwakke onderhandelingspositie verkeren om op te komen voor hun rechten. De bedrijven hebben in potentie ook veel politieke macht.

Bij Mediahuis en de Persgroep zitten nu misschien nette Vlaamse mijnheren die het beste voor hebben met onze kranten. Maar wat als de volgende generatie directieleden zich ontpopt tot de Berlusconi’s van de lage landen? 

Ook tijdens de coronacrisis: continue aanval op de vrije pers door Trump

Na haast tweeënhalf uur naar president Trump te hebben geluisterd, duizelde het de ervaren BBC-correspondent Jon Sopel. De persconferentie op 13 april was, schrijft hij, jaw-dropping, eyeball-popping en head-spinning. Trump was woedend op de journalisten die het lef hadden hem kritisch te bevragen over zijn inspanningen om de corona-epidemie, die op dat moment al aan 23.000 Amerikanen het leven had gekost, in te dammen.

Donald Trump met verslaggevers

“Schandalig, je bent nep” riep Trump tegen een CBS-verslaggeefster die durfde door te vragen nadat hij de aanwezige journalisten een filmpje had laten zien, dat meer weg had van een campagnespot. De bizarre persconferentie, met een bij tijden ongeremd ruziënde en grove Trump, illustreerde eens te meer de uniek problematische verhouding die de Amerikaanse president heeft met de media. 

Volgens het donderdag 16 april verschenen rapport ‘The Trump Administration and the Media’ van het Committee to Protect Journalists (CPJ) brengt Trump met zijn vijandigheid ten opzichte van de journalistiek de Amerikaanse democratie in gevaar. Ook de persvrijheid in de Verenigde Staten en veel andere landen loopt door Trumps optreden grote schade op. Autoritaire leiders in landen als Hongarije, Turkije, China, Egypte en de Filipijnen voelen zich door Trumps agressieve mediadiscours gesteund. De boodschap aan elke autocraat of dictator ter wereld is: het is ok om op te treden tegen journalisten, ze zijn immers “de vijanden van het volk”, persvrijheid is niet langer belangrijk. 

Trump voert voortdurend aanvallen uit op de pers. En op allerlei manieren. Bijvoorbeeld tijdens zijn verkiezingsbijeenkomsten, bij persconferenties en op Twitter. Daarnaast probeert hij de eigenaren van hem onwelgevallige media aan te pakken. Amerikaanse journalisten worden lastiggevallen als ze, komend vanuit het buitenland, de Verenigde Staten binnen reizen. Beroep doen op de Amerikaanse Wet Openbaarheid Bestuur wordt hoe langer hoe lastiger. Kortom: de journalistiek in de Verenigde Staten is in de verdrukking. 

In het oog springend is Trumps activiteit op Twitter. De denktank US Press Freedom Tracker, die een database aanlegde ten behoeve van het rapport, telde vanaf zijn verkiezingscampagne vijf jaar geleden, meer dan tweeduizend tweets met aanvallen op media en journalisten. Meer dan honderd individuele journalisten worden met name genoemd. Ze zijn corrupt, oneerlijk, gek, stom, nep, vuilnis, laag-bij-de-gronds of schandalig. In honderden tweets maakt hij The New York Times, CNN, NBC, MSNBC, The Washington Post en tientallen andere expliciet genoemde media uit voor vijanden van het volk en hun verslaggeving is walgelijk en fake. Zelfs het Trump gunstig gezinde Fox News ontkomt zo nu en dan niet aan de toorn of hoon van de president. 

Uitgekiende strategie om media zwart te maken
Wat is het doel van Trumps onvermoeibare kruistocht tegen de media? Is het ijdelheid, emotie, dommigheid, kan hij niet tegen kritiek? Volgens de schrijver van het CPJ-rapport Leonard Downie, hoogleraar journalistiek en ex-hoofdredacteur van de Washington Post, is er meer aan de hand. Er is wel degelijk sprake van een uitgekiende strategie. 

