Identitair drama tussen de zee en de rivier

De massale demonstraties tegen de plannen van de regering Netanyahu om de rechterlijke macht te hervormen, brengen als nooit tevoren de diepe verdeeldheid aan het licht in Israël. Voor de honderdduizenden demonstranten staat niets meer of minder op het spel dan de democratie, de rechtstaat en uiteindelijk ook de identiteit van Israël.

De regeringscoalitie, de meest extreemrechtse in de Israëlische geschiedenis, wil het rechtssysteem drastisch hervormen. Het parlement moet in de toekomst de benoeming van rechters controleren en het Hooggerechtshof kan niet langer aangenomen wetten toetsen en afkeuren. Andere, inmiddels aangenomen wetten, maken het afzetten van een zittend premier praktisch onmogelijk en staan politici met een strafblad toe openbare functies te bekleden.

De coalitie, bestaande uit de rechtse Likoed-partij, ultra-orthodoxen en religieus-nationalisten, heeft 64 van de 120 zetels in de Knesset. Israël kent geen Senaat of Eerste Kamer en de door de regering-Netanyahu voorgestelde hervormingen komen inderdaad neer op een soort dictatuur van de (krappe) meerderheid.

Maar er staat meer op het spel. De hoofdzakelijk seculiere oppositie is bang dat de orthodoxe en religieus-nationalistische krachten, die nu de dienst uitmaken in regering en parlement, Israël veranderen in een theocratie, waar de halacha -de joodse religieuze wetgeving- leidend is. Dat zou niet alleen fnuikend zijn voor de tijdens de demonstraties ostentatief aanwezige LGTBQ-gemeenschap, maar voor alle joodse Israëli’s die er een seculier-liberale levensstijl op na houden.

Opvallend is de aanwezigheid van militaire reservisten bij de demonstraties. Piloten van gevechtsvliegtuigen, die tot de elite van het Israëlische leger horen, kondigden aan niet meer te willen trainen zolang de hervormingen niet van de baan zijn. Het zijn dezelfde piloten die met hun bombardementen op Gaza en eerder op Libanon voor onnoemelijk veel ellende zorgden, maar zich nu de Israëlische democratie willen redden.

Ook oppositieleider Benny Gantz, als bevelhebber van het leger een van de hoofdverantwoordelijken voor de aanval op Gaza in 2014, sloot zich aan bij de protestbeweging. In een toespraak in februari verdedigde hij het Hoog Gerechtshof door eraan te herinneren dat hij zich tientallen jaren had ingespannen voor de veiligheid van Israël, en dat het Hoog Gerechtshof op zijn beurt hèm had verdedigd.

Gantz is niet de enige politicus of (ex-) generaal die ervoor waarschuwde dat het ontmantelen van het Israëlische rechtssysteem militairen zou blootstellen aan vervolging door het Internationaal Strafhof (ICC). Een goede reden voor het ICC om in actie te komen om mensenrechtenschendingen of misdaden tegen de menselijkheid te onderzoeken en eventueel te vervolgen, is immers als het eigen nationale rechtssysteem daar niet toe in staat is.

Wellicht heeft de verrassende onthulling in de gelekte Pentagondocumenten eerder dit jaar, dat inlichtingendienst Mossad de protesten tegen Netanyahu’s hervormingen aanmoedigt, met dezelfde angst voor ICC-vervolging te maken. De Mossad wordt van talrijke mensenrechtenschendingen beschuldigd. De Israëlische regering reageerde fel op de ‘leugenachtige’ onthulling’ en ontkende de betrokkenheid van de Mossad bij de protesten. Hoe het zij, de Pentagon-documenten zelf zijn authentieke top secret Amerikaanse inlichtingenrapporten en veel, hoewel niet alles, van de informatie blijkt tot dusver wel degelijk te kloppen.  

