Alle Afrikaanse koloniën, sinds de 19e eeuw in handen van de Britten, Fransen, Portugezen en Spanjaarden, werden in de periode tussen 1960 en 1980 onafhankelijk. Eritrea, Namibië en Zuid-Soedan werden onafhankelijk door zich los te maken van respectievelijk Ethiopië (1993), Zuid-Afrika (1990) en Soedan (2011). Afrika telt nu 54 onafhankelijke staten. Het enige gebied in Afrika dat nog steeds in afwachting is van dekolonisering is de Westelijke Sahara.
Deze ‘laatste kolonie van Afrika’, tot 1975 de ‘53e provincie’ van Spanje, is in juristentaal een ‘niet-autonoom gebied’. Volgens tal van VN-resoluties heeft de bevolking van het gebied -de Sahrawi- recht op zelfbeschikking. Maar het grootste deel van de Westelijke Sahara wordt bezet door Marokko. De Sahrawi wachten al een halve eeuw op een referendum om over hun toekomst te beslissen. Marokko staat dit recht op zelfbeschikking van de Sahrawi niet toe en komt, met steun van de Verenigde Staten en van Frankrijk en Spanje, steeds dichter bij zijn ‘sacrale’ doel: de ‘Marokkaanse Sahara’ tot een onomkeerbare realiteit te maken.
Decennialang verziekte het conflict om de Sahara de verhoudingen in Noord-Afrika, met name tussen Marokko en buurland Algerije. Algerije vreest de Marokkaanse expansiedrift en steunt traditioneel de Saharaanse onafhankelijkheidsbeweging Polisario. Verschillende malen kwam het de afgelopen halve eeuw bijna tot een grootscheepse oorlog in de regio.
Donald Trump, die zich erop laat voorstaan overal vredesdeals te sluiten, liet weten het oude conflict snel uit de wereld te zullen helpen. Op 31 oktober werd in de VN-Veiligheidsraad een door de Amerikanen voorgestelde resolutie over de Westelijke Sahara aangenomen. In deze resolutie 2797 wordt gewag gemaakt van ‘het Marokkaanse autonomie initiatief’ als referentiekader voor een vredesregeling. Hoewel niemand precies weet wat dit initiatief concreet inhoudt, het regime in Rabat zelf ook niet, werd het benoemen ervan algemeen opgevat als een erkenning van de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara.
De Marokkaanse koning Mohammed noemde resolutie 2797 een ‘keerpunt in de geschiedenis van het moderne Marokko’. Het Front Polisario en ook internationale juristen reageerden verontwaardigd. Door a priori uit te gaan van de Marokkaanse soevereiniteit over het gebied, wordt het zelfbeschikkingsrecht ontdaan van betekenis.
Voor de Amerikanen en Marokkanen moet resolutie 2797 de weg effenen voor een nieuw Trumpiaans vredesakkoord. Onderhandelaars Steve Witkoff en Jared Kushner kondigden al aan dat een deal over de Sahara een kwestie zal zijn van slechts een paar maanden. Bij de methode-Trump gaat het, aldus Kushner, ‘niet om waarden en principes, maar puur om belangen’.
Voor Europese landen, Frankrijk voorop, staan er bij het bondgenootschap met Marokko grote strategische en economische belangen (fosfaat, vis, infrastructuur, handel) op het spel. Marokko is verder een belangrijke bondgenoot bij het tegenhouden van illegale migranten uit Afrika. De Verenigde Staten kijken vooral naar het regionaal-strategische belang van Marokko. In 2020 erkende president Trump de Westelijke Sahara als deel van Marokko. Als tegenprestatie sloot Marokko zich aan bij de Abraham-akkoorden en erkende het formeel de staat Israël. Sindsdien zijn de banden tussen Marokko en Israël verder aangehaald. Er is innige militaire samenwerking, inclusief op het gebied van de inlichtingendiensten. Israëlische drones en ander wapentuig worden volop ingezet in de strijd tegen het Front Polisario in de Westelijke Sahara.
Trump en zijn dealmakers voegen graag een nieuwe trofee toe aan de Amerikaanse prijzenkast met halfbakken vredesakkoorden. Tant pis dat daarmee het Saharaanse zelfbeschikkingsrecht onder het tapijt wordt geveegd. De uitverkoop van het internationaal recht belooft weinig goeds voor het bereiken van echte vrede in Noord-Afrika.
