Naar Beiroet

‘Zeina’ van de Libanese artiest Balsam Abo Zour

Natuurlijk, de lotgevallen van Edgar in Groningen en Libanon, zijn interessant. Fascinerend, misschien wel. Edgar, vijftiger, kunsthandelaar en hoofdpersoon van ‘Naar Beiroet’ gaat op zoek naar originele kunst die nog verkoopbaar moet zijn ook. Het liefst in Abu Dhabi of Dubai, want daar zit het grote geld. Edgar is enigszins vastgelopen in Groningen. Zowel in zijn huwelijk als professioneel. Als een bevriende arabist hem aanraadt eens naar Libanon te reizen hoeft hij niet lang na te denken en volgt het advies op.

In Libanon vindt Edgar inderdaad de kunst die hij zoekt. Edgar en zijn Libanese collega Fatima, kunstkenner en fotografe op wie hij enigszins verliefd wordt, zijn sprakeloos als ze geconfronteerd worden met het werk van de jonge Balsam Aridi. “Wat apart, wat bijzonder! Edgar zag meteen dat dit werk was dat hij wilde hebben voor zijn galerie. Wonderlijke voorstellingen van menselijke en dierlijke wezens door elkaar. Omstrengeld in elkaar. Kleuren die alsof er ergens water op gelekt was door elkaar liepen. Luchtbellen. Geslachtsdelen. Open vulva’s. Bloedrood en zwart…”

Behalve met kunst wordt Edgar in Libanon ook geconfronteerd met de oorlog. In Gaza bombardeert Israël erop los. Edgar wordt het zo nu en dan te veel. “Waar zijn die Israëli’s mee bezig,” laat Gerrit Brand hem uitroepen. “Dit is puur een wraakactie. Israël heeft maar één doel, zegt Fatima, alle Palestijnen het land uitjagen. Ze leggen Gaza in puin, vernietigen huizen en gebouwen en vermoorden de mensen.”

In het Noord-Libanese Baalbek komt de strijd tussen Israël en Hezbollah heel dichtbij. Een Hezbollah-lid laat Edgar het resultaat zien van een Israëlisch bombardement. “Dit is dus wat Israëlische raketten aanrichten, zei hij. Er zijn hier eergisteren tien doden gevallen. Vader. Moeder, een grootvader, kinderen, een baby. Ze stonden voor de puinhopen. Er hing een vreemde geur boven de ravage.” De Israëli’s hadden vooraf geen waarschuwing gegeven voor het bombardement.

‘Naar Beiroet’ is een gelaagde roman. Als hoofdpersoon Edgar aankomt in Beiroet en zijn intrek neemt in het Riviėra Hotel, leest hij Das gelobte Land van de Duitse schrijver Erich Maria Remarque. Aan de overeenkomsten tussen de joodse vluchtelingen die moesten vluchten voor het fascisme en de Palestijnse vluchtelingen die uit hun land worden verjaagd, valt niet te ontkomen.

Het thema ‘kantelingen’ komt verschillende keren terug; bij de beschrijving van een abstract schilderij met kantelende vlakken, maar ook als de omwenteling in het hoofd van Edgar. Hij neemt immers afstand van de geijkte Nederlandse vooroordelen over het bevriende Israël dat altijd gelijk heeft en van alle kanten belaagd wordt door Arabische terroristen. Libanon doet het leven en de opvattingen van Edgar kantelen.

Ik mocht op 13 november het eerste exemplaar van ‘Naar Beiroet’ in ontvangst nemen van de schrijver. Tussen ons in op de foto gespreksleider Anton Brand. De boekpresentatie vond plaats in Sociëteit De Harmonie in Groningen.

Er zijn boeken die je in een adem uitleest, maar dat lukte me bij het lezen van ‘Naar Beiroet’ niet. Daarvoor schuurde het verhaal te veel aan tegen de realiteit van mijn eigen geschiedenis, van mijn eigen -soms pijnlijke- Libanese herinneringen. Het waren niet zozeer de lotgevallen van de hoofdpersoon die indruk op mij maakten, diens buitenechtelijke uitstapjes en vlucht uit Groningse verveeldheid. Het was veeleer de Libanese topografie die wordt beschreven, mijn biotoop van weleer, die mij meevoerde langs een soort persoonlijke routekaart.

