De dood van journalisten: blijf praten over Gaza

Journalist Hossam Shabat werd vermoord door het Israëlische leger

Israël vermoordde in Gaza een record aantal journalisten. Maar de poging alle Palestijnse verslaggevers – buitenlandse journalisten worden door Israël weggehouden – het zwijgen op te leggen is tot dusver mislukt.

Als jullie dit lezen ben ik gedood. Hoogstwaarschijnlijk in een gerichte aanval door de Israëlische bezettingsmacht. Toen dit allemaal begon was ik nog maar éénentwintig. Ik was student en had dromen, zoals iedereen. In de afgelopen anderhalf jaar heb ik elk moment van mijn leven gewijd aan mijn volk. Ik documenteerde van minuut tot minuut de verschrikkingen in het noorden van Gaza, vastbesloten om de wereld de waarheid te laten zien.

Journalist Hossam Shabat wist dat hij grote kans maakte de oorlog niet te overleven. Hij werd openlijk bedreigd door het Israëlische leger en wist dat hij met zijn werk voor Al-Jazeera Mubasher groot gevaar liep. Op 24 maart, een week nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had doorbroken, was het zover. Hossams’ auto, beschilderd met een logo van Al-Jazeera en met de levensgrote letters TV, werd in Bayt Lahiya getroffen door een projectiel, afgeschoten vanuit een Israëlische drone.

Vrienden van Hossam zetten zijn korte verklaring op sociale media. Het is een soort journalistiek testament waar je koude rillingen van krijgt.

Ik sliep op straat, in scholen, in tenten… waar ik maar kon. Elke dag was een strijd om te overleven. Ik leed maandenlang honger… Maar, bij God, ik heb mijn plicht als journalist gedaan.

Fatima Hassouna: ‘luidruchtige dood’

Nog geen maand later, op 16 april, een dag na haar 25e verjaardag, was het de beurt aan Fatima Hassouna om de hoogste prijs te betalen voor haar journalistieke werk. Een luchtaanval op haar huis in Gaza-Stad maakte niet alleen een einde aan haar leven, maar ook aan dat van tien familieleden, waaronder haar zwangere zus.

Fatima’s video’s en foto’s hebben haar in de hele wereld bekendheid opgeleverd. Haar camera legde de verschrikkingen vast van de oorlog, de gedwongen deportaties, de burgerslachtoffers en de verwoestingen, maar ook het doorzettingsvermogen van de bevolking, spelende kinderen te midden van de ruïnes, het leven dat doorgaat. Voor Fatima mocht dat niet zo zijn. Haar dood kwam een paar dagen voordat ze zou trouwen en één dag voordat een documentaire over haar leven vertoond zou worden op een filmfestival in de Franse stad Cannes.

Net als Hossam wist Fatima dat de dood elk moment op de loer lag. En ook zij had van tevoren nagedacht over haar boodschap als het zou gebeuren. ‘Als ik sterf, wil ik een luidruchtige dood’, schreef ze op Facebook, waar ze tienduizenden volgers had.

Ik wil geen breaking news zijn, of een nummer in een groep. Ik wil een dood waar de wereld van opkijkt, ik wil impact die blijvend is, een tijdloos beeld dat niet begraven kan worden, nooit niet, nergens niet…

Fatima’s fotografisch werk en haar documentaire Put Your Soul on Your Hand and Walk zetten de genocide blijvend op de kaart. Ze laten daarnaast vooral de menselijkheid zien van de Gazanen, de veerkracht van de vrouwen, de kinderen die kinderen blijven. Hossam Shabat riep in zijn ‘testament’ de wereld op om te blijven praten over Gaza. Fatima doet met haar werk hetzelfde. En haar gewelddadige dood ging inderdaad niet onopgemerkt voorbij. Over de hele wereld, ook in Nederland, werd bericht over haar ‘luidruchtige’ dood.

Als jongerenactiviste deed ze mee aan het She leads-programma van de organisatie Plan International en het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken. Plan International greep Fatima’s dood aan om op te roepen tot een ‘permanente, onmiddellijke en onvoorwaardelijke wapenstilstand in Gaza, ongehinderde toegang voor hulpverleners en hulpgoederen en verantwoording voor alle schendingen van het internationaal recht’.

Het is een oproep die tot dusver aan dovemansoren gericht is.

Links Fatima Hassouna, rechts Bilal Rajab van Al Quds Al Youm TV die op 1 november 2024 werd gedood

Kabinet: geen rode lijnen

Ook Nederland houdt zich doof en blind en erkent geen rode lijnen. De Nederlandse regering houdt zich, behoudens wat gemompel over zorgen die stilletjes worden overgebracht aan de Israëlische vrienden, angstvallig gedeisd. Zelfs de dood van een groot aantal journalisten in Gaza heeft Nederland, traditioneel verdediger van het vrije woord, niet kunnen bewegen ook maar een kik te geven. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) is er in Gaza sprake van ‘systematische aanvallen’ op journalisten en mediaorganisaties. Sinds midden maart zijn er, gemiddeld, wekelijks twee à drie journalisten om het leven gekomen. Een macabere statistiek.

Velen werden gedood bij gerichte aanvallen. Zo werd in de nacht van zondag 6 op maandag 7 april een tent met slapende journalisten in Khan Younis gebombardeerd. Doel van de aanval was, zo liet het Israëlische leger weten, om journalist Hassan Islayh gevangen te nemen. Dat klinkt onwaarachtig omdat het door een drone afgeschoten projectiel gericht was op de mobiel van Islayh. Als de journalist zijn telefoon dichter bij zijn lichaam had gehouden en hij niet even een luchtje buiten de tent had geschept, had hij het zeker niet overleefd. Nu werd hij ernstig gewond aan zijn rechterhand en hoofd, maar is buiten levensgevaar.

Hassan Islayh is een bekende mediapersoonlijkheid in Gaza. Hij heeft honderdduizenden volgers op Instagram en YouTube en werkt voor het nieuwsagentschap Falastin al-Youm (Palestina Vandaag). Israël beschuldigde Islayh ervan lid van Hamas te zijn. Hij zou de ‘plunderingen, brandstichting en moordpartijen’ op 7 oktober 2023 hebben gefilmd. Palestijnse bronnen ontkennen dat hij lid is van Hamas en zeggen dat hij juist een belangrijke rol speelt bij het documenteren van de oorlog en van de zware omstandigheden waar de bevolking in Gaza al anderhalf jaar onder te lijden heeft.

Journalisten nooit legitiem doelwit

Hoe het zij, zelfs al zou zijn journalistieke werk kunnen worden opgevat als Hamaspropaganda of antipropaganda voor Israël, maakt dat van hem een legitiem doelwit? Het is een terugkerende vraag tijdens conflicten: kunnen er omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat journalisten worden getroffen?

De NAVO vond van wel toen zij op 23 april 1999 het hoofdkwartier van het Servische tv-station RTS in Belgrado bombardeerde. Zestien RTS-werknemers kwamen om het leven. Volgens de NAVO zond RTS Servische propaganda uit. Maar Amnesty International en andere mensenrechtenorganisaties spraken van een oorlogsmisdaad. Journalisten en andere mediawerkers zijn burgers en zijn nooit legitieme doelwitten.

Enkele uren na de aanval kwam RTS weer in de lucht en werd de programmering hervat. Het was dus niet gelukt de zender het zwijgen op te leggen. Later verklaarden NAVO-woordvoerders aan Amnesty dat het doel van het bombardement was het moreel van de Servische bevolking en strijdkrachten te ondermijnen.

In de oorlog in Oekraïne werd Rusland er verschillende keren van beschuldigd hotels te bombarderen waarvan bekend was dat er buitenlandse journalisten verbleven. Doel zou zijn journalisten te intimideren en te ontmoedigen te berichten over het conflict. In augustus werd een hotel in de Oekraïense stad Kramatorsk aangevallen waar een ploeg van persbureau Reuters verbleef. Hierbij vielen één dode en twee gewonden onder het Reuters-personeel.

Geen oorlog of gewapend conflict zonder journalisten als dodelijke slachtoffers: de prijs om de buitenwereld te informeren is vaak angstaanjagend hoog. Maar Gaza slaat alles. Volgens een rapport van de Amerikaanse Brown-universiteit zijn er in Gaza meer journalisten gedood sinds 7 oktober 2023 dan in de twee wereldoorlogen, de oorlogen in Zuidoost-Azië (Korea, Vietnam, Cambodia), Joegoslavië en eerder oorlogen in het Midden-Oosten bij elkaar.

World Press Photo

Israël laat geen buitenlandse journalisten toe tot Gaza en al het nieuws uit de belegerde enclave wordt verzorgd door lokale Palestijnse journalisten. Ook de beelden die de NOS, BBC en CNN laten zien worden gefilmd door lokale cameralieden. De berichtgeving door Palestijnse (burger-)journalisten staat vaak haaks op de officiële versie van het Israëlische leger. Zo ontkrachtten videobeelden van het incident waarbij vijftien hulpverleners om het leven kwamen, het officiële verhaal dat de hulpverleners niet als zodanig herkend konden worden. Ook reden ze niet met gedoofde lichten maar hadden ze juist zwaailichten aan en vormden ze geen enkel gevaar voor de Israëlische militairen.