Gepubliceerd in Vredesmagazine, december 2025, jaargang 19, nummer 1
“De afgelopen jaren zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht. Elke oorlog is weer anders, en toch lijken ze op elkaar. Er zijn vreselijke dagen die worden overtroffen door nog vreselijker dagen. Als ik de foto’s zie van de oorlogsvluchtelingen en de mannen, vrouwen en kinderen die in de donkere tunnels van Cartagena (Spaanse burgeroorlog red.) schuilden, moet ik aan de duizenden denken die in de metrostations van Kiev en Charkov bivakkeren. En ik moet aan Beiroet in 1982 denken, toen ik zelf geregeld in een schuilkelder zat, diep onder een flatgebouw”.
Oud-correspondent voor de Volkskrant Jan Keulen neemt ons in zijn boek De Oorlog van gisteren mee naar de tijd van de Libanese burgeroorlog maar ook naar de oorlogen tussen Israël en Palestina en de voortdurende onrust in het Midden-Oosten. Hij zat dicht op de huid van de (wereld) geschiedenis en deed daarvan dagelijks verslag. Journalisten schrijven vaak ‘de eerste versie van de geschiedenis’ en Keulen is een enorme kenner/ insider over deze regio.
Keulen beschrijft zijn intense journalistieke periodes vanuit een persoonlijke invalshoek. We leren een knappe Libanese vriendin kennen, handelaren in leed, een straatvechter die zich verhuurt aan verschillende strijdgroepen, politiek activisten die blijven volhouden, spionnen die worden ontmaskerd, en ballingen die steeds opnieuw moeten vluchten. Keulen, die als journalist ook de loopgravenoorlog tussen Iran en Irak versloeg, laat ook zien dat de oorlog van toen de oorlogen van nu zijn.
Voor vrede is geen plek in zijn boek. Keulen ontleent de titel van zijn geschrift aan de schrijver Stefan Zweig die bekend raakte met zijn boek De Wereld van gisteren. “De zon scheen krachtig en helder. Toen ik naar huis terugliep, zag ik ineens mijn eigen schaduw voor mij, zoals ik de schaduw van de andere oorlog achter de huidige zag”.
Nederland kent in toenemende mate een traditie van journalistieke memoires. Verschillende verslaggevers schreven over hun standplaatsen (Olaf Koens, Lucas Waagmeester, Betsy Udink) of bijvoorbeeld Minka Nijhuis met haar boek Gekkenwerk: de zorgvuldig bewaarde geheimen van een oorlogsjournalist. En ook Jan Keulen schaart zich nu in dit rijtje van oud-correspondenten die hun licht en visie laten schijnen over hun beroep. Hun verhaal moet verteld worden.
In De oorlog van gisteren laat Jan Keulen zich zien als een betrokken en zeer goed geïnformeerde journalist. Hij kijkt in zijn boek terug op zijn persoonlijke en professionele rol als verslaggever en hoe om te gaan met geweld in oorlogen en conflicten. Schrijf je in spannende situaties over jouw eigen angsten en onzekerheden. Mag je eigen leed uitventen? Zeker, dat mag om het grotere verhaal te vertellen van oorlog, ellende en totale waanzin. Het boek van Keulen is een aanrader om meer te weten over de diepere oorzaken van conflicten in het Midden-Oosten.
Boekbespreking door Lejo Siepe, in Vredesmagazine, jaargang 17, nr. 2, maart 2024
In De oorlog van gisteren neemt Jan Keulen ons mee naar de tijd dat hij correspondent was in Beiroet, tijdens de Libanese burgeroorlog. We leren een ongelovige priester kennen, een straatvechter die zich verhuurt aan verschillende strijdgroepen, politiek activisten die blijven volhouden, spionnen die worden ontmaskerd en ballingen die steeds opnieuw moeten vluchten. Na vijf jaar Beiroet vertrekt Keulen naar Caïro. In de jaren negentig verslaat hij vanuit Amman onder andere het conflict tussen Israël en de Palestijnen. Al die tijd blijven de demonen van de Libanese burgeroorlog hem achtervolgen.