Praktisch afwezig bij de protesten zijn zowel de Palestijnen uit Israël, als de Palestijnen uit de bezette gebieden. Ook het Israëlische vredeskamp, dat zich verzet tegen de bezettingspolitiek en de discriminatie van Palestijnen, is minimaal vertegenwoordigd. In een klein hoekje van de massademonstraties wordt met wat Palestijnse vlaggen gezwaaid. De groep die borden bij zich heeft met opschriften als ‘democratie en apartheid gaan niet samen’ valt in het niet te midden van de zee van blauw-witte Israëlische vlaggen.

Het Hooggerechtshof is jarenlang een trouwe partner geweest van de Israëlische overheid bij het onderdrukken van Palestijnen. Zo gaf het Hof in 2018 toestemming aan het leger om met scherp op Palestijnse demonstranten te schieten bij het afscheidingshek in Gaza. Het Hof gaf het groene licht om ‘staatsgevaarlijke’ Palestijnen te folteren. Geen enkel verzoek van de overheid om Palestijnen in administratieve detentie te nemen -dus zonder proces vast te zetten- werd ooit afgewezen. Het Hof gaf toestemming Palestijns eigendom te confisqueren in Oost-Jeruzalem, Masafer Yatta en andere plaatsen in bezet gebied. Enzovoorts.

Palestijnen en antibezetting-activisten hebben geen reden om op te komen voor het Hooggerechtshof en zien de protesten tegen de plannen van de ultranationalistische regering eerder als een strijd tussen de oude, witte Ashkenazi elite en de nieuwe, steeds machtiger elite van kolonisten en religieuze zionisten. Beide kampen geloven in een staat met joodse suprematie en zijn verantwoordelijk voor de bezettingspolitiek sinds 1967.

In joodse liberaal-seculiere kringen zijn stemmen opgegaan voor een grondwet. Hoewel Israël een aantal basiswetten heeft die dienen als constitutioneel kader, is het een van de weinige landen ter wereld zonder grondwet. In 1947-’48 werden een aantal pogingen gedaan om tot overeenstemming te komen over een constitutie, maar de eerste generatie politici van de staat Israël kon het niet eens worden.

Ook 75 jaar geleden stond Israël voor de vraag: een seculiere democratie of moest de Torah leidend zijn. Dan was er de vraag wat een ‘joodse staat’ precies inhield? De meeste Joden in de wereld woonden buiten Israël en binnen Israël bevond zich een grote Arabische bevolkingsgroep. Israël ontstond vanuit een gewapend conflict met de Palestijnen en de Arabische buurlanden. Daar kwam bij: wat waren de grenzen van de staat? Tot de dag van vandaag heeft Israël geen wettelijk vastgestelde grenzen. Men was, en is in het geval van Libanon en Syrië, immers in oorlog met de buurlanden en de staat is grotendeels gesticht op bezet gebied.

Israëls eerste premier Ben Gurion besloot dat een grondwet strijdig was met zijn visie van een permanente zionistische revolutie: Israël had helemaal geen grondwet nodig. Volgens Ben Gurion berustte het bestaan van de staat op drie pijlers: veiligheid, aliyah (massa immigratie naar Israël) en kolonisering. Dat zijn inderdaad de drie constante elementen gebleven in Israëls conflictieve bestaan van de afgelopen vijfenzeventig jaar.

In het gebied tussen de Middellandse Zee en de rivier Jordaan, dat gecontroleerd wordt door Israël, wonen in 2023 14,8 miljoen mensen. De joden vormen een minderheid van 48%. De Palestijnen, verspreid over de Palestijnse bevolking in Israël en de bezette gebieden, maken meer dan de helft uit van de bevolking. Nu de agressieve Israëlische kolonisering een tweestatenoplossing onmogelijk heeft gemaakt, tekent zich een toekomst af van een land met een joodse minderheid en een grotendeels rechteloze, steeds groter wordende Palestijnse meerderheid.

Die Palestijnen hebben de afgelopen decennia praktisch alle politieke en militaire confrontaties met Israël verloren. Maar het verlies van hun land heeft de Palestijnen niet beroofd hun collectieve herinnering en hun Arabische identiteit.