Dat journalisten worden geïntimideerd en zelfs gedood om het ‘narratief’ te beïnvloeden is bij tal van conflicten een misdadig maar tragisch gegeven. In het geval van Gaza is het Israël echter niet gelukt de wereldopinie gunstig te stemmen, zeker niet nu de oorlog eindeloos wordt voortgezet.

De winnende World Press Photo van Samar Abu Elouf

Het toekennen van de World Press Photo of the Year aan de Palestijnse fotografe Samar Abu Elouf symboliseert in zekere zin de globale verontwaardiging over een onrechtmatige oorlog, een genocide waar zoveel kinderen het slachtoffer van zijn geworden. Haar portret van een negenjarige Palestijnse jongen die beide armen verloor bij een Israëlisch bombardement, is eigenlijk een ultieme anti-oorlogsfoto, een aangrijpende aanklacht tegen de absurde vernietigingsoorlog in Gaza.

Israëls buitenproportionele geweld tegen Palestijnse journalisten, cineasten, verhalenvertellers en dichters heeft er niet toe geleid dat de ‘Palestijnse stem’ het zwijgen is opgelegd. Misschien wel in tegendeel. Israël slaagde er niet in de wereldopinie naar zijn hand te zetten en zijn versie van het conflict te laten prevaleren.

‘Zijn wij geen mensen net als jullie?’

Achter de extreme Israëlische verniel- en moordzucht lijkt vooral woede en frustratie schuil te gaan over een ontwikkeld Palestijns maatschappelijk middenveld: de scholen en universiteiten, het zorgstelsel, de ziekenhuizen, moskeeën, kerken, de hulpverlening en de media. Die Palestijnse maatschappij wordt door delen van de Israëlische publieke opinie als een existentieel gevaar gezien. In een artikel in de Guardian, vorig jaar, stelde Fatima Hassouna de vraag ‘aan mensen in het Westen en in Israël: zijn wij geen mensen net als jullie?’ ‘En het antwoord? Wel, er is geen antwoord’, stelde zij bitter vast.

Als je journalisten als potentiële vijanden ziet, als waarschijnlijke terroristen, deins je er niet voor terug een tent te bombarderen waar ze liggen te slapen. Dat gebeurde zoals gezegd midden in de nacht van 6 op 7 april in een tentenkamp waar lokale journalisten al sinds het begin van de oorlog gebruik van maken. De tenten staan naast het Nasser-ziekenhuis in Khan Younis en zijn duidelijk gemarkeerd als plek waar zich journalisten bevinden. Maar in Gaza biedt het opschrift Press, evenmin als de scherfvesten, veiligheid.

Journalist Hassan Islayh, volgens Israël het doelwit van de aanslag, raakte ‘slechts’ ernstig gewond. Collega’s van hem hadden minder geluk. Journalist Hilmi Faqaawi verbrandde levend en was niet meer te redden. Journalist Ahmed Mansour bezweek later aan zijn brandwonden. Een aantal andere journalisten, waaronder medewerkers van de BBC en Russia Today, raakten gewond door rondvliegende scherven. De dood van de journalisten is vastgelegd op video. ‘Ahmed brandde voor de ogen van de hele wereld. De wereld keek toe en kon niets doen’, zei z’n weduwe Nida Mansour later.

Ahmeds’ theatrale, pijnlijke levenseinde in de vlammen, de ‘luidruchtige dood’ van Fatima en het ontroerende maar schokkende testament van Hossam: het zijn dringende oproepen om Gaza niet te vergeten. Oproepen die niemand mag en kan negeren.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd door The Rights Forum, 22 april 2025

De vrede die in 1998 niet kwam

Journalist Jan Keulen en diplomaat Nikolaos van Dam schreven bijna dertig jaar geleden De vrede die niet kwam over het conflict tussen Israël en Palestina. Het boek is nu vertaald voor een Arabisch publiek.

Ons boek kwam uit in 1998, het jaar dat de staat Israël zijn vijftigste verjaardag vierde. Maar tussen de jubileumboeken die destijds verschenen was ‘De vrede die niet kwam’ een kritische eend in de bijt. Op een rood omslagbandje stond de tekst ‘Van Dam, 20 jaar diplomaat in het Midden-Oosten: Israël komt bijna overal mee weg’.

Ik had Nikolaos ‘Koos’ van Dam in 1980 in Beiroet leren kennen. Hij was eerste secretaris van de Nederlandse ambassade, ik was correspondent voor onder andere de Volkskrant. Er was in die periode in ons land veel belangstelling voor Libanon. Met name Israëls pogingen de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) in Libanon uit te schakelen, werden op de voet gevolgd. Aan de Libanese kant van de grens met Israël waren achthonderd Nederlandse militairen gelegerd in het kader van de VN-vredesmacht UNIFIL. Ook die jarenlange Nederlandse militaire aanwezigheid vergrootte de belangstelling voor en betrokkenheid bij Libanon.

Koos en ik maakten enkele van de meest dramatische episodes mee van de oorlog: de Israëlische inval in het noordelijke buurland en de opmars tot aan Beiroet, de maandenlange belegering van de westelijke stadshelft en de slachtpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Chatila. In ons boek schreven we over het brute optreden van het Israëlische leger, de oorlogsmisdaden en de fog of war: hoe door mistige en verhullende terminologie de rauwe werkelijkheid aan het zicht wordt onttrokken. Vandaar het rode bandje met de tekst ‘Israël komt bijna overal mee weg’.

Het is inmiddels haast drie decennia geleden dat ‘De vrede die niet kwam’ werd geconcipieerd. Ik bracht een week door bij Koos in Ankara, waar hij ambassadeur was. Het dagenlange interview diende als ruw materiaal voor het boek dat in twee, onderscheidende lettertypes werd gezet. Het interview met Koos vulde ik aan met mijn eigen observaties. Zo werd ‘De vrede die niet kwam’ de weerslag van een intensieve gedachtenuitwisseling tussen de diplomaat en de journalist, die elk vanuit hun specifieke werkterrein het Midden-Oosten probeerden te begrijpen en uitteleggen.

Mijn journalistieke werk in het Beiroet van de jaren tachtig was volledig uitgedraaid op een oorlogscorrespondentschap. Het idee was dat ik tien jaar later, vanuit de Jordaanse hoofdstad Amman, verslag zou kunnen doen van een ontluikende vrede. In 1993 waren de Oslo-akkoorden gesloten tussen Israël en de PLO. Een jaar later sloten Israël en Jordanië vrede. Een nieuw tijdperk was aangebroken. Dat dachten we tenminste.

Ik hield me in die periode intensief bezig met wat in de journalistieke wandeling eufemistisch ‘het vredesproces’ werd genoemd. Als correspondent voor de Volkskrant stak ik frequent de Allenby-brug over om verslag te doen van vooral de Palestijnse kant van dat vredesproces.

De ontwikkelingen in Oost-Jeruzalem, de Westoever en Gaza werden echter met de dag minder hoopgevend. Vooral 1998, het laatste jaar van mijn correspondentschap, was een jaar van teleurstelling en ontgoocheling. De titel van ons boek, ‘De vrede die niet kwam’, verwijst ernaar.

De moord op premier Rabin in 1995 en de verkiezing van Benjamin Netanyahu in 1996 deden het gevoel van spanning en onzekerheid in de regio toenemen. Netanyahu, die van meet af aan een fel tegenstander was geweest van ‘Oslo’, weigerde zelfs maar te praten over de status van Oost-Jeruzalem, de terugkeer van de Palestijnse vluchtelingen en de kwestie van de nederzettingen. Tegelijkertijd zag ik overal in de bezette gebieden, vooral op de heuveltoppen, steeds vaker de rode daken van de zich uitbreidende nederzettingen. ‘Vrachtwagens rijden af en aan met bouwmateriaal, bulldozers zijn aan het werk om nieuwe wegen aan te leggen en de betonmolens draaien op volle toeren,’ schrijf ik in ‘De vrede die niet kwam’. ‘De koortsachtige bouwactiviteiten lijken tot doel te hebben meer voldongen feiten te scheppen en de situatie op het terrein onomkeerbaar te veranderen.’

Het was ons in 1998 duidelijk: Israël wil helemaal geen tweestaten-oplossing. Wil Israël eigenlijk wel vrede, of wil ze niets meer en minder dan heel Palestina, van de Middellandse Zee tot de rivier de Jordaan? Meer dan een kwart eeuw later moeten we die vraag met een volmondig ja beantwoorden: uiteraard wil het Israël van Netanyahu het hele land en dan ook nog het liefst met zo weinig mogelijk Palestijnen. Het voorstel van de internationale gemeenschap om ‘land voor vrede’ te ruilen, de basis van het vredesproces, was niet meer dan een lege bezweringsformule geworden.