In ’Naar Beiroet’ wordt veel gereisd. In de eerste plaats van de Groningse Grote Markt naar de Libanese hoofdstad, natuurlijk. Maar eenmaal in Libanon worden Qana, Haris, Bazourieh, Tyrus, Damour, Aley, Abey, Baalbek en andere plaatsen aangedaan. In Beiroet worden onder andere de Avenue du Paris en Raouche genoemd, een wijk waar ik haast zes jaar woonde. Dit was ooit mijn leven, tijdens een oorlog die zijn schaduw nooit heeft afgeworpen. Zeker niet nu opnieuw Beiroet en andere steden worden gebombardeerd door het zuidelijke buurland Israël.

Uit alles blijkt dat Gerrit Brand, getrouwd met de Libanese fotografe Souhaila Sahmarani, het land goed kent. Voor in het boek staat de gebruikelijke disclaimer dat het om een fictief werk gaat en dat namen, personages, plaatsen en gebeurtenissen ontsproten zijn aan de verbeelding van de auteur of fictief gebruikt worden. Dat moge zo zijn, het gaat hier wel om zeer herkenbare fictie.

Daar was Gerrit zich natuurlijk van bewust toen hij mij vroeg het eerste exemplaar van het boek op 13 november in ontvangst te nemen. Ik vond het eervol en spannend en in mijn dankwoord haalde ik een aantal herinneringen op aan Beiroet. Ik waarschuwde dat Beiroet een gevaarlijke stad is. “Je loopt namelijk het gevaar Beiroet, ondanks alles, in je hart te sluiten. Sterker nog: je loopt het gevaar van die stad te gaan houden. O Beiroet, een wereld zonder jou is niet onze wereld, dichtte Nizar Qabbani. En daar herken ik mij in.

Ik hertaalde voor de gelegenheid het gedicht over Beiroet van de grote Syrische schrijver Qabbani, die er lange tijd woonde. Luister naar Majida El Roumi voor de muzikale vertolking van Beirut Sett el Dounia (https://www.youtube.com/watch?v=xd3TlzDsEc4&t=24s)

O Beiroet,

O Heerseres van de Wereld

Wij bekennen voor de ene God,

Dat we jaloers op je waren

Jaloers op je schoonheid

Die ons pijn deed

Wij geven nu wel toe

Dat we je slecht behandelden

En verkeerd begrepen

We hadden geen genade met je

We toonden geen enkele spijt

We staken je met een dolk

In plaats dat we je bloemen gaven

Wij bekennen voor God

De rechtvaardige God

Dat we je pijn deden en uitputten

We staken je in brand

En maakten je aan het huilen

We verveelden je met onze opstanden

O Beiroet

Een wereld zonder jou is niet onze wereld

Wij beseffen nu dat je diep in ons geworteld bent

Wij weten nu wat we je hebben aangedaan

Sta op

Sta op

Sta op

Sta op van onder het puin

Zoals de amandelbloesem in april

Sta op

En schud het verdriet van je af

Sta op

De revolutie wordt geboren in de schoot van verdriet

Sta op van onder het puin

Sta op ter ere van de bossen

Sta op ter ere van de rivieren

Sta op ter ere van de rivieren en de valleien

Sta op ter ere van de mensheid

Sta op, Beiroet

Sta op

De revolutie wordt geboren in de schoot van verdriet

O, Beiroet

O, Beiroet

Israël en Libanon: de overweldigende echo’s van 1982

Israëls oorlog is niet met jullie, maar met Hezbollah”, beweerde premier Benjamin Netanyahu in een korte videoboodschap gericht aan het Libanese volk. Hij sprak ruim een week geleden, aan de vooravond van het grootste Israëlische offensief in Libanon in decennia. Op Netanyahu’s boodschap werd in het land met een ongelovig schouderophalen gereageerd. Net als op de aankondiging dat Israëls grondoffensief zou bestaan uit ‘beperkte en gerichte acties’. Inmiddels zijn een miljoen Libanezen op de vlucht geslagen en worden honderden burgerdoden gemeld.