Het conflict tussen Israël en de Palestijnen gaat steeds minder over veiligheid en territorium, steeds meer over identiteit. Het Israëlische extreem religieus-nationalistische narratief ruimt voor de Palestijnen in Israël geen enkele plaats in. ‘Dood aan de Arabieren,’ is een geaccepteerde slogan geworden. Tegelijkertijd zorgt dit extreme gedachtengoed bij gematigde joden binnen en buiten Israël voor afschuw en verwarring.

De onlangs overleden TV-producent Harry de Winter bracht de dubbele gevoelens treffend onder woorden in de documentaireserie ‘Het Beloofde Land’. ‘Het feit dat er een plek op aarde is waar – als het erop aankomt – Joden naartoe kunnen, vind ik een reden voor een feest. Hoe ze het huis ingericht hebben en de versieringen aangebracht hebben…’ De Winter schudt zijn hoofd. ‘Daar doe ik niet aan mee. Ik vind het een drama.’

‘De joden leven niet op zichzelf, zelfs niet in hun eigen staat,’ schreef journalist Gideon Levy in een column die gepubliceerd werd op Israëls 75e Onafhankelijkheidsdag. ‘Het is onmogelijk om onze onafhankelijkheid te vieren, zonder te praten over de Nakba. Het is onmogelijk te rouwen voor de doden zonder te vragen waarom ze werden gedood. Het is onmogelijk de andere doden te negeren, onze slachtoffers; we kunnen en moeten de gevoelens te respecteren van de degenen die voor hen rouwen en hen als helden zien’.

Levy is een van de weinigen die probeert de ‘grote verhalen’ van Israël en Palestina aan elkaar te spiegelen en uiteindelijk te verzoenen. Het vooruitzicht van een uitzichtloze identitaire strijd tussen de Middellandse Zee en de rivier de Jordaan, is immers -om met De Winter te spreken- een groot drama.

Voor Vredesmagazine, juni 2023, Jaargang 16, nr. 3

Voor info over mijn boek ‘De oorlog van gisteren’ zie: https://oorlog.blog/about/

.

Een jaar na de dood van Shireen Abu Akleh nog geen gerechtigheid

Het bericht greep mij een jaar geleden bij de keel: de Palestijns-Amerikaanse journalist Shireen Abu Akleh was doodgeschoten. Ze was een sympathieke collega uit Doha met een aanstekelijke lach, een vertrouwd gezicht op nieuwszender Al Jazeera en de meest geliefde en prominente correspondent in de Palestijnse gebieden. 

Er stond met grote letters ‘PRESS’ op de voor- en achterkant van haar kogelwerend vest en op haar helm. Maar daar had de scherpschutter geen boodschap aan.  

‘In het harnas gestorven’, wordt gezegd als iemand bij de uitoefening van zijn vak overlijdt. Dat klinkt het geval van Shireen extra cynisch. De Israëlische militair wist precies de plek in haar achterhoofd te raken tussen haar helm en scherfvest. Ze was op slag dood. 

Het was 11 mei 2022, ’s ochtends vroeg. Het team van Al Jazeera was in het vluchtelingenkamp van Jenin om een inval van het Israëlische leger te verslaan. Er was een schotenwisseling geweest tussen de Israëlische militairen en Palestijnse militanten in een ander deel van het kamp. Plotseling worden de journalisten van Al Jazeera beschoten. Verslaggever Ali Al-Samoudi wordt geraakt in zijn schouder. Het team probeert dekking te zoeken, maar voor Abu Akleh is het te laat. Ze wordt geraakt als een tweede serie schoten wordt afgevuurd. 

Weinig incidenten waarbij journalisten omkwamen zijn zo precies onderzocht en gedocumenteerd als de dood van Shireen Abu Akleh. Misschien is dat logisch. Ze was tenslotte in het Midden-Oosten een journalistieke grootheid. Maar het komt ook door de evident lakse en ongeloofwaardige manier waarop de Israëlische autoriteiten met haar gewelddadige dood omgingen. 