Koos van Dam wees in ons boek op de zwakke onderhandelingspositie van de Palestijnen. ‘De Israëli’s hebben alle troeven in handen. De Westelijke Jordaanoever is volledig versnipperd, met een aantal autonome Palestijnse enclaves met wegen erom heen naar joodse nederzettingen.’ Na Palestijnse aanslagen of protesten legt Israël collectieve straffen op die de hele bevolking raken. Arbeiders uit Gaza mogen niet meer werken in Israël, de semi-autonome Palestijnse gebieden op de Westoever worden verder afgesloten. Het is decennia geleden dat we dit schreven, maar het klinkt bekend…

De Tweede Intifada zou twee jaar na het verschijnen van ons boek uitbreken maar we zagen de bui duidelijk al hangen. ‘Als het vertrouwen bij de Palestijnen in het vredesproces verdwijnt heb je kans op een nieuwe intifada, op meer geweld uit frustratie en wanhoop.’ Koos voegde daar aan toe: ‘maar wat is het alternatief voor blijven praten’? Dat alternatief zien we nu in de praktijk. Sinds 2014 wordt er niet langer gepraat. Het vredesproces is dood, de kolonisering van Palestijns gebied gaat onverdroten door en als er al gepraat wordt is het via de wapens.

In het eerste kwart van de 21e eeuw zagen we de aanslagen van 11 september 2001, de Amerikaanse inval in Irak, de Arabische lente en burgeroorlogen in Irak, Jemen, Syrië, Soedan en Libië. Over de niet aflatende kwestie Israël-Palestina werden boekenkasten vol geschreven. Het Midden-Oosten onderging dramatische veranderingen sinds we ‘De Vrede die niet kwam’ schreven. Behalve dan dat, inderdaad, de vrede nog steeds ver weg was in Israël/Palestina.

Ik was dan ook verbaasd toen ik hoorde dat ons boek, na al die jaren, was vertaald in het Arabisch. Ali Badai, een in Nederland woonachtige Irakees, nam het initiatief ons boek te vertalen nadat hij het bij toeval had ontdekt. Badai was verrast door een totaal andere visie dan het, volgens hem, eenzijdige, pro-Israëlische beeld dat de Nederlandse media doorgaans schetsen van het Midden-Oosten. Hij vond ook de analyse van de Nederlandse diplomatie en journalistiek ten aanzien van Israël/Palestina van belang voor een Arabischtalig publiek ‘om het Europese denken te begrijpen’. De Arabische versie van ons boek is inmiddels verschenen bij een uitgeverij in Ontario, Canada. Ook een uitgever in Irak wil het vertaalde boek, met drie toegevoegde recente artikelen van Koos van Dam, uitgeven.

Ikzelf had ‘De vrede die niet kwam’ nooit meer herlezen, maar na het initiatief van Ali Badai ben ik dat toch gaan doen. Is het boek inderdaad nog enigszins relevant? Eerlijk gezegd had ik het niet verwacht, maar ‘De vrede die niet kwam’ blijkt toch verrassend actueel te zijn. Of, anders gezegd, het conflict draait in wezen nog steeds om dezelfde stapsgewijze uitwissing van Palestina en de Palestijnen. En de mechanismes van vernedering, agressie, blinde steun van de Verenigde Staten, medeplichtigheid van West-Europa waaronder Nederland en het gebruik van giftige propaganda en desinformatie bleven dezelfde

In de Gaza-oorlog heeft Netanyahu er een handje van zijn strijd tegen de Palestijnen af te schilderen als een hedendaagse voortzetting van de Tweede Wereldoorlog. Hamas en de Palestijnse Autoriteit zijn de hedendaagse nazi’s. De bevolking van Gaza moet, net als de bevolking van Duitsland na de oorlog, worden heropgevoed. Kritiek op Israël, ook als het van de Verenigde Naties komt, van landen als Ierland, Noorwegen of Spanje of van gerenommeerde mensenrechtenorganisaties, wordt steevast afgedaan als antisemitisme.

Wat dat betreft is Netanyahu een goede leerling van Menahem Begin, een van de oprichters van de regerende Likoed-partij. Toen de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Van der Klaauw in 1981 een bezoek bracht aan premier Begin, speelde deze op een botte manier in op de schuldgevoelens ten aanzien van de joden. Koos van Dam was, als lid van de Nederlandse delegatie, aanwezig bij die ontmoeting. De Nederlanders wilden het over vrede in het Midden-Oosten hebben en de Europese rol daarbij, maar Begin ‘viel direct met de deur in huis met de ruwe aantijging dat de Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog vele joden aan de Duitsers hadden uitgeleverd. Hij vroeg zich af wat wij eigenlijk in Israël kwamen doen.’ Begin werd helemaal woedend toen tijdens het gesprek naar voren kwam dat Van der Klaauw eerder met Arafat had gesproken. ‘Heeft u werkelijk de hand geschud van die moordenaar, die man wiens handen zijn besmeurd met het bloed van vele vrouwen, mannen en kinderen…’ schreeuwde Begin de Nederlandse minister toe. Voor Begin was Arafat niet veel meer dan een contemporaine Adolf Hitler.

De anekdote, een van de vele die uitgebreid worden beschreven in ‘De vrede die niet kwam’, laat de continuïteit zien van het grof inspelen op veronderstelde Israëlische morele superioriteit en op de Europese schuld aan de holocaust. De tragiek is dat Israël zich daarbij boven het internationaal recht waant en meent aan niets en niemand verantwoording te hoeven afleggen. ‘Israel komt bijna overal mee weg’ stond destijds op de omslag. Dat ‘bijna’ kunnen we inmiddels wel doorstrepen. Ons boek was destijds een aanklacht. Een aanklacht die aan actualiteit helaas nog niets heeft ingeboet.

Dit artikel werd op 1 april 2025 gepubliceerd door de Kanttekening

Van links naar rechts dr. Nikolaos van Dam, Palestijns ambassadeur Ammar Hijazi en Jan Keulen

Foto’s Marlies Hofstede

Goed nieuws uit Gaza duurt niet lang

Heel soms is er goed nieuws uit Gaza. Dat was het geval op 11 maart van dit jaar Mohammed schreef me dat hij zijn jongste dochtertje Layan opgegeven had voor de kleuterschool en Aliaa en Eliaa geregistreerd voor de basisschool. Het schoolgebouw was weliswaar niet beschikbaar omdat er vluchtelingen in woonden, maar je kunt -tussen de ruïnes van kapotgeschoten huizenblokken-ook in de openlucht les geven. Onderwijs is essentieel voor Palestijnen. En de kinderen waren sinds oktober 2023 niet meer naar school geweest.

Het optimisme was van korte duur. In de nacht van 17 op 18 maart hervatte Israël zijn bombardementen. In de eerste uren nadat Israël het staakt-het-vuren eenzijdig had verbroken kwamen vierhonderd mensen om het leven. ‘Wat kan ik meer zeggen dat het een vreselijke en angstaanjagende nacht was,’ appt Mohammed me ‘s ochtends. ‘We lagen te slapen en plotseling werden we bestookt met tientallen projectielen. De situatie is extreem moeilijk en gevaarlijk. Bid alsjeblieft voor ons.’

De oorlog is hervat. De familie van Mohammeds’ vrouw vlucht weer vanuit het noorden van Gaza naar Gaza-Stad. Het is het bekende scenario maar volgens Mohammed is de situatie nu ernstiger dan ooit tevoren. Er is nauwelijks voedsel en geen schoon drinkwater. ‘Elk moment wachten we op de dood. Ik ben vooral ook bang voor mijn vrouw en drie kinderen. Wat moeten zij als ik dood ga?’

Er zijn dagen dat Mohammed geen zin heeft om te schrijven. ‘Geen commentaar op wat er om ons heen gebeurt, Jan. Het is pure terreur. We are dying.’ Op maandag 31 maart stuurt hij me een paar foto’s van zijn kinderen. Ze hebben hun mooiste kleren aangetrokken want het is Eid al Fitr, Suikerfeest. Mohammed hoopt dat de meisjes hun angst en de bombardementen even kunnen vergeten. ‘Eid is in normale tijden een hoogtepunt voor de kinderen. We proberen er het beste van te maken.’ Maar dit jaar is Eid ‘dodelijk’ schrijft Mohammed later. Hat gezin gaat vaak met lege maag naar bed. De bakkerijen zijn gesloten. In heel Gaza is geen brood meer te krijgen. Het beetje bloem dat nog voorhanden is kost honderd dollar per zak, in plaats van tien dollar. Israël heeft Gaza volledig afgesloten. Vanaf begin maart komen er geen hulpgoederen, voedselhulp en medicijnen meer het gebied in. Uiteindelijk zijn de meisjes slechts één dag naar school geweest. ‘Overal loert gevaar. Elk moment kunnen we worden gedood. Ik probeer m’n kinderen de hele tijd in het oog te houden.