Downie interviewde voor zijn rapport meer dan 40 vooraanstaande journalisten, hoge ambtenaren, mediajuristen en andere academici. Hun grotendeels gedeelde conclusie is dat Trump opzettelijk en planmatig probeert de media te intimideren en zwart te maken. Downie citeert CBS-correspondent Leslie Stahl die een persoonlijke ontmoeting had met Trump vlak voor de opname van haar programma 60 Minutes, eind 2016. Hoewel zij alleen met Trump in de kamer was en er geen camera’s draaiden begon hij weer eens aan een van zijn scheldkanonnades tegen de media. “Ik zei tegen hem: weet u, dit is zo vermoeiend. Waarom doet u dit? Het verveelt en het is tijd om er mee op te houden. U heeft uiteindelijk de verkiezingen gewonnen. Waarom blijf u steeds zo hameren op de media?” “Weet je waarom ik het doe?” antwoordde Trump. Ik doe het om jullie allemaal in diskrediet te brengen, om de media te vernederen. Als jullie negatieve verhalen over mij schrijven zal niemand jullie meer geloven.”

Leslie Stahl herinnert zich haar verbijstering over hoe gecalculeerd Trump was. Het is, volgens haar, “allemaal een plan”. Ze zegt steeds bezorgder te zijn over de gevolgen van Trumps onophoudelijke tirades tegen de media. “Als je iets telkens maar herhaalt is de impact uiteindelijk enorm.” Die impact bestaat niet alleen uit de vele haatuitingen op sociale media van Trump-aanhangers, maar ook uit fysieke bedreigingen. Vooral tv-journalisten die bekend zijn bij het grote publiek moeten het ontgelden. Het beroep van journalist is verdacht gemaakt.

Voor iemand die zo neerkijkt op de media en zo haatdragend is, is het opmerkelijk dat de president journalisten niet mijdt. Trump wordt zelfs gezien als de meest toegankelijke president in de laatste dertig jaar. Mike Bender van de The Wall Street Journal constateert in het CPJ-rapport dat Trump erop gebrand is om “met de pers om te gaan, hij wil ons dicht bij hem in de buurt hebben”. “Maar dan begin hij met zijn tirades….”

Belang van zichtbaarheid
Als vroegere reality-tv-ster beseft Trump het belang van zichtbaarheid. Het gaat hem vooral om fotomomenten als hij buitenlandse leiders ontmoet, informele ontmoetingen met schreeuwende verslaggevers als hij in zijn ronkende Marine One helikopter stapt en andere “optredens” die leiden tot zendtijd in de belangrijke journaals. Daartoe horen ook zijn woede-uitbarstingen tijdens persconferenties met de “nep-media”. Zijn achterban loves it. 

Ook BBC-journalist Jon Sopel was maandag verbaasd dat de president alle tijd nam om met de journalisten in debat te gaan, zij het op zijn eigen bijzondere manier. “We hebben dus een president die ons kennelijk haat. Maar. Maar. Maar. Hij bleef wel aanwezig en beantwoordde gedurende meer dan anderhalf uur de vragen. Hij was als een muziekgroep op afscheidstournee die steeds een toegift wil spelen. Hij geniet ervan. Hij is in zijn element. En tegelijkertijd haat hij ons.”  

Geloofwaardigheid van media geërodeerd bij Trump-aanhangers
Trumps stelselmatige haat- en delegitimatie-campagne heeft tot gevolg -zo concludeert het CPJ-rapport- dat de geloofwaardigheid van de Amerikaanse media, vooral bij zijn aanhangers, ernstig is geërodeerd. Peiling na peiling toont aan dat met name de Amerikanen die Republikeins stemmen de journalistiek niet meer vertrouwen. Het CPJ-rapport haalt een in maart gedane peiling aan waaruit blijkt dat 62% van de ondervraagden ervan overtuigd was dat de media de risico’s van het COVID-19 virus schromelijk overdreef. 

De Trumpaanhangers geloven alleen de nieuwsbronnen die ze politiek vertrouwen, zo constateert het CPJ-rapport, ongeacht het waarheidsgehalte van de informatie. Het angstaanjagende is dat de polarisatie in de VS zich niet beperkt tot de politiek, ideologie en emotie. Er is ook een polarisatie over de feiten, over wat waar en onwaar is. “Mensen construeren hun eigen realiteit, uit een keuze aan media waarmee ze instemmen”, zegt Mark Lukasiewicz, directeur van een gerenommeerde journalistieke opleiding. 