“Abu Akleh is waarschijnlijk getroffen door Palestijnse terroristen die wild om zich heen schoten”, verklaarde het Israëlische ministerie van Buitenlandse Zaken in eerste instantie op sociale media. Het ministerie voegde een filmpje toe dat, zo bleek later, op een heel andere locatie was opgenomen. Ook premier Naftali Bennett zei direct na Abu Akleh’s dood dat er een ‘aanzienlijke kans’ was dat gewapende Palestijnen verantwoordelijk waren.

Het in de Verenigde Staten gevestigde Committee for the Protection of Journalists dringt in een afgelopen dinsdag verschenen rapport met klem aan op een strafrechtelijk onderzoek naar de dood van Abu Akleh. Ook eerdere dodelijke incidenten, zoals het in 2018 doodschieten van fotojournalisten Ahmed Abu Hussein en Yasser Murtaja tijdens demonstraties bij het afscheidingshek in Gaza, zouden ‘onafhankelijk, transparant en strafrechtelijk’ moeten worden onderzocht. 

Kort na de beschieting van het Al Jazeera-team draaide Israël bij. Nadat onderzoek van The New York Times, The Washington Post en onderzoekscollectief Bellingcat haarfijn had aangetoond dat een Israëlische militair het fatale schot had afgevuurd, had ontkennen weinig zin meer. Onderzoek van de CNN en van de in Londen gevestigde Forensic Architecture ging nog een stapje verder en concludeerden dat de schutter met opzet heeft geprobeerd Abu Akleh te doden. Ook Al Jazeera en Shireen’s familieleden en vrienden zijn ervan overtuigd: ze werd het zwijgen opgelegd omdat ze de Palestijnen een stem gaf.  

De CPJ constateert in het rapport dat sprake is een ‘dodelijk patroon’. Deadly Patternis ook de titel van het rapport, over de wijze waarop Israël omgaat met gedode verslaggevers. Het gaat om twintig slachtoffers sinds 2001. Niemand is ooit verantwoordelijk gehouden, laat staan gestraft.

Dertien van de twintig journalisten waren, op het moment dat ze werden doodgeschoten, duidelijk te herkennen als journalisten met ‘PRESS’ op hun kleding. Dat gold bijvoorbeeld ook voor Reuters cameraman Fadel Shana, die ook nog eens naast een auto met ‘TV’ erop geschilderd stond, toen hij in 2008 werd neergeschoten. 

Het feit dat niemand verantwoordelijk wordt gehouden voor de dood van journalisten in de bezette gebieden, heeft ertoe geleid dat verslaggevers – lokale zowel als buitenlandse – in een steeds gevaarlijker werkveld actief moeten zijn.

Guillaume Lavallée, voorzitter van de Foreign Press Association in Israël, zegt in het CPJ-rapport dat veel journalisten bang zijn: “Als een journalist met een Amerikaans paspoort gedood kan worden zonder juridische consequenties, dan zou dat hen in de toekomst ook kunnen overkomen. Het gevoel onbeschermd te zijn is vooral sterk bij onze Palestijnse collega’s. Sommigen van hen zijn zelfs bang dat er expres op hen wordt geschoten.”

Dat is geen rare gedachte. Behalve een Brit en een Italiaan waren de resterende achttien dodelijke slachtoffers allen Palestijns. Een aantal van hen werkte wel voor buitenlandse media en persbureaus. Opvallend is dat geen enkele Israëlische journalist onder de slachtoffers is.  

Het CPJ-rapport beschrijft in detail hoe Israël omgaat met de dodelijke incidenten. Onderzoeken zijn ondoorzichtig, willekeurig en duren eindeloos. Bewijsmateriaal en getuigenverklaringen worden terzijde geschoven. Betrokken militairen gaan vrijuit terwijl het onderzoek, dat altijd vertrouwelijk wordt gehouden, nog gaande is. Er worden alternatieve versies van de toedracht verspreid. Fake news dus. En soms worden de getroffen journalisten voor terroristen uitgemaakt. 

Wat dat betreft was de onverkwikkelijke gang van zaken rond het onderzoek naar de dood van Shireen Abu Akleh geen uitzondering. Er wordt simpelweg geen verantwoording afgelegd. 