Steun: https://gofund.me/e0980b32

Een aangekondigde moord in Gaza

Journalist Hossam Shabat werd vermoord door het Israëlische leger

In oktober zette het Israëlische leger Al Jazeera-verslaggever Hossam Shabat (23), samen met vijf andere journalisten in Gaza, op een dodenlijst, een hitlist. Volgens Israël zouden de zes in dienst zijn van Hamas of van de Islamitische Jihad. Al Jazeera en de betrokken journalisten zelf ontkenden de beschuldiging in alle toonaarden. De door Israëlische media gepubliceerde bewijsstukken, lijsten met de namen van de ‘terroristen’, zouden nep zijn en gefabriceerd.

Hossam had het gevoel dat de jacht op hem en zijn collega’s was geopend. Op sociale media beschuldigde hij Israël ervan Palestijnse journalisten te willen uitschakelen om een media blackout te creëren. Er kwamen campagnes op gang: #JournalismIsNotACrime. Mag de buitenwereld niet weten wat Israël in Gaza aanricht? Buitenlandse journalisten worden al sinds het begin van de oorlog door Israël geweerd. Praktisch al het nieuws dat naar buiten komt is afkomstig van lokale Palestijnse journalisten.

Volgens het in New York gevestigde Committee for the Protection of Journalists (CPJ), dat consciëntieus onderzoek doet naar alle gevallen van gedode journalisten, zijn de afgelopen anderhalf jaar, minstens 170 Palestijnse journalisten en mediamedewerkers in Gaza om het leven gekomen. De Palestijnse journalistenvakbond telt 208 dodelijke slachtoffers.

Behalve Hossam Shabat werd vorige week ook Mohammed Mansour (29) gedood. Mohammed, correspondent voor Palestine Today en de Japanse krant Asahi Shimbun, kwam samen met zijn echtgenote en zoontje om het leven, toen hun huis in Khan Younis in een gericht luchtbombardement met de grond gelijk werd gemaakt.

CPJ-directeur Jodie Ginsburg noemt het liquideren van de journalisten Hossam Shabat en Mohammed Mansour ‘deel van een verontrustend patroon’. ‘Ook in eerdere conflicten heeft Israël journalisten als terroristen bestempeld. Nooit werd daar enig geloofwaardig bewijs voor geleverd. We zijn bezorgd dat het een excuus is om ook in de toekomst journalisten aan te vallen. We hebben goed gekeken naar de documenten die volgens Israël bewijzen dat de journalisten betrokken zijn bij terrorisme. Ze zien er helemaal niet geloofwaardig uit. Maar zelfs al zouden ze wel authentiek zijn, dan nog bewijzen ze niet dat deze individuen actieve strijders zijn. En dat is de enige legitieme reden om hen te doden. Journalisten zijn burgers en mogen niet gericht worden aangevallen. Als dat wel gebeurt gaat het om een oorlogsmisdaad.’

Hossam Shabat is de zevende Al Jazeera journalist die in de Gaza-oorlog om het leven is gebracht. Daarnaast werden een aantal journalisten en cameramensen ernstig gewond. Er is tussen Israël en Al Jazeera een smerige, ongelijke strijd gaande. De Qatari nieuwszender brengt vaak nieuws en beelden naar buiten vanuit Gaza, die haaks staan op het officiële Israëlische discours. Als antwoord worden gevechtsvliegtuigen, drones en machinegeweren ingezet om de onwelgevallige journalistiek het zwijgen op te leggen. Al Jazeera is de enige internationale nieuwszender die, sinds het begin van de oorlog, vanuit Gaza is blijven opereren.

Onder de gewonde Al Jazeera-medewerkers is cameraman Fadi al Wahidi, die in oktober in Jabalya, in het noorden van Gaza, bij een droneaanval in zijn nek werd geraakt. Maandenlang verkeerde Al Wahidi in uiterst kritieke toestand. Hij was deels verlamd en had hevige pijn. Ondanks aandringen van de VN en humanitaire organisaties weigerde Israël vier maanden lang toestemming te geven voor zijn evacuatie naar het buitenland, waar hij beter medisch behandeld zou kunnen worden. Fadi’s moeder ging tevergeefs in hongerstaking om het vertrek van haar zoon af te dwingen en daarmee zijn leven te redden. Pas in februari, nadat het staakt-het-vuren van kracht werd, kon Fadi ten langen leste naar een ziekenhuis in Egypte worden gebracht.

Bij dezelfde droneaanval wist journalist Anas al-Sharif ternauwernood te ontkomen. Anas staat ook op de Israëlische dodenlijst.  Net als Hossam is Anas werkzaam voor Al Jazeera in het noorden van de Gazastrook. In het begin van de oorlog werd het huis van zijn familie in Jabalya gebombardeerd, waarbij zijn vader werd gedood. Ondanks dat hij zich als geen ander bewust is van de risico’s gaat hij door met z’n verslaggeverswerk vanuit het meest gevaarlijke deel van Gaza.

‘Gisteren hebben we Hossam naar zijn laatste rustplaats gedragen,’ schrijft Anas op X over de begrafenis van zijn vriend en collega. Vrij vertaald: ‘Ik herinner me dat je schreeuwde naar de wereld, totdat je stem schor werd. Vandaag roep en schreeuw ik uit alle macht: wereld, waar ben je? Waar zijn jullie? Verwachten jullie nu echt dat we lijkwaden verdienen omdat we de stem van ons volk en van ons land willen zijn? Onze enige zonde is dat we hetzelfde pad bewandelen als onze kameraden. We dragen het schild van de journalistiek dat ons niet beschermde tegen de arrogantie en de wreedheid van Israël. Wij zijn allemaal zogenaamd legitieme doelwitten. Vandaag heeft Israël Hossam gedood en daarmee de dood van ons allemaal goedgekeurd. De bezetting liet ons geen keuze dan het nieuws te verspreiden totdat we zelf het nieuws werden. Worden wij morgen in onze lijkwaden op onze schouders gedragen? En blijft de wereld zwijgen?’

Enkele uren voor zijn dood zond Hossam Shabat zijn laatste artikel vanuit Beit Hanoun naar nieuwswebsite News Drop Site. ‘De nacht is donker en vreemd stil. Iedereen is bezorgd in slaap gevallen. Maar de rust wordt spoedig wreed verstoord. Er klinken luide kreten als de bommen beginnen te vallen. Er klinkt gejammer bij de buren. Israël is opnieuw met een militair offensief begonnen. In Beit Hanoun breekt paniek uit. Ik hoor kreten van wanhoop. Bommen vallen met oorverdovend geraas. Dit is nog maar het begin. Hele families worden gedood. De projectielen blijven maar op ons neer regenen. Onophoudelijk. Overal is rook, overal vuur en blinde doodsangst.’

In december, toen het Israëlische leger, vijf journalisten dodelijk had getroffen in hun auto, vroeg de redacteur van News Drop Site Hossam hoe het met hem ging. ‘Onze job is alleen maar om dood te gaan,’ antwoordde hij mismoedig. ‘Ik haat de wereld. Niemand doet iets. Ik heb de pest gekregen aan dit werk. Onder journalisten hebben we het er tegenwoordig over: ok, wie is nu aan de beurt? Voor onze families zijn we al dood.’

DIt artikel werd eerder gepubliceerd op Joop op 26 maart 2025 https://www.bnnvara.nl/joop/artikelen/een-aangekondigde-moord-in-gaza

en op VillaMedia op 28 maart 2025

https://www.villamedia.nl/artikel/hossam-shabat-een-aangekondigde-moord-in-gaza

Ramadan in Gaza: honger wordt als wapen ingezet

Toen ik in maart 2024 de crowdfunding begon voor de familie van mijn vriend Mohammed Abu Afash in Gaza had ik niet verwacht dat een jaar later de inzamelingsactie nog steeds gaande en nodig zou zijn. De berichten uit Gaza zijn, nog steeds en wederom, zeer verontrustend. Israël weigert de afspraken van het wapenstilstandsakkoord na te komen en te onderhandelen over de tweede fase. Om Hamas onder druk te zetten gijzelt Israël de burgerbevolking van Gaza. Sinds zondag 2 maart komt er geen voedsel en humanitaire hulp de Gazastrook meer binnen. Israël gebruikt opnieuw het ook al eerder tijdens deze oorlog ingezette hongerwapen: een illegale en wrede manier van collectieve afstraffing waarvan de gehele bevolking het slachtoffer is.

Mohammed is bezorgd, zo laat hij weten. ‘Natuurlijk ben ik bang dat het slecht zal aflopen. Er is geen reden voor optimisme. Het sluiten van de grensovergangen is een oorlogstactiek waarvan wij, de burgers, zoals altijd de prijs moeten betalen’. De anders zo geliefde ramadan maand, die zaterdag begon, is dit jaar een sombere aangelegenheid, nu een mogelijke oplaaiing van de oorlog als een donkere wolk boven Gaza hangt.