Jaren later krijgt Keulen in Qatar als directeur van het Doha Centre for Media Freedom te maken met een wankelmoedige lakei, een slimme sjeik en een dichter die gevangen wordt gezet. Na bijna drie jaar wordt hem een andere baan aangeboden; veel Qatari vinden het centrum en zijn directeur een pain in the ass. ‘Ik val stil, ben perplex en ik stamel dat ik geen ander werk in Qatar ambieer. Het enige wat mij interesseert is de journalistiek en persvrijheid in de Arabische wereld.’
Voor journalistiek die ertoe doet moet altijd een prijs worden betaald. Jan Keulen ervoer dat aan den lijve, vanaf het moment dat hij als beginnend journalist in 1979 door Spanje tot persona non grata werd verklaard. Collega-journalisten werden ontvoerd, ontslagen, gevangengezet, gemarteld en zelfs gedood. Zelf kampte Keulen met trauma’s en een burn-out, en hij werd beschuldigd van antisemitisme.
Jan Keulen (1950) woonde langdurig in de Arabische wereld. Hij was correspondent in Beiroet en werkte later als journalist in Caïro en Amman voor de Volkskrant, De Standaard en nieuwsrubrieken van de vara-radio, kro en nos. De afgelopen twintig jaar was Keulen vaak in het Midden-Oosten als docent journalistiek en werkzaam voor persvrijheidsorganisaties. Van 2011 tot en met 2014 woonde en werkte hij in Qatar.
‘Elke oorlog is weer anders, en toch lijken ze op elkaar. Er zijn vreselijke dagen die worden overtroffen door nog vreselijker dagen. Als ik de foto’s zie van de oorlogsvluchtelingen en de mannen, vrouwen en kinderen die in de donkere tunnels van Cartagena schuilden, moet ik aan de duizenden denken die in de metrostations van Kyiv en Charkov bivakkeren. En ik moet aan Beiroet in 1982 denken, toen ik zelf geregeld in een schuilkelder zat, diep onder een flatgebouw. Beelden komen terug van huilende kinderen in de grote kelder, met boven onze hoofden een straat die bezaaid lag met gruis, glas en brokstukken van kapotgeschoten huizen.
De afgelopen veertig jaar zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht.’
De afgelopen maanden vond in Noord-Afrika een crescendo plaats van beschuldigingen, stappen en maatregelen die er geen twijfel over laten bestaan: Marokko en Algerije liggen op ramkoers. Grote vraag is of de koude oorlog in de Maghreb uitloopt op een gewapend conflict tussen. Beide buurlanden zijn tot de tanden bewapend en zijn, na Egypte, koplopers in Afrika wat betreft de miljarden die ze spenderen aan militaire aankopen.
In augustus verbrak Algerije zijn diplomatieke betrekkingen met Marokko. Een maand later werd het Algerijnse luchtruim gesloten voor alle Marokkaanse luchtvaart en op 1 november werd de Europa-Maghreb gaspijp afgesloten, die het Algerijnse gas via Marokkaans grondgebied naar Spanje transporteert.
De stappen werden genomen nadat de Marokkaanse ambassadeur bij de Verenigde Naties in juli openlijk zijn steun had uitgesproken voor “het recht op zelfbeschikking voor het heldhaftige volk van Kabylië”. Eerder al hadden de Algerijnse autoriteiten Marokko ervan beschuldigd “tweedracht te zaaien onder de Algerijnse bevolking” door de MAK te steunen, de Mouvement pour l’autodétermination de la Kabylië.
Ook ontstond in Algiers grote irritatie nadat in juli een internationaal consortium van onderzoeksjournalisten in de Pegasus Papers onthulde dat de Marokkaanse inlichtingendienst, met behulp van de Israëlische NSO-software, duizenden Algerijnse politici, activisten, journalisten, diplomaten en legerofficieren had afgeluisterd.
De grootste steen des aanstoots tussen Marokko en Algerije is echter de kwestie van de Westelijke Sahara, een immens woestijngebied ter grootte van het Verenigd Koninkrijk. Marokko controleert, sinds het eind van de jaren zeventig, zo’n 85% van het grondgebied van deze vroegere Spaanse kolonie. De Saharawi bevrijdingsbeweging, het Front Polisario, controleert het resterende gedeelte ten oosten van de Berm, de 2,700 kilometer lange ‘verdedigingsmuur’ die Marokko heeft opgeworpen om de Saharaanse onafhankelijkheidsstrijders buiten de deur te houden.