Volgens het CPJ-rapport wordt het fundamentele “recht om te weten” en de controlerende rol van de media in een democratie, door Trump in gevaar gebracht. “Het is een Orwelliaans spervuur van woorden die het doel van de journalistiek, mensen die journalistiek beoefenen en de organisatie waarvoor ze werken in diskrediet brengt”, constateert de vroegere CNN-nieuwspresentator Frank Sesno. “Het is een continue aanval op een vrije pers.”

Hoe moeten media en journalisten reageren?
De vraag is: hoe moeten de media en journalisten antwoorden op Trumps pogingen hun geloofwaardigheid kapot te maken? In misschien het interessantste gedeelte van het CPJ-rapport wordt duidelijk hoe het niet moet; niet zelf partijdig worden, feiten en opinies door elkaar halen en je laten leiden door afkeer van Trump. Als de media niet langer de rol van waakhond spelen maar van aanvalshond, dan is er iets mis en dragen journalisten zelf bij aan de polarisatie.

De kunst is om verantwoordelijke, transparante journalistiek blijven bedrijven. Het blijft belangrijk de vele leugens van Trump te fact checken, zonder partijdig te worden. Daarnaast moeten de media assertief voor zichzelf opkomen en voor hun rol in een democratie. Dat kan betekenen dat “de normale relaties tussen media en regering worden opgeschort”.

Hoogleraar journalistiek Jay Rosen bepleit dat nieuwsmedia hun berichtgeving over Trump “bijstellen”. Zo zouden de media niet langer zijn toespraken, verkiezingsbijeenkomsten en persconferenties automatisch live moeten verslaan, al is het goed voor de kijkcijfers.

CPJ heeft het rapport voorafgaande aan publicatie aan president Trump gestuurd en gevraagd om een gesprek. In een reeks aanbevelingen wordt de president onder andere gevraagd publiekelijk de rol van een vrije pers in een democratie te erkennen en te benoemen, zeker in tijden van de COVID-19 crisis. Benieuwd wat zijn reactie zal zijn. Mijn voorspelling: dit is een fake rapport, geschreven door een stelletje nitwits. 

Eerder verschenen op Villamedia, 16 april 2020

Marokko legt kritische journalist Bouachrine zwijgen op

De Marokkaanse journalist Taoufik Bouachrine (1969), hoofdredacteur en medeoprichter van de onafhankelijke krant Akhbar al-Youm, is in een nachtmerrie beland. Kringen rond de Marokkaanse koning Mohammed VI en de Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman zijn erin geslaagd deze journalistieke luis in de pels met een jarenlange gevangenisstraf het zwijgen op te leggen.

Taoufic Bouachrine met zijn echtgenote Asmae Mousaoui

Bouachrine botste de afgelopen jaren meermaals met de Marokkaanse justitie vanwege artikelen waarin politieke corruptie werd onderzocht en aan de kaak gesteld. Begin 2018 schreef hij een kritische column over een van de machtigste en rijkste mannen van Marokko: minister van Landbouw Aziz Akhannouch, die eigenaar is van het Akwa-conglomeraat (olie, gas, kunstmest, visserij, luchtvaartmaatschappij Afriquia) en voorzitter van de koningsgezinde regeringspartij RNI.

Bouachrine wees er herhaaldelijk op dat de zakelijke belangen van de puissant rijke Akhannouch – als ontvanger van miljoenensubsidies – en zijn politieke activiteiten tot een ongeoorloofde belangenverstrengeling hebben geleid. Akhannouch sleepte de journalist al in 2015 voor de rechter met de eis hem een beroepsverbod van tien jaar op te leggen. In december 2018 legde de rechter hem een boete op van 130.000 euro wegens belediging van de zakenman-politicus.

Bouachrine zat toen al haast een jaar in de gevangenis wegens ‘verkrachting, aanranding en mensensmokkel’. Hij werd veroordeeld tot twaalf jaar cel tijdens een oneerlijk proces, aldus onder meer de VN-Mensenrechtenraad en Amnesty International. Een aantal Marokkaanse oppositiepolitici en de journalistenvakbond vroegen de koning om clementie voor Bouachrine.

Het mocht allemaal niet baten en in hoger beroep, in oktober 2019, werd zijn gevangenisstraf verlengd tot vijftien jaar. Volgens zijn collega’s en zijn echtgenote Asmae Moussaoui was er sprake van een politiek schijnproces en is de vrijheid van meningsuiting in Marokko in het geding.