Mohammed en zijn familie zien geen toekomst meer in Gaza maar vertrekken is op dit moment onmogelijk en geen serieuze optie. Daarom besteedt hij zijn tijd aan het provisorisch bewoonbaar maken van zijn zwaar beschadigde woning. De afgelopen dagen was hij bezig een kamer voor zijn drie dochtertjes af te schermen met op elkaar gestapelde stenen (cement is schaars en peperduur) en tentdoek.

Met het door ons ingezamelde geld helpt Mohammed ook andere mensen. Hij liet vorige week twee vrachtwagens met drinkwater komen, onder andere naar de wijk Jabalia – Tel al Zaatar.  De waterleiding in Gaza en de meeste waterputten zijn vernield tijdens de oorlog. Net als voedsel wordt water ingezet als oorlogswapen. Zonder drinkwater is immers geen leven mogelijk: water is een mensenrecht.

https://gofund.me/15bf945e

Trump en de vragen na 7 oktober

In José Saramago’s roman ‘Het stenen vlot’ ontstaat een scheur tussen Spanje en Frankrijk en dobbert het Iberisch Schiereiland langzaam de Atlantische Oceaan op. Op dezelfde magische wijze hoopten sommige Israëli’s dat Gaza de Middellandse Zee in zou drijven en langzaam uit het zicht verdwijnen. Om nooit meer terug te keren. Premier Rabin verzuchtte ooit dat hij op een ochtend wakker zou worden en dat Gaza door de zee verzwolgen zou zijn.

De afgelopen maanden riepen veel politici en opinieleiders in Israël, vooral ter rechter zijde, niet alleen op tot de vernietiging van Hamas, maar ook tot het verdwijnen van alle Palestijnen uit Gaza. ‘Als gevolg van de brute slachtpartij op 7 oktober hebben de Arabieren van Gaza het recht verloren daar te zijn,’ zei kolonistenvoorvrouw Danielle Weiss bijvoorbeeld vorig jaar. ‘Ze zullen vertrekken naar verschillende landen in de wereld, ze zullen hier niet blijven.’ Weiss staat lang niet alleen in haar radicale opvattingen. Veel Israëli’s lieten vorig jaar blijken de gehele Palestijnse bevolking in Gaza te zien een existentiële bedreiging.

Het gaat niet alleen om angst voor terrorisme of nieuwe gewapende overvallen van Palestijnse militanten. Het diepgewortelde ongemak over Gaza heeft ook te maken met de ontstaansgeschiedenis van Israël. Het overgrote deel van de Palestijnse bevolking in Gaza bestaat uit de nazaten van de vluchtelingen van 1948.

Gaza is als het ware een levend litteken van de ‘erfzonde’ waardoor Israël 77 jaar geleden het licht kon zien: de verdrijving van meer dan zevenhonderdduizend Palestijnen uit hun land. Door Gaza worden Israëli’s er, bewust of onbewust, permanent aan herinnerd dat iets moet worden gedaan aan de ‘Palestijnse kwestie’. Behalve natuurlijk als je op de delete knop kunt drukken en die Palestijnen als het ware kunt uitwissen. President Trump lijkt die magische verdwijntruc uit zijn mouw te hebben getoverd.

Nadat Trump tijdens zijn eerste ambtstermijn de Israëlische soevereiniteit over Oost-Jeruzalem en de bezette Syrische Golanhoogte had erkend, geeft hij nu met het opheffen van het taboe op een bevolkingstransfer een nieuw groot cadeau aan rechts Israël. Al vanaf het begin van de bommenregen op Gaza verdachten sommige analisten Israël ervan dat één van de oorlogsdoelen, misschien wel het belangrijkste, was de Palestijnse bevolking uit het gebied te verjagen. En met de bevolking ook de ‘dreiging’ van een tweestatenoplossing. Door de ogen van een groot deel van de Israëlische media liet het oorlogsverhaal van de afgelopen anderhalf jaar zich immers lezen als een kroniek van de aangekondigde dood van de Palestijnse aspiraties en zelfs van de Palestijnen als volk.

Het diepgevoelde verlangen naar het wegsmelten van de Palestijnse factor verklaart misschien (in ieder geval mede) de massale onverschilligheid in Israël voor de dood van zoveel kinderen en onschuldige burgers in Gaza. Het dehumaniseren was gemakkelijker geworden na de Hamasaanval van 7 oktober.

Maar de reacties op de gebeurtenissen van 7 oktober zijn niet alleen te verklaren uit een toxisch mengsel van angst, wraak en schuld. Ze zijn ook gebruikt, georkestreerd en aangewakkerd door een overheid met een ideologische agenda. De vernietiging van leven en toekomstige levensvatbaarheid van Gaza en de categorische weigering van Netanyahu het gesprek aan te gaan over de toekomst van het minigebied, the day after, wijzen ook op een berekende strategie: niet alleen afrekenen met Hamas maar met alle Palestijnen in Gaza.

In die zin kwam de Hamas-actie van 7 oktober als geroepen, want het gaf Israël een voorwendsel te doen waarvan het al lange tijd niet had durven dromen.

In tegenstelling tot de mythe van een regio vol vijandelijke Arabieren en moslims die geen kans onbenut laten de weerloze, Joodse staat aan te vallen, heeft Israël in zijn 77-jarige geschiedenis zelf vaker de aanval geopend op Palestijnen en op Arabische buurlanden, dan dat het aangevallen werd. Al in de ‘onafhankelijkheidsoorlog’ van 1947-’48 probeerde Israël zoveel mogelijk gebieden te veroveren die bij het VN-verdeelplan aan de Arabische bevolking van Palestina waren toegewezen.

Ook de Sinaï-oorlog van 1956, de Junioorlog van 1967 waarbij Israël delen van Egypte, Syrië en Jordanië veroverde en de inval in Libanon in 1982 waren ‘preventieve’ oorlogen. De eerste schoten werden telkens gelost door Israël. Vooral de Libanon-oorlog in de jaren tachtig heeft treffende paralellen met de Gaza-oorlog. Ook toen probeerde Israël Palestijnse nationale aspiraties voor eens en altijd het zwijgen op te leggen. De ‘Palestijnse factor’ in de regio, destijds belichaamd door de PLO, moest verdwijnen.

Als correspondent in Beiroet berichtte ik begin 1982 maandenlang over de Israëlische provocaties die een reactie van de PLO moesten uitlokken. Israël zou dan een legitieme reden hebben om de oorlog tegen de PLO in Libanon te beginnen. Uiteindelijk werd de aanslag op de Israëlische ambassadeur Shlomo Argov in Londen aangegrepen als voorwendsel om Libanon binnen te vallen. Het Israëlische leger trok op naar Beiroet en de PLO werd na maandenlange strijd Libanon uitgejaagd ten koste van veel mensenlevens en verwoestingen 

Dat de aanslag op Argov niet door een lid van de PLO maar door de door Irak gefinancierde terreurgroep Abu Nidal werd gepleegd, was tenslotte niet meer dan een cynische voetnoot bij het Israëlische streven de PLO te vernietigen. De Britse journalist Robert Fisk zou later schrijven dat de aanslag op Argov op touw was gezet door Abu Nidals’ opdrachtgever Saddam Hoessein. Saddam vermoedde -terecht- dat Israël het incident zou aanwenden voor een invasie in Libanon. Hij hoopte daarop zodat het in Libanon aanwezige Syrische leger verzwakt zou worden.

Eigenlijk is alleen de oktoberoorlog van 1973 (de Jom Kippoeroorlog), waarbij Syrië en Egypte Israël binnenvielen om bezet gebied terug te veroveren, een echte verassingsoorlog gebleken. De Israëlische politieke en militaire leiders waren, in eerste instantie, onvoorbereid op het offensief van de Arabische legers. Overmoed, zelfgenoegzaamheid en racisme speelden een belangrijke rol bij het in de wind slaan van informatie over militaire voorbereidingen die, zo bleek achteraf, wel voorhanden was.

Speelde iets soortgelijks aan de vooravond van 7 oktober? Tot dusver heeft de Israëlische regering een officieel onderzoek afgewezen. Stafchef Herzi Halevi is een van de weinigen in de legertop die zijn verantwoordelijkheid nam en binnenkort aftreedt. Hij gaf toe dat de militairen en inlichtingendiensten faalden. Daardoor was het mogelijk dat Hamas haast 1.200 Israëli’s doodde in enkele kibboetsiem en legerbases aan de rand van Gaza en op het Nova muziekfestival.

Prangende vragen over wat er gebeurde tijdens de vooravond van 7 oktober blijven onbeantwoord. Gaza was omgeven door hoogwaardige technologische surveillance apparatuur. Daarnaast waren er ‘spotters’ actief, jonge vrouwelijke militairen van rond de twintig, die dag en nacht vijandelijke activiteiten aan de grens met Gaza moesten monitoren. Achteraf is gebleken dat deze ‘spotters’ de grootscheepse operatie van Hamas wel degelijk hadden zien aankomen.