Sinds 1991, toen Marokko en het Polisario akkoord gingen met een plan van de Verenigde Naties om een referendum te houden en een staakt-het-vuren van kracht werd, was het conflict min of meer slapende. Maar dat veranderde eind 2020 toen het staakt-het-vuren, dat dus haast dertig jaar had standgehouden, werd verbroken. Het in het VN-plan in het vooruitzicht gestelde referendum waarbij de Saharawi hun recht op zelfbeschikking konden uitoefenen was nooit gehouden en Marokko vestigde in zijn “zuidelijke provincies” steeds meer facts on the ground.
De genadeslag voor een diplomatieke oplossing van het conflict werd in december 2020 toegebracht door de Amerikaanse president Donald Trump. In een tweet kondigde hij aan dat de Verenigde Staten de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara erkende. Als tegenprestatie normaliseerde Marokko zijn diplomatieke betrekkingen met Israël. Trump sleepte ook een enorme wapendeal uit de overeenkomst ter waarde van een miljard dollar. De VS gingen drones en ander hoogwaardig militair materieel aan Marokko leveren.
De Trump-deal betekende een grote diplomatieke overwinning voor Marokko. Geen enkel land van betekenis had tot dusver de Marokkaanse soevereiniteit over de Westelijke Sahara erkend. Volgens het internationaal recht moest het gebied immers nog gedekoloniseerd worden en moest de lokale Saharawi bevolking een kans krijgen zelf te beschikken over zijn toekomst.
Dat bleef, tot grote woede van Rabat, ook de mening van Europese landen en veroorzaakte in 2021 een reeks conflicten met Spanje, Duitsland en de EU. De opstelling van Marokko’s Europese bondgenoten, die naar de kwestie van de Westelijke Sahara bleven kijken door het prisma van het internationaal recht en zich niet aansloten bij de erkenning van de “Marokkaanse Sahara” door Trump, werd in Rabat gezien als een verstiering van het feestje. “Het was als een bruiloft waarbij geen van de vrienden en kennissen kwam opdagen”, zoals een medewerker van de International Crisis Group zei.
In de Verenigde Staten werd de stap van Trump weliswaar bekritiseerd door zowel een flink aantal Democraten als Republikeinen, maar de erkenning werd niet teruggedraaid. De regering-Biden woog kennelijk de nauwe betrekkingen tussen Marokko en Israël zwaarder dan de letter van het internationaal recht en dan het zelfbeschikkingsrecht van de Saharawi. De Biden-regering wilde haar relaties met zowel Israël als Marokko niet in gevaar te brengen.
Daar komt bij dat een intrekking van de erkenning van de Sahara als Marokkaans de deur zou kunnen openen naar de annulering van andere dubieuze Trump-beslissingen, zoals zijn erkenning dat de Golan en Oost-Jeruzalem Israëlisch zijn. Ook die Amerikaanse erkenningen druisten in tegen het internationaal recht.
De door de regering-Trump gesmede formele band tussen Marokko en Israël had een aantal verstrekkende gevolgen, niet in de laatste plaats voor de betrekkingen tussen Marokko en Algerije.
Ten eerste versterkte het de internationale diplomatieke positie van Marokko dat nu kon steunen op de invloedrijke pro-Israël lobby, vooral in de Verenigde Staten. De assertieve, haast agressieve houding ten opzichte van Europa lijkt alles te maken te hebben met het door de Israellobby geschraagde Marokkaanse zelfbewustzijn.
Ten tweede, en nog belangrijker, lanceerde de Trump-deal Israël als zwaargewicht-speler op het Noord-Afrikaanse schaakbord, zowel in politiek als militair opzicht. Ook de steeds hechtere samenwerking tussen de Israëlische en Marokkaanse inlichtingendiensten wordt door Algerije als bedreigend gezien. De Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Yair Lapid gooide bij zijn eerste officiële bezoek aan Marokko dit jaar, olie op het vuur door felle kritiek te leveren op Algerije. Volgens Lapid schurkt Algerije gevaarlijk dicht aan tegen Israëls aartsvijand Iran. Voor de Algerijnen was de maat vol: het was ongehoord dat een Israëlische minister hen bekritiseerde vanuit nota bene het Arabische buurland Marokko.