Moussaoui wijst er ook op dat haar man kritisch was over de Saoedische kroonprins Mohammed bin Salman. Bouachrine’s vriend en collega, de inmiddels vermoorde journalist Jamal Khashoggi, had hem gewaarschuwd niet naar Saoedi-Arabië te reizen ‘als je niet vermoord wil worden’. In het dossier van de VN-Mensenrechtenraad wordt ook gewag gemaakt van een officiële klacht van Saoedi-Arabië bij Marokko over het journalistieke werk van Bouachrine.

Ondanks de nu haast twee jaar durende gevangenschap van Bouachrine geeft Moussaoui de moed nog niet op. Ze wil binnenkort naar het Europees Parlement om de dramatische situatie van haar man en het gebrek aan persvrijheid in Marokko aan de kaak te stellen.

Dit artikel verscheen in de Groene Amsterdammer van 19 februari 2020

Een jaar na de moord op Khashoggi: ontluisterende straffeloosheid

Op 2 oktober was het precies een jaar geleden dat de journalist Jamal Khashoggi werd vermoord in het Saoedische consulaat in Istanbul. Kennelijk een uitgelezen moment voor de Saoedische kroonprins Mohammed Bin Salman, om in een interview met het Amerikaanse tv-programma 60 minuteste verklaren dat hij de “volledige verantwoordelijkheid” voor Khashoggi’s dood op zich neemt. 

Mohammed Bin Salman tijdens de G20 in Osaka (juni 2019)

Khashoggi was een prominent Saoedische journalist die veel kritiek had op de politiek van Mohammed Bin Salman; MBS in de wandelgangen. De kroonprins is de werkelijke machthebber van het koninkrijk en met name de oorlog die de Saoedi’s voeren in Jemen werd fel door Khashoggi sterk bekritiseerd. Sinds 2017 woonde Khashoggi, die naast Saoedisch ook Amerikaans staatsburger was, in de Verenigde Staten en werkte hij onder andere voor de Washington Post.

MBS waste deze week zijn handen in onschuld. Hij mocht dan verantwoordelijkheid dragen voor de “vreselijke misdaad” omdat de daders Saudische functionarissen waren en het slachtoffer een Saudisch burger, hij zei zelf niets van de moord geweten te hebben, had er niet om gevraagd en had er dus niets mee te maken… 

De verklaring kwam rijkelijk laat, nota bene haast een jaar na de gruwelijke moord in Istanbul en na een lange reeks tegenstrijdige lezingen van de gebeurtenis vanuit Riyad. MBS liep wereldwijd reputatieschade op nadat bekend was geworden hoe Khashoggi aan zijn eind was gekomen en zijn lijk in stukken was gesneden en daarna verdwenen. Het interview met CBS lijkt een wel erg doorzichtige en hypocriete poging om van alle blaam gezuiverd te worden. 

Deze whitewashoperatie van het Saoedische koningshuis in de Amerikaanse media dient om het respect voor het Saoedische koningshuis te herstellen, het Amerikaanse Congres gerust te stellen en het voor tal van Europese landen weer mogelijk te maken “normale” betrekkingen te onderhouden met de Saoedi’s. 

Het meest ontluisterend is dat MBS’ verklaringen in veel Westerse hoofdsteden eigenlijk wel goed uitkomen. Er staat namelijk veel op het spel: de relaties met Saoedi-Arabië zijn belangrijk vanwege onder andere de olie, wapenverkopen en de conflicten met Iran. De Amerikaanse president Trump weigerde vanaf het begin zijn uitstekende relatie met MBS te laten verstieren door de moord op Khashoggi, ondanks dat deze journalist Amerikaans staatsburger was en columnist voor een prominente Amerikaanse krant.  

Trump lapte ook de informatie van de CIA aan zijn laars die liet weten er tamelijk zekervan te zijn dat MBS opdracht gaf tot de moord. De Amerikaanse persvrijheidsorganisatie Committee for he Protection of Journalists (CPJ) deed tot dusver tevergeefs een beroep op de Freedom of Information Act(de Amerikaanse Wet Openbaarheid Bestuur) om informatie over de kwestie-Khashoggi boven water te krijgen. Met name wordt de vraag gesteldwaarom de CIA, die mogelijk voorkennis had van de moord, Khashoggi niet had gewaarschuwd. De CIA heeft een duty to warn-verplichting als een Amerikaans staatsburger imminent gevaar loopt.