Vanuit hun uitkijkpost Nahal Oz op enkele honderden meters van Gaza, die op 7 oktober door Hamas zou worden overvallen, zagen ze dat Palestijnse militanten maandenlang intensief trainden voor een grootscheepse aanval. De ‘meisjes’, zoals ze in Israël vaak worden aangeduid, rapporteerden hun verontrustende bevindingen aan de legerleiding, maar die deed er niets mee. Ze werden kennelijk niet serieus genomen. Of was er iets anders aan de hand?

De ‘spotters’ betaalden een hoge prijs voor de apathie van hun militaire meerderen: vijftien van hen kwamen om het leven bij de Hamas-aanval op Nahal Oz en zeven werden ontvoerd. Eén ontvoerd lid van de groep werd in Gaza gedood, een andere ontvoerde ‘spotter’ werd in oktober 2023 door het Israëlische leger bevrijd. De overige vijf werden eind januari vrijgelaten tijdens de eerste fase van het staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas.

Het is onwaarschijnlijk dat de politieke en militaire beleidsmakers in Israël de aanval van 7 oktober in zijn volle, gruwelijke omvang hebben zien aankomen en laten gebeuren. Maar het is tegelijkertijd onwaarschijnlijk dat de legerleiding totaal niet op de hoogte was van de aanvalsplannen van Hamas.

Hamas was Israëls ‘favoriete vijand’. Het door Hamas geleide bestuur in Gaza werd jarenlang door Israël getolereerd en gefaciliteerd. Ratio was om de Palestijnse Autoriteit in Ramallah te verzwakken en om een excuus te hebben Gaza van de buitenwereld af te grendelen. Van tijd tot tijd werd ‘het gras gemaaid’ en werden Hamasposities in Gaza gebombardeerd. 

Ooit zullen de ‘spotters’ en vele anderen antwoorden moeten krijgen op de dringende vragen over 7 oktober, wat er aan vooraf ging en het drama in Gaza wat daarna volgde. In de giftige Israëlisch-Palestijnse dynamiek van provocaties, voorwendsels en uitwissing is in ieder geval bevolkingstransfer nu, door Trump, op het hoogste niveau bespreekbaar gemaakt.

Staakt-het-vuren kan niet snel genoeg komen

Voor Mohammed Abu Afash kan zondag niet snel genoeg komen. Zondag 19 januari zal in principe het akkoord tussen Israël en Hamas in werking treden. De Israëlische aanvallen zouden dan in principe moeten stoppen, de eerste gijzelaars vrijkomen en de Rafah-grensovergang tussen Egypte en Gaza heropenen. Dat betekent dat de eerste zieken en zwaargewonden, die urgent medische hulp nodig hebben, Gaza kunnen verlaten en dat er meer humanitaire hulp Gaza binnengelaten kan worden.

‘Beste Jan, ondanks alle pijn en verwoestingen ben ik erg blij,’ schrijft Mohammed me vrijdagochtend. Dit is het staakt-het-vuren waar de bevolking in Gaza al zo lang naar uitkeek. Mohammed verloor zijn huis en zijn winkel tijdens de oorlog. Zijn drie dochtertjes Eiaa, Aliaa en Layan konden niet naar school. De familie moest verschillende keren vluchten en leefde de afgelopen maanden in Mawasi, een tentenkamp in het zuiden van Gaza voor ontheemde Palestijnen. Het kamp was door Israël aangewezen als ‘veilige zone’, maar echt veilig was het er niet. Verschillende keren waren er luchtaanvallen op het kamp, in sommige gevallen gevaarlijk dicht bij de tent van de familie Abu Afash. Daags voor kerst was er nog een aanval waarbij granaatsplinters hun tent beschadigde. Gelukkig kwam het gezin met de schrik vrij, maar enkele meters verderop vonden zeven Palestijnen de dood in brandende tenten.

Sinds maart loopt onze crowdfunding voor de familie van Mohammed. Als zijn telefoon bereik had hield hij me, via Whatsapp, op de hoogte van het leven in het vluchtelingenkamp: van de ontberingen, de kou, de vermoeidheid, de onzekerheid en het geweld. Een paar weken geleden liet Mohammed een tankwater met drinkwater komen voor zijn sectie van het kamp (zie de foto’s). Het ingezamelde geld was niet alleen voor hem en zijn gezin, maar ook voor de mensen om hem heen.

Hoe het nu verder gaat is onduidelijk. Al in april hebben we, met de opbrengst van deze crowdfunding, “coördinatiegeld” betaald in Cairo zodat de familie kan uitreizen naar Egypte. Of en wanneer het vertrek naar Egypte alsnog zal plaatsvinden moet in de komende tijd duidelijk worden. Voorlopig blijft de familie in Mawasi en is het gevaar nog niet geweken. In de uren na de bekendmaking van het akkoord voerde Israël nog aanvallen uit waarbij 73 Palestijnse doden vielen. Het akkoord is nog niet van kracht en er zijn nog een aantal losse eindjes, waarbij beide partijen elkaar beschuldigen van kwade trouw.

Op verzoek van Mohammed gaan we door met de crowdfunding. Het ingezamelde geld blijft hij gebruiken voor de aankoop van voedsel, water, dekens enzovoorts, voor zijn gezin en naaste omgeving. En hopelijk blijft er geld over om straks, in een nieuwe, onzekere fase als de wapens eindelijk zwijgen, een nieuw leven op te bouwen.

https://gofund.me/15bf945e (klik voor donaties)

Ceasefire Can’t Come Soon Enough

For Mohammed Abu Afash, Sunday can’t come soon enough. In principle, the agreement between Israel and Hamas will come into effect on Sunday, January 19. The Israeli attacks should then stop, the first hostages should be released and the Rafah border crossing between Egypt and Gaza should reopen. This means that the first sick and seriously injured people who urgently need medical care can leave Gaza and that more humanitarian aid can be allowed into Gaza.

‘Dear Jan, despite all the pain and destruction, I am very happy,’ Mohammed wrote to me on Friday morning. This is the ceasefire that the people of Gaza have been looking forward to for so long. Mohammed lost his home and his shop during the war. His three daughters Eiaa, Aliaa and Layan could not go to school. The family had to flee several times and in recent months they lived in Mawasi, a tent camp in the south of Gaza for displaced Palestinians. The camp had been designated by Israel as a ‘safe zone’, but it was not really safe there. There were several air raids on the camp, in some cases dangerously close to the Abu Afash family’s tent. The day before Christmas there was another attack in which shrapnel damaged their tent. Fortunately, the family escaped unscathed, but a few meters further on seven Palestinians were killed in burning tents.


Our crowdfunding for Mohammed’s family has been running since March. When his phone had reception, he kept me informed, via WhatsApp, about life in the refugee camp: about the hardships, the cold, the fatigue, the uncertainty and the violence. A few weeks ago Mohammed had a tank of drinking water delivered to his section of the camp (see the photos). The money raised was not only for him and his family, but also for the people around him.
It is unclear what will happen next. In April, we already paid “coordination money” in Cairo with the proceeds from this crowdfunding so that the family can travel to Egypt. Whether and when the departure to Egypt will still take place will have to become clear in the coming period. For the time being, the family will remain in Mawasi and the danger has not yet passed. In the hours after the announcement of the agreement, Israel carried out further attacks that killed 73 Palestinians. The agreement has not yet entered into force and there are still a number of loose ends, with both parties accusing each other of bad faith.
At Mohammed’s request, we will continue with the crowdfunding. He will continue to use the money raised to buy food, water, blankets, etc. for his family and immediate surroundings. And hopefully there will be money left over to build a new life in a new, uncertain phase when the guns finally fall silent.

Winter in Mawasi

English below

Het is koud en nat in Mawasi in het zuiden van de Gazastrook waar honderdduizenden Palestijnse vluchtelingen in tenten bivakkeren, die vaak niet goed bestand zijn tegen het gure winterweer. Mawasi is een 16 kilometer lange, zanderige “evacuatiezone” langs de kust. Er zijn geen voorzieningen. Mawasi is al een concentratiekamp genoemd want de mensen, afkomstig uit verschillende delen van de Gazastrook, kunnen geen kant op. Echt veilig is het ook niet want van tijd tot tijd vindt er een Israëlische aanval plaats.
Afgelopen dagen overleden drie babies als gevolg van de kou. Veel mensen zijn verzwakt door gebrek aan goed voedsel. Infectieziektes doen de ronde.
Een paar keer per week ben ik in contact met Mohammed Abu Afash. Hij en zijn familie zijn al meer dan een jaar op de vlucht en verblijven sinds mei in Mawasi. Mohammed houdt me trouw op de hoogte over zijn leven daar. De afgelopen tijd waren er verschillende keren Israelische aanvallen, gevaarlijk dicht bij de tent van de familie Abu Afash.

Hij schrijft:
“Kort daarna was er een grote explosie in de buurt van ons kamp en scherven raakten onze tenten meerdere keren. Door de genade van God raakte niemand in ons gezin fysiek gewond, maar het was angstaanjagend en diende als een nieuwe herinnering aan hoe precair onze omstandigheden zijn.”