In 1982 kondigde de toenmalige Israëlische minister van Defensie Ariel Sharon een ‘beperkte actie’ in Zuid-Libanon aan, om de burgerbevolking in Noord-Israël te vrijwaren van terroristische, Palestijnse aanvallen. De militaire operatie zou niet langer dan 72 uur duren. In werkelijkheid trok het Israëlische leger op naar Beiroet, gevolgd door een maandenlange oorlog. De Israëlische bezetting van Zuid-Libanon eindigde pas in 2000, achttien jaar later.

Geschiedenis herhaalt zichzelf nooit maar er klinken wel akelig overweldigende echo’s.

Libanon en Israël, beide jonge staten die respectievelijk in 1943 en 1948 onafhankelijk werden, slaagden er nooit in goede buren te worden. Goed nabuurschap hoeft niet te steunen op liefde of vriendschap, maar wederzijds respect en begrip is wel nodig. In de geschiedenis van het Libanees-Israëlische nabuurschap stapelden misverstanden zich op.

Al voor de stichting van de staat Israël dachten zionistische leiders dat Libanon, waarin christenen de meerderheid vormden, een natuurlijke bondgenoot zou kunnen worden. Veel maronieten (oosterse katholieken) zagen zichzelf niet als Arabieren maar als afstammelingen van de Feniciërs. Joden en maronieten waren natuurlijke bondgenoten, bedreigde minderheden in een regio gedomineerd door Arabieren en moslims.

Israëlisch-maronitische alliantie

In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw vonden discussies plaats tussen leiders van het Joods Agentschap en maronitische politici over de toekomst van Zuid-Libanon. De latere Israëlische president Ben Goerion toonde zich in 1937 voorstander van de incorporatie van het gebied in de toekomstige Israëlische staat. Hij zag het als onderdeel van Galilea, waar Israël om bijbelse redenen recht op zou hebben. Veel christelijke Libanese leiders steunden de zionistische claim, want ze waren het zuiden liever kwijt dan rijk: het zou de vorming van een kleine christelijke Libanese staat mogelijk maken, zonder de ballast van een grote sjiitische bevolkingsgroep. 

Het idee van een Israëlisch-maronitische alliantie bleef leven tot in de jaren tachtig. Tijdens de Libanese burgeroorlog leverde Israël politieke en militaire steun aan de maronitische Falangistische Partij. In de grensstrook werd in 1978 een bufferzone gecreëerd, waar de christelijke majoor Haddad en zijn manschappen, betaald en uitgerust door Israël, de scepter zwaaiden.

Als correspondent in Beiroet in de jaren tachtig herinner ik me de theatrale handreiking van de toenmalige Israëlische premier Menahem Begin aan de Libanese president Élias Sarkis om vrede te sluiten. Begin nodige Sarkis uit om, net als de Egyptische president Sadat eerder had gedaan, naar Jeruzalem te komen. Begin was eventueel ook bereid naar Beiroet te komen om met Sarkis een vredesverdrag te sluiten. Er waren immers geen problemen tussen Israël en Libanon? Israël had last van de Palestijnse strijdgroepen en van het Syrische leger, niet van de Libanezen.

Grootscheepse invasie

Begins retoriek klonk destijds net zo hol als die van Netanyahu nu. Natuurlijk waren er wél problemen voor de Libanese burgerbevolking. Met name in het zuiden van het land, hoofdzakelijk bewoond door sjiitische moslims, waren burgers het slachtoffer van militaire invallen. Vanaf de Israëlisch-Arabische oorlog in juni 1967, waar Libanon niet formeel bij betrokken was, hadden Palestijnse guerrillastrijders, Israëlische militairen en hun handlangers Zuid-Libanon tot hun strijdtoneel gemaakt. Ten koste van de plaatselijke bevolking.