Het CPJ-rapport eindigt met een aantal aanbevelingen, de meeste aan het adres van Israël. Er is daarnaast een aantal aanbevelingen voor de internationale gemeenschap. Ze zijn ook van toepassing op Nederland.

CPJ roept bevriende regeringen op Israël te herinneren aan hun internationale plichten rondom mediaveiligheid. Ook moeten die regeringen druk uitoefenen op Israël om mee te werken aan internationale onderzoeken naar de dood van journalisten.

Tot dusver weigert Israel – tot grote frustratie van Shireens familie en bewonderaars – mee te werken aan Amerikaans FBI-onderzoek naar haar dood.

Committee for the Protection of Journalists: Deadly Pattern

Gepubliceerd op 11 mei 2023 op VillaMedia

https://www.villamedia.nl/artikel/een-jaar-na-de-dood-van-shireen-abu-akleh-nog-geen-gerechtigheid

International Federation of Journalists demands Justice for Shireen

The Arab Reporters for Investigative Journalism (ARIJ): De dood neemt de stem van de waarheid niet weg, kogels kunnen de waarheid niet vermoorden

Muurschildering in Gaza

‘We hadden vrienden kunnen zijn’

Het is een ongebruikelijke mix van biografie, autobiografie en politieke geschiedschrijving. ‘We could have been friends, my father and I,’ is de lange titel die Raja Shehadeh zijn relatief dunne boek heeft gegeven, dat in 2022 werd gepubliceerd: ‘We hadden vrienden kunnen zijn, mijn vader en ik. Een Palestijnse memoires.’

Ik houd van de boeken van Ghada Karmi, Yusif Sayig, Mahmoud Darwish en andere Palestijnse auteurs, omdat ze je binnenlaten in een wereld die nog maar kortgeleden bestond maar nu snel aan het verdwijnen is. Hun memoires beschrijven praktisch altijd een gefragmenteerd leven: vluchten uit de geboorteplaats, ballingschap, bezetting, oorlog en heimwee naar de onbereikbare geuren en kleuren van het verloren land.

Het mooie aan het genre is dat bij de beschrijving van de herinneringen grote gebeurtenissen gekleurd worden door het persoonlijk perspectief: relaties, familieverhoudingen (verbroken) liefdes, angsten en teleurstellingen, tekortkomingen, verlangens en het vermogen turbulente gebeurtenissen in een snel veranderende wereld een plaats te geven.

Bij Raja Shehadeh gaat het om de vader-zoon relatie.

Raja’s vader Aziz was een prominent Palestijns advocaat die in 1948 uit Jaffa moest vluchten toen de stad werd ingenomen door de joodse Haganah-militie. Aziz Shehadeh en familieleden waren bij de 75.000 Palestijnen die de stad ontvluchtten. Slechts 2.000 Palestijnen die niet weg konden of wilden bleven achter en werden door de jonge joodse staat geïnterneerd in een getto; de met prikkeldraad omgeven wijk Ajami.

Aziz Shehadeh was ervan overtuigd dat zijn vlucht van korte duur zou zijn. Volgens het VN-verdelingsplan van 1947 was Jaffa immers toegewezen aan de Arabische staat die naast de joodse staat in het Britse mandaatgebied Palestina zou verrijzen. Jaffa was tot de oorlog van 1948 het Arabische politieke en culturele centrum van Palestina. Aziz kon zich eenvoudigweg niet voorstellen dat het Arabische Jaffa zou ophouden te bestaan. Hij was ervan overtuigd dat het Arabisch Legioen uit Transportatie, het bedoeinenleger geleid door de Britse officier Sir John Glubb, dat in felle gevechten was verwikkeld met de joodse strijdkrachten, net zolang met de strijd door zou gaan totdat in ieder geval het Arabische deel van Palestina niet in handen van de joodse staat zou vallen.

Hij vergiste zich. Aziz Shehadeh zou nooit terugkeren naar zijn woonhuis en kantoor in Jaffa. Hij was in zekere zin een fortuinlijke vluchteling want zijn familie had een zomerhuis in Ramallah waar het gezin in kon trekken, maar de kwestie van de Palestijnse vluchtelingen