“Ondertussen blijven de kosten van voedsel en groenten stijgen en is meel vaak schaars – we zijn de afgelopen drie maanden meerdere keren bijna door ons meel heen. Zelfs het bereiden van eenvoudige maaltijden is een voortdurende uitdaging geworden.”

“Ondanks alles blijven we vasthouden aan de hoop om onze kinderen een betere toekomst te geven. We vragen respectvol om uw steun en vrijgevigheid om ons te helpen deze omstandigheden te doorstaan totdat de Rafah-overgang naar Egypte weer opengaat, zodat we eindelijk veiligheid kunnen zoeken buiten Gaza. Jullie donaties maken een wereld van verschil – ze bieden niet alleen essentiële zaken zoals voedsel en onderdak, maar ook de belofte van een normaal leven waarin mijn kinderen onderwijs, waardigheid en de eenvoudige vrijheden kunnen nastreven die andere kinderen over de hele wereld genieten.
Ik hoop dat jullie blijven delen en doneren, zodat we ons doel zo snel mogelijk kunnen bereiken.
Ik zal jullie regelmati op de hoogte stellen van onze reis. Bedankt dat jullie mijn familie steunen.”

Mohammed

donations: https://gofund.me/d440c5f2

Op 1 januari 2025 stuurde Mohammed mij een aantal foto’s van de wateroverlast in Mawasi. Hij schreef me: Dear Jan, yesterday was a terrifying night, bitter cold, heavy rain, the tent was flooded due to broken poles, today I tried as much as I could to fix it and bought a new awning to protect us from the rain, I don’t know how long this will last!

It is cold and wet in Mawasi in the south of the Gaza Strip where hundreds of thousands of Palestinian refugees are living in tents, which are often not well-equipped to withstand the harsh winter weather. Mawasi is a 16-kilometre-long, sandy “evacuation zone” along the coast. There are no facilities. Mawasi has already been called a concentration camp because the people, who come from different parts of the Gaza Strip, have nowhere to go. It is also not really safe because from time to time an Israeli attack takes place.
In the past few days, three babies have died as a result of the cold. Many people are weakened by a lack of good food. Infectious diseases are doing the rounds.
A few times a week I am in touch with Mohammed Abu Afash. He and his family have been on the run for more than a year and have been living in Mawasi since May. Mohammed keeps me faithfully informed about his life there. There have been several Israeli attacks recently, dangerously close to the Abu Afash family’s tent.

“There was a large explosion near our camp, and shrapnel struck our tents multiple times’” he writes. “By the grace of God, no one in our family was physically hurt, but it was terrifying and served as another reminder of how precarious our circumstances are.”

“Meanwhile, the cost of food and vegetables keeps rising, and flour has often been scarce—we’ve nearly run out multiple times over the last three months. Even preparing basic meals has become an ongoing challenge.”

“Despite everything, we continue to hold onto the hope of giving our children a better future. We respectfully ask for your support and generosity to help us endure these conditions until the Rafah Crossing reopens, so we can finally seek safety beyond Gaza. Your donations and shares make a world of difference—providing not only essentials like food and shelter, but also the promise of a normal life where my children can pursue an education, dignity, and the simple freedoms other children enjoy around the world.
Hope you keep sharing and donating so that we can achieve our goal as soon as possible.
From now on I will try to update you often, so you keep informed about our journey. Thank you for standing with us and supporting my family.
Love and Appreciation.
….
Mohammed and his family”

Wat doen we met Gaza?

De uitkomst van de oorlog in Gaza blijft onduidelijk. Wat gebeurt er na de genocide? Gaza is grotendeels verwoest en onleefbaar gemaakt. Wat is het lot van de twee miljoen Palestijnse ontheemden die nu in tentenkampen bivakkeren? Blijft Israël als bezettende macht voor altijd aanwezig in Gaza? Worden de plannen van joodse religieuze ultra’s gerealiseerd en verrijzen er straks nederzettingen op de ruïnes van Jabalya en Gaza Stad?

Jabalya

De bekende Palestijnse historicus Rachid Khalidi klaagde er onlangs in een interview over dat er na 7 oktober 2023 te weinig aandacht is voor de geschiedenis. Er is volgens de auteur van het standaardwerk ‘De honderdjarige oorlog tegen Palestina’ zelfs een zekere blindheid voor alles wat vooraf ging aan de Hamas-aanval op Zuid-Israël. Spoiler: de rode draad in die pijnlijke voorgeschiedenis is het Israëlische verlangen het gebied te annexeren en ‘verlost’ te worden van de Palestijnse bevolking daar.

Niet alleen maakte de massale aanwezigheid van Palestijnse bevolking het lastig Gaza te ‘verjoodsen’ en onderdeel van Israël te maken. Palestijns Gaza was ook een constante herinnering aan de Nakba: de verdrijving van 750.000 Palestijnen uit hun vaderland in 1947-‘48. Gaza was als het ware een levend monument voor de donkere koloniale ontstaansgeschiedenis van Israël zelf.

Het plan van premier Ben Gurion om de Gazastrook in te lijven, en te voegen bij het zuiden van de jonge staat Israël, stuitte in 1949 op verzet van Egypte. Ook de Verenigde Staten was tegen het Israëlische annexatieplan.

Van november 1956 tot maart 1957 lukte het Israël wel Gaza tijdelijk te bezetten en het Egyptische leger te verjagen. Tijdens de Suez-crisis trokken Groot-Brittannië, Frankrijk en Israël gezamenlijk op tegen Egypte. Doel was de nationalistische president Nasser ten val te brengen en de nationalisatie van het Suezkanaal ongedaan te maken. Israël bezette een deel van de Sinaïwoestijn en de Gazastrook.

In Gaza vocht Israël niet alleen tegen de Egyptische militairen die in het gebied waren gelegerd. Ook de Palestijnse bevolking werd de dupe van Israëlische oorlogshandelingen. Op 2 november 1956 werd Khan Younis door de Israëlische luchtmacht gebombardeerd. Veel burgers kwamen hierbij om het leven. De volgende dag trokken Israëlische tanks en troepen Khan Younis binnen. Mannen die ze ervan verdachten fedajien te zijn, Palestijnse vrijheidsstrijders, werden ter plekke geëxecuteerd. Let wel: dit was meer dan dertig jaar voordat Hamas werd opgericht. Alle mannen van vijftien jaar en ouder moesten zich melden en verzamelen zich op het centrale plein en in het vluchtelingenkamp van Khan Younis. Volgens de UNRWA maaiden die dag Israëlische militairen 275 Palestijnen met machinegeweren neer. Enkele dagen na de slachtpartij in Khan Younis vond in Rafah een bloedbad plaats waarbij, volgens de UNRWA, 111 Palestijnen door Israëlische militairen werden gedood.

De massale executies en arrestaties van Palestijnse vluchtelingen in Jabalya, Deir al Balach, Gaza-Stad, het Shati-kamp, Khan Younis en Rafah tijdens de kortstondige bezetting van 1956-’57 zijn een macaber voorspel van wat in de decennia daarna nog zou komen.

Uiteindelijk kwam Egypte in de Suezcrisis als overwinnaar uit de bus en was Israël gedwongen zich terug te trekken uit de Sinaï en de Gazastrook. Echt rustig werd het echter niet in Gaza en in de junioorlog van 1967 zou Israël de strook alsnog bezetten. Het zou het begin zijn van een onophoudelijke cyclus van geweld.

Wat doen we met Gaza en met de Palestijnse vluchtelingen die daar wonen, was de vraag die Israëlische politici elkaar stelden in de periode na 1967. Haaretz journalist Ofer Aderet verrichte archiefonderzoek naar de vergadernotulen van het Israëlische kabinet. Al een paar dagen na het begin van de bezetting in 1967 stelde minister van Defensie Moshe Dayan voor honderdduizenden Palestijnen Gaza uit te zetten. “Als we 300.000 vluchtelingen Gaza uit zetten, kunnen we Gaza zonder problemen annexeren,” aldus Dayan. Zijn collega minister van Binnenlandse Zaken Moshe Shapiro stelde voor 200.000 vluchtelingen naar El Arish in de Sinaiwoestijn te deporteren. Een ander kabinetslid, Eliyahu Sasson, suggereerde de Palestijnen naar de Oostelijke Jordaanoever, namelijk Jordanië, te sturen.

Ook minister Yigal Allon was voorstander de vluchtelingen naar de Sinaï te sturen. “De hele Sinaï, niet alleen Arish, is heel geschikt om de vluchtelingen op te nemen. We moeten niet wachten, laten we beginnen hen daar naar toe te sturen.” Later pleitte Allon voor emigratie van de Palestijnen naar Canada en Australië. Liefst zo ver mogelijk van Israël vandaan.