De Israëlische factor heeft het wantrouwen tussen Algerije en Marokko doen toenemen en het wankele evenwicht in de Algerijns-Marokkaanse betrekkingen van de afgelopen decennia verstoord. Die relaties zijn vanaf de Algerijnse onafhankelijkheid in 1962 problematisch geweest. De buurlanden vochten in 1963 een korte grensoorlog uit. Marokkaanse troepen vielen tijdens “zandoorlog” Algerije binnen en probeerden delen van Algerije’s westelijke provincies Bechar en Tindouf te veroveren.
Uiteindelijk bleek de poging een deel van het historische groot Marokko met geweld in te nemen een politieke en militaire blunder van jewelste. Arabische landen en Cuba kwamen Algerije te hulp en de Algerijnse bevolking veroordeelde de Marokkaanse agressie. Ook bij Marokko’s traditionele bondgenoten Frankrijk en de Verenigde Staten bestond weinig begrip voor het expansionistische avontuur van de -toen jonge- koning Hassan II.
Aan dit militaire avontuur van Marokko lag uiteindelijk hetzelfde irredentistisch waanidee ten grondslag van Groot Marokko, dat in de jaren zeventig zou leiden tot het conflict over de Spaanse Sahara. Nationalistische leiders zoals Allal al-Fassi waren niet tevreden met het territorium van het koninkrijk Marokko zoals dat in 1956 ontstond na de onafhankelijkheid van Frankrijk. Delen van ‘Groot Marokko’, waartoe Fassi ook de Sahara, delen van Algerije, Mauritanië en Mali rekende, waren immers nog bezet door de koloniale mogendheden.
Dat de Westelijke Sahara ooit deel uitmaakte van het sultanaat Marokko is volgens onafhankelijke historici, een mythe. In 1975 stelde het Internationale Hof van Justitie vast dat een aantal stammen in het gebied weliswaar historische banden hadden met Marokko, maar dat er geen banden van territoriale soevereiniteit waren tussen de Westelijke Sahara en Marokko.
Toen in 1960 Mauritanië onafhankelijkheid verwierf werd dat pas negen jaar later erkend door Marokko. Sindsdien zijn er de nodige ups en downs in de betrekkingen tussen Marokko en Mauritanië, niet in het minst omdat Nouakchott de Saharaanse Republiek van het Front Polisario erkent.
Wat betreft Marokko en Algerije kan haast zestig jaar na de ‘zandoorlog’ worden vastgesteld dat het nooit echt goedgekomen is. Hoewel er periodes waren van relatieve ontspanning en er zelfs een vriendschapsverdrag in 1969 werd gesloten, bleef het wederzijdse wantrouwen bestaan en bleven de burenruzies oplaaien. Sinds 1994 is de Algerijns-Marokkaanse grens gesloten en de door de overheid gecontroleerde media van beide landen worden niet moe het regime aan de andere kant van de grens te beschimpen.
De spanning in de Noord-Afrikaanse regio heeft inmiddels geleid tot een steeds intensere wapenwedloop. Behalve van de Verenigde Staten, Israël en Frankrijk heeft Marokko ook in Turkije grote militaire bestellingen geplaatst, onder andere van drones. Algerije is een grootafnemer van Russisch, Chinees en Duits wapentuig. De verwachting bestaat dat het strategische verstandshuwelijk tussen Marokko en Israël voor Algerije aanleiding zal zijn de militaire samenwerking met de Russische Federatie verder op te voeren.
Als het echt tot een oorlog komt zou dat catastrofaal zijn voor de bevolking van beide landen. Oorlogen verwoestten in het afgelopen decennium de economieën van Libië, Syrië, Irak en Jemen. Marokko en Algerije zouden dan aan die infame lijst van Arabische landen kunnen worden toegevoegd.
Oorlog zou ook perspectieven van de jongeren in de Maghreb verder onder druk zetten en leiden tot nog meer emigratie en braindrain. Nu al is de geopolitieke spanning een voorwendsel om burgerlijke vrijheden, waaronder persvrijheid, in te perken. Zo is het in de Marokkaanse media een taboe om kritisch te berichten over de Sahara-kwestie of over het koningshuis. In Algerije staat de Hirak-beweging, die het Algerijnse politieke systeem wil democratiseren, zwaar onder druk.
Een oorlog in Noord-Afrika zou vooral verliezers opleveren.