Het gedrag van de Saoedische regeringsleiders na de moord in Istanbul was op z’n minst bizar: er werden tegenstrijdige verklaringen uitgegeven, er werd gedraaid, er werd ontkend en uiteindelijk werden elf verdachten gearresteerd. Maar een jaar later is nog altijd onduidelijk hoe het staat met een eventueel proces. Er zijn sterke geruchten dat sommige van de hoofdverdachten op vrije voeten zijn in Saoedi-Arabië.

Jamal Khashoggi (The Washington Post)

Duitsland, Finland en Denemarken schortten hun wapenverkopen aan Saoedi-Arabië op na de moord op Khashoggi. Maar alom lijkt toch de sfeer te heersen dat de kwestie op den duur wel zal overwaaien. Soms is die wens de vader van de gedachte. Illustratief is de reactie van premier Rutte op het tumult dat ontstond nadat koningin Maxima een ontmoeting had met MBS in de zijlijn van de G20-top in Osaka in juli. Volgens Ruttewas er geen vuiltje aan de lucht en zou hij Maxima “opnieuw adviseren dit gesprek (met MBS) te voeren als zij het zou vragen’’.

Het is deze houding die de Franse juriste en mensenrechtenexpert Agnes Callamard razend maakt. Ze vindt de houding van de wereldgemeenschap wel heel erg laks. Callamard, die de moord namens de Verenigde Naties gedurende zes maanden onderzocht, zegt in een interview in Die Zeit ervan overtuigd te zijn dat het doden van Khashoggi een “staatsmoord” was. “De verantwoordelijkheid voor deze misdaad ligt bij de leiders van Saudi-Arabië.”

Verantwoordelijkheid is een complex begrip. “Ik bedoel niet de verantwoordelijkheid van degene die uiteindelijk de opdracht tot de moord gaf. Het gaat veeleer om degenen aan de top die Khashoggi’s dood goedgekeurd, getolereerd of niet voorkomen hebben – terwijl ze dat wel hadden kunnen doen. Ik zeg niet dat Mohammed bin Salman de leiding had over de moordaanslag. Ik laat zien dat het bewijs sterk suggereert dat hij verantwoordelijk is voor de moord; wellicht omdat hij ertoe aanzette of in ieder geval omdat hij Khashoggi niet beschermde.” 

Over de “verantwoordelijkheid” die MBS nu  zegt te nemen is Callamard niet onder de indruk. Zijn eigen rol blijft immers buiten schot. Als hij serieus is dan zou het proces tegen de elf leden van het doodseskader die in Saoedi-Arabië gevangen worden gehouden in de openbaarheid moeten plaatsvinden. “Hij zou ook alles moeten doen om dergelijke misdaden in de toekomst te voorkomen, gevangen journalisten en mensenrechtenactivisten vrijlaten en op moeten houden dissidenten in het buitenland te intimideren. Zolang hij dat niet doet blijven het lege woorden”. 

Eerder gepubliceerd op Joop.nl op 1 oktober 2019

Veroordeling El Khalidi laat zien dat Marokko lak heeft aan vrije journalistiek

Haar zaak deed veel stof opwaaien. De Speciale VN-Rapporteur voor Vrijheid van Meningsuiting David Kaye en organisaties als Amnesty International, Human Rights Watch en Reporters without Borders kwamen op voor haar recht vrijelijk journalistiek te bedrijven. Haar misdaad? Ze had in december 2018 met haar mobiele telefoon een demonstratie gefilmd in Laayoune, de hoofdstad van de door Marokko bezette Westelijke Sahara.

Op 8 juli werd de 28-jarige Nazha el Khalidi door een Marokkaanse rechtbank in Laayoune veroordeeld tot een boete van 400 euro. Het had veel erger gekund. Ze riskeerde zelfs twee jaar gevangenisstraf omdat ze artikel 381 van het Marokkaanse Wetboek van Strafrecht had overtreden, dat bepaalt dat een beroep alleen kan worden uitgeoefend als “aan wettelijke professionele eisen is voldaan”. Volgens Human Rights Watch wordt deze wet ten onrechte toegepast bij (burger-) journalisten die proberen misstanden aan de kaak te stellen.

Waarschijnlijk heeft de internationale aandacht voor de zaak van Nazha el Khalidi tot gevolg gehad dat haar straf relatief laag uitvalt. Het is duidelijk dat de Marokkaanse autoriteiten van haar geen martelaar voor het vrije woord willen maken. Voorkomen moet immers worden dat de schijnwerpers worden gericht op de situatie in de vroegere Spaanse kolonie die, sinds het einde van de jaren zeventig, voor een groot deel in handen is van Marokko.

De wereldgemeenschap, inclusief Nederland, heeft de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara nooit erkend. Volgens de Verenigde Naties zouden de oorspronkelijke Saharaanse bewoners van het gebied, waarvan er 175.000 in vluchtelingenkampen in Algerije wonen, zich in een referendum moeten uitspreken over aansluiting bij Marokko, autonomie of onafhankelijkheid.  Dit recht op zelfbeschikking hebben de Saharanen tot dusver nooit kunnen uitoefenen.

In een in juni uitgekomen rapport van Reporters without Borders (RSF) wordt het gebied een “woestijn voor journalisten” genoemd. Niet omdat er nooit iets zou gebeuren, maar omdat uit de Westelijke Sahara pottenkijkers systematisch worden geweerd. Het gebied is een ware no-go zone voor journalisten, correspondenten en kritische buitenlandse waarnemers.

Zo werden op 19 mei vijf Spaanse en twee Noorse juristen, die het proces in Laayoune tegen Nazha el Khalidi wilden bijwonen, het land uitgezet. Op 23 juni herhaalde dit scenario zich met drie Spaanse advocaten, die ervan werden beschuldigd “vijandige bedoelingen ten opzichte van Marokko” te hebben.

Volgens RSF is de Westelijke Sahara is een soort zwart gat, een news black hole, waar alleen journalisten van Marokkaanse media die het regeringsverhaal reproduceren, zo nu en dan welkom zijn. “Marokko voert een politiek waarbij systematisch buitenlandse journalisten uit de Westelijke Sahara worden geweerd. Lokale burgerjournalisten, die een niet-officiële versie van het nieuws naar buiten proberen te brengen, onder andere via sociale media, worden zwaar vervolgd en gestraft.

Volgens het RSF-rapport hebben lokale Saharaanse journalisten te maken met “martelingen, arrestaties, fysieke mishandeling, intimidatie, pesten, smaad, technologische sabotage en langdurige gevangenisstraffen”. Drie Saharaanse journalisten/activisten zitten op dit moment straffen uit van respectievelijk 6, 20 en 25 jaar in Marokkaanse gevangenissen.

De tweeledige blokkade -geen buitenlandse media en geen lokale stemmen toelaten- heeft ervoor gezorgd dat er nauwelijks nieuws naar buiten komt.

Het moedige werk van Nazha el Khalidi en van haar collega’s bij het Saharaanse mediacollectief Equipe Média is daarom des te opmerkelijker. Uitdrukkelijk doel van de jonge media-activisten, is de informatieblokkade te doorbreken met teksten, foto’s, video’s en uitingen op sociale media die een alternatief verhaal vertellen. In de Spaanse krant La Vanguardia zegt Nazha el Khalidi ondanks de veroordeling en ondanks alle risico’s door te willen gaan met haar journalistieke werk.

Marokko scoort dit jaar met een 135e plaats (van 180 landen) laag op de World Press Freedom Index van Reporters without Borders. Niet alleen verslag doen van de situatie in de Westelijke Sahara, van de demonstraties in de noordelijke Rif-regio of berichten over het koningshuis wordt beantwoord met criminalisering en repressie. Ook van onafhankelijke onderzoeksjournalistiek zijn de Marokkaanse autoriteiten niet gediend.

Het Committee to Protect Journalists (CPJ) publiceerde op 1 juli een rapport over het klimaat “van voortdurende surveillance, intimidatie en plagerijen” waar Marokkaanse onderzoeksjournalisten mee te maken hebben. De autoriteiten installeren geavanceerde spyware op de laptops of mobiele telefoons van kritische journalisten en correspondenten.

De Marokkaanse journalist Ali Lmarabet reist veel op en neer tussen zijn woonplaats Barcelona en Marokko. Hij schrijft veel over “delicate” onderwerpen, zoals de situatie in de Rif en de Westelijke Sahara. In 2003 werd hij tot 3 jaar gevangenisstraf veroordeeld omdat hij de koning zou hebben beledigd. In 2004 kreeg hij amnestie en werd uit de gevangenis ontslagen, maar kreeg wel een Marokkaans beroepsverbod opgelegd vanwege zijn artikelen over de Westelijke Sahara. Lmarabet vertelt CPJ dat hij voortdurend wordt geconfronteerd met malware op zijn laptop, elke keer als hij in Marokko is geweest.

Een van de meest effectieve middelen die de autoriteiten hebben om de journalistiek te controleren is de (niet-) verstrekking van perskaarten. Zonder persaccreditatie mag je het journalistieke beroep in Marokko niet uitoefenen en kun je als freelancer ook geen artikelen verkopen aan Marokkaanse media. Deze praktijk druist uiteraard in tegen de elementaire rechten van persvrijheid en vrije meningsuiting. Onder andere Nazha el Khalidi werd er het slachtoffer van. Maar ze is niet van plan zich de mond te laten snoeren. 

Dit artikel werd eerder gepubliceerd door VillaMedia op 9 juli 2019

De Panama papers, Khadija en persvrijheid

Fantastisch! De UNESCO/Guillermo Cano Persvrijheidsprijs 2016 is toegekend aan de Azerbeidjaanse onderzoeksjournalist Khadija Ismaiylova. Ze zal de prijs –een geldbedrag van $25.000- niet zelf in ontvangst kunnen nemen op persvrijheidsdag 3 mei, want ze zit in de gevangenis. Khadija is tot zevenenhalf jaar veroordeeld wegens “zwendel, belastingfraude en machtsmisbruik”.

4200

De UNESCO-prijs, de belangrijkste internationale onderscheiding op het gebied van persvrijheid en genoemd naar de in 1986 vermoorde Colombiaanse journalist Guillermo Cano, is dik verdiend. Niet alleen voor Khadija maar het is ook een opsteker voor alle dappere onderzoeksjournalisten in ’moeilijke landen’.

Ik was diep onder de indruk van Khadija toen ik haar meemaakte tijdens de internationale persvrijheidsdag in Parijs, 3 mei 2013. Ze stelde lastige vragen. Brutaal. Humoristisch. Nam geen blad voor de mond en bleek niet bereid compromissen te sluiten als het om het zoeken naar waarheid gaat.

Recentelijk werden, via de Panama Papers, details bekend gemaakt over de corrupte praktijken van Azerbeidjaans’ president Ilham Aliyev en zijn familie. Aliyev’s twee dochters blijken 56% van de aandelen te bezitten van een consortium van goudmijnen in het land. Het consortium mag 70% van de winst houden, 30% is voor de staatskas. Fijne regeling…

Ook andere leden van Aliyev’s familie en entourage blijken betrokken te zijn bij schimmige zakendeals. De presidentiele offshore family heeft grote delen van Azerbeidjaans’ mijnbouw, banken, toerisme, media en hoogwaardig vastgoed in handen.

De Panama Papers bevestigden eerdere publicaties van onder andere het OCCRP en de organisator van het Panama-consortium, het International Consortium of Investigative Journalists (ICIJ). Sterreporter bij al dat graaf- en speurwerk in Azerbeidzjan de afgelopen jaren was freelance journalist Khadija Ismayilova.

Een van de interessantste aspecten bij de reuze scoop van de Panama papers is de deelname aan het consortium van veel media organisaties uit dictatoriale of autoritaire landen in het Midden-Oosten, Oost-Europa, Centraal-Azië en Afrika. Onderzoeksjournalistiek in die landen brengt enorme risico’s met zich mee maar het gebeurt en wordt steeds professioneler. Publicatiemogelijkheden op online platforms, grotere kennis van datajournalistiek en nieuwe onderzoekstechnieken en vooral ook het regionaal en internationaal netwerken van onderzoeksjournalisten, heeft aan de hausse bijgedragen.

Die betere en agressievere (onderzoeks-)journalistiek is, denk ik, een zegen voor meer persvrijheid in de wereld. Je kunt Khadija en haar collega’s in de gevangenis zetten maar –zo blijkt- steeds moeilijker de mond snoeren.

Eerder gepubliceerd in Villamedia mei 2016