In 1982 voerde Israël een grootscheepse invasie uit in Libanon. Het Israëlische leger trok op naar Beiroet waar, na een maandenlang beleg, het uiteindelijk erin slaagde de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) te verdrijven. De operatie onder de nu cynisch klinkende naam ‘Vrede voor Galilea’ had mede tot gevolg dat Israëls Libanese bondgenoot, de falangistische militieleider Bashir Gemayel, werd gekozen tot president. Bashir werd echter vermoord voordat hij met zijn presidentschap kon beginnen.

Ook zijn broer en opvolger Amin Gemayel wilde vrede met Israël sluiten. In mei 1983 werd een verdrag gesloten dat voorzag in militaire samenwerking tussen beide landen, gefaseerde terugtrekking van Israëlische troepen en een Libanese grensstrook die onder controle van Israël zou blijven. Het akkoord stuitte op fel verzet van de verschillende confessionele groepen in Libanon en van de Arabische buurlanden. Het bleef een dode letter.

Israël heeft nog steeds geen vrienden in Libanon, ook niet bij de talrijke vijanden van Hezbollah

Het is vanaf dat moment dat Israël geen politieke vrienden meer heeft in Libanon. De Libanese christenen bleken, vanuit Israëls optiek, onbetrouwbaar en geen vrede te kunnen leveren. Israël had met zijn rücksichtslose bezetting de andere Libanese gemeenschappen, met name de sjiitische moslims, volledig tegen zich in het harnas gejaagd.

Wreed déjà vu

De Nederlandse arabist en diplomaat Ferdinand Smit (1959-2000), ooit tolk bij Unifil, de VN-vredesmacht die al decennia in Zuid-Libanon gestationeerd is, beschrijft in zijn boek The Battle for South Lebanon gedetailleerd hoe de Libanese sjiieten tussen 1982 en 1985 radicaliseerden. De in de Bekaa-vallei gelegerde Iraanse Revolutionaire Gardisten speelden in die periode een rol. Maar de reactie op de Israëlische invasie en bezetting van Zuid-Libanon gaf de doorslag bij de formatie van Hezbollah. 80 procent van de dorpen in het zuiden werd zwaar beschadigd, er vielen 19.000 doden en de economie werd verwoest. De bevolking trok massaal uit het gebied weg en kwam terecht in Dahiyeh, de zuidelijke wijken van Beiroet, een gordel van ellende en een rijke voedingsbodem voor het radicaal-islamistische gedachtengoed van Hezbollah.

In de periode na de Israëlische invasie van 1982 versloeg ik intensief de Israëlische bezetting en het lokale verzet in Zuid-Libanon. Sommige sjiitische dorpshoofden en notabelen die eerder nog kritisch waren over de aanwezigheid van Palestijnse strijders in hun gebied en bereid waren met Israël samen te werken, hadden geen goed woord meer over voor de Israëlische bezetter. Israël had al zijn potentiële bondgenoten in Libanon verloren.

Fast forward naar 2024. Israël heeft nog steeds geen vrienden in Libanon, ook niet bij de talrijke vijanden van Hezbollah. De dood van Hezbollah-leider Hassan Nasrallah heeft niet tot euforie geleid bij de andere Libanese politieke en confessionele spelers. Er is eerder sprake van een enigszins angstige, afwachtende houding over wat een verzwakt Hezbollah en een nieuwe Israëlische inval betekenen voor de fragiele interne Libanese verhoudingen. Kan de Libanese staat zich eindelijk doen gelden, of beleven we de opmaat naar een nieuwe ronde van de burgeroorlog?

Het Hezbollah van de jaren tachtig ontwikkelde zich in de decennia daarna tot een gemilitariseerde staat in een staat, een machtige geopolitieke factor in Libanon en de regio. De faam van Hezbollah als gewapende macht die een eind maakte aan de Israëlische bezetting in 2000 is allang weggeëbd. De populariteit van Nasrallah piekte nog even in 2006, toen Israël en Hezbollah hun voorlaatste oorlog uitvochten, maar verbleekte sindsdien. Veel Libanezen vonden overigens dat Hezbollah in 2006 hen ongevraagd had meegesleurd in een militair avontuur.

In sommige opzichten ging Hezbollah een beetje op aartsvijand Israël lijken: de onderdrukte als reproductie van de onderdrukker. Voor Hezbollah draaide alles om machtspolitiek en militarisering. De organisatie ondersteunde met militaire middelen het dictatoriale Assad-regime in de Syrische burgeroorlog. In Libanon frustreerde Hezbollah jarenlang pogingen om democratische, non-sektarische hervormingen door te voeren.

De vraag is of goed nabuurschap, dat de veiligheid van Israëlische en Libanese burgers garandeert, met geweld kan worden afgedwongen. Het wrede déjà vu van eerdere Israëlische invallen stemt niet optimistisch.

Dit artikel verscheen in de NRC van 4 oktober 2024

De oorlog van gisteren

In De oorlog van gisteren neemt Jan Keulen ons mee naar de tijd dat hij correspondent was in Beiroet, tijdens de Libanese burgeroorlog. We leren een ongelovige priester kennen, een straatvechter die zich verhuurt aan verschillende strijdgroepen, politiek activisten die blijven volhouden, spionnen die worden ontmaskerd en ballingen die steeds opnieuw moeten vluchten. Na vijf jaar Beiroet vertrekt Keulen naar ­Caïro. In de jaren negentig verslaat hij vanuit Amman onder andere het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Al die tijd blijven de demonen van de Libanese burgeroorlog hem achtervolgen.

Jaren later krijgt Keulen in Qatar als directeur van het Doha Centre for ­Media Freedom te maken met een wankelmoedige lakei, een slimme sjeik en een dichter die gevangen wordt gezet. Na bijna drie jaar wordt hem een andere baan aangeboden; veel Qatari vinden het centrum en zijn ­directeur een pain in the ass. ‘Ik val stil, ben perplex en ik stamel dat ik geen ander werk in Qatar ambieer. Het enige wat mij interesseert is de journalistiek en persvrijheid in de Arabische wereld.’

Voor journalistiek die ertoe doet moet altijd een prijs worden betaald. Jan Keulen ervoer dat aan den lijve, vanaf het moment dat hij als beginnend journalist in 1979 door Spanje tot persona non grata werd ­verklaard. Collega-journalisten werden ontvoerd, ontslagen, gevangen­gezet, gemarteld en zelfs gedood. Zelf kampte Keulen met trauma’s en een burn-out, en hij werd beschuldigd van antisemitisme.

Jan Keulen (1950) woonde langdurig in de Arabische wereld. Hij was correspondent in Beiroet en werkte later als journalist in Caïro en Amman voor de Volkskrant, De Standaard en nieuwsrubrieken van de vara-radio, kro en nos. De afgelopen twintig jaar was Keulen vaak in het Midden-Oosten als docent journalistiek en werkzaam voor persvrijheidsorganisaties. Van 2011 tot en met 2014 woonde en werkte hij in Qatar.

‘Elke oorlog is weer anders, en toch lijken ze op elkaar. Er zijn vreselijke dagen die worden overtroffen door nog vreselijker dagen. Als ik de foto’s zie van de oorlogsvluchtelingen en de mannen, vrouwen en kinderen die in de donkere tunnels van Cartagena schuilden, moet ik aan de duizenden denken die in de metrostations van Kyiv en Charkov bivakkeren. En ik moet aan Beiroet in 1982 denken, toen ik zelf geregeld in een schuilkelder zat, diep onder een flatgebouw. Beelden komen terug van huilende kinderen in de grote kelder, met boven onze hoofden een straat die bezaaid lag met gruis, glas en brokstukken van kapotgeschoten huizen.

De afgelopen veertig jaar zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht.’

ISBN 9789083210889 | 379 pag.| € 26,95 | Uitgeverij Jurgen Maas

Een paar reacties op X, voorheen twitter