Premier Levi Eshkol, net als Dayan en Allon lid van de Arbeiderspartij, bleek zich bewust dat het misschien toch wat delicaat was om de vluchtelingen Gaza uit te zetten. Het zou slecht zijn voor Israëls imago in de wereld. Eshkol zei dat de ‘emigratie van de Arabieren’ rustig, kalm en discreet moest worden aangepakt. “We moeten een manier vinden dat ze uit zichzelf vertrekken.” Een van die manieren was om de Palestijnen niet genoeg water te geven. “Dan hebben ze geen keus. Hun boomgaarden zullen verpieteren. Of wie weet, misschien komt er wel weer een nieuwe oorlog en dan lost het probleem zich vanzelf op.”

Ook de eerste leiders van Israël, waaronder Golda Meir en David Ben Gurion, wilden van de Palestijnse vluchtelingen in Gaza af

n 1971 boog premier Golda Meir zich ook over de kwestie. Ze was voorstander van het ‘uitdunnen’ van de vluchtelingenkampen in Gaza. Het liefst zag ze ‘de Arabieren’vrijwillig vertrekken. Moshe Dayan hield haar voor dat sommige bewoners uit hun huis gezet konden worden als ze werden verdacht van terreurdaden. “We geven ze 48 uur om te vertrekken,” zei Dayan. “We bieden hen bijvoorbeeld aan naar Al Arish te brengen en hun meubilair op een vrachtwagen te laden Als de bewoners niet vrijwillig gaan zetten we een bulldozer in en slopen we het huis.” Golda Meir vond dat wel een goed plan en “helemaal niet wreed”. “Het is duidelijk dat we er niet in zullen slagen het Jabalya-kamp op vrijwillige basis uit te dunnen. Dat zou veel plezieriger zijn, maar er is geen alternatief.”

De uitlatingen van deze eerste, ‘linkse’ generatie politici van een halve eeuw geleden, lijken als twee druppels water op het discours van de religieus-zionistische extremisten van nu. Gaza staat symbool voor het onopgeloste vluchtelingenprobleem en voor Palestijnse nationalisme en zelfbewustzijn. Dat is de reden van Israëls genocidale campagne de afgelopen veertien maanden om Palestijns Gaza van de aardbodem weg te vagen; een militaire campagne die veel verder gaat dan een afstraffing van Hamas. Netanyahu en zijn uiterst-rechtse regering maken gebruik van een ‘kans’ waar eerdere Israelische politici alleen maar van droomden: namelijk zoveel mogelijk Palestijnen te verjagen uit Gaza.

Als de wereld Israël verder straffeloos zijn gang laat gaan zal de annexatie van (delen van) Gaza en de bouw van nieuwe joodse nederzettingen daar, gevolgd worden door een verdere kolonisering van de Westelijke Jordaanoever. Dat zal gepaard gaan met meer geweld. Een duister vooruitzicht voor 2025, maar er is weinig reden voor optimisme. 

Dit artikel is geschreven voor de Nieuwsbrief van Groningen – Jabalya, december 2024

Jabalia wordt ‘etnisch schoongeveegd’

Je zult maar een stedenband hebben met Jabalia in het noorden van Gaza, een gebied dat al sinds begin oktober hermetisch van de buitenwereld is afgesloten en dat systematisch kapot wordt gebombardeerd. Sinds begin oktober werden in het gebied zo’n 1.300 Palestijnen gedood, de meerderheid vrouwen en kinderen. Ongeveer 100.000 mensen zijn de afgelopen weken, volgens cijfers van de Verenigde Naties, door het Israëlische leger verdreven naar het zuidelijke deel van de Gazastrook.

Groningen heeft een stedenband, zij het een informele, met Jabalia. Ooit was dit een van de dichtst bevolkte stedelijke gebieden in Gaza waar Groningen een jongerencentrum liet bouwen en Groningse en Palestijnse ambtenaren over en weer bezoeken aflegden. Nu is het een onleefbare woestenij van ruïnes en skeletten van huizenblokken. Jabalia is oorlogsgebied, toneel van ongelijke confrontaties tussen Israëlische gevechtsvliegtuigen, artillerie en robotdrones en Palestijnse strijders. Om de vijand te verslaan past Israël de tactiek van de verschroeide aarde toe. Het gebied wordt zo onleefbaar mogelijk gemaakt en het hongerwapen wordt zonder gêne ingezet: voedsel en andere hulpgoederen worden niet toegelaten. 

Van de ongeveer 400.000 mensen die bij het begin van de oorlog in het gebied woonden zijn er, volgens de VN, nog 95.000 over. De achterblijvers kunnen, durven of willen om verschillende redenen niet weg. De tocht te voet van noord naar zuid Gaza is gevaarlijk. Scherpschutters zijn actief en bij Israëlische controleposten worden burgers soms urenlang ondervraagd of gearresteerd. Maar de grootste angsten is dat, eenmaal vertrokken, de burgers nooit meer terug kunnen keren naar Jabalia.

Die angst is gegrond. Dinsdag gaf generaal Itzik Cohen een briefing aan de Israëlische en internationale pers waarbij hij aangaf dat de ‘complete evacuatie’ van Noord-Gaza nu in zicht is en dat de bewoners niet zal worden toegestaan naar huis terug te keren. Humanitaire hulp wordt, volgens de generaal, alleen aan het zuiden van Gaza geleverd. Niet aan het noorden ‘want daar zijn toch geen burgers meer’.

Het is voor het eerst dat een officiële legerwoordvoerder er openlijk voor uit komt dat het doel van het offensief is om het noorden van Gaza te ontvolken. De angst voor een etnische schoonmaak en definitieve bezetting van delen van of geheel Gaza bestaat al langer.  Verschillende ministers in de Israëlische regering pleitten voor het stichten van joodse nederzettingen in het gebied. De invloedrijke minister van Financiën Bezalel Smotrich is een van de meest uitgesproken pleitbezorgers voor het volledig annexeren van de Gazastrook, het ‘evacueren’ van de Palestijnse bevolking en het stichten van nederzettingen in het gebied.  Zonder Israëlische militairen en burgers in Gaza zou, volgens Smotrich, de oorlog voor niets zijn geweest. Door de Israëlische soevereiniteit over Gaza uit te roepen zou het signaal worden afgegeven dat de tweestatenoplossing definitief van de baan is. Palestijnen die toch nog vasthouden aan het ideaal van een eigen staat moeten, volgens de hardliners in de regeringscoalitie, definitief hun koffers pakken.

Volgens het internationaal humanitair recht zijn de gedwongen evacuatie en uithongering van de burgerbevolking oorlogsmisdaden. Mensenrechtenorganisaties in Israël verwijten het Israëlische leger delen van het zogenaamde ‘Plan van de Generaals’ uit te voeren. Dit plan komt er in het kort op neer dat de bevolking in Noord-Gaza gedwongen wordt te vertrekken. Zij die weigeren hun biezen te pakken worden automatisch aangemerkt als terroristen en het is dan dus legitiem om hen te ‘elimineren’.

Israëlische legerwoordvoerders hebben ontkend het ‘Plan van de Generaals’ uit te voeren en verdedigen hun strategie met het argument dat evacuatie van de bevolking noodzakelijk is om de terugkeer van Hamas te voorkomen.

De VN-organisatie voor kinderen UNICEF maakte bekend dat vorige week binnen het tijdsbestek van 48 uur in Jabalia vijftig kinderen bij luchtbombardementen waren gedood. Het is een kil maar veelzeggend cijfer in de stortvloed aan macabere statistieken die sinds meer dan een jaar uit Jabalia komen. Is dat nietsontziende geweld van het Israëlische leger echt nodig om Hamas te verslaan, of is er iets anders aan de hand?

Het dagblad Haaretz publiceerde onlangs een hoofdredactioneel commentaar met de veelzeggende titel: ‘Als het eruitziet als etnische schoonmaak, is het dat waarschijnlijk ook’. De dood van zoveel onschuldige bejaarden, kinderen, vrouwen en andere burgers, het ontmantelen van de ziekenhuizen en andere noodzakelijke infrastructuur om te overleven en het definitief verjagen van de bewoners, doet toch wel sterk aan etnische schoonmaak denken. De liberale krant, die maar door weinig Israëli’s wordt gelezen, noemt het schokkend dat extremistische leden van Netanyahu’s kabinet voorstander zijn van de morele en juridische misdaad van etnische zuivering.

Op sociale media en in het publieke debat in Israël pleitten sinds het begin van de oorlog talrijke extreme stemmen voor het ‘platgooien van Gaza’ en een ‘tweede Nakba’; de verdrijving in 1948 van honderdduizenden Palestijnen uit hun land. Het lijkt erop dat in het noorden van Gaza, inclusief in de Groninger zustergemeente Jabalya, dit zwartst denkbare scenario zich daadwerkelijk afspeelt.

Dit artikel werd ook geplaatst in het Dagblad van het Noorden op 14 november 2024: https://dvhn.nl/meningen/Opinie/Jabalya-wordt-etnisch-schoongeveegd-29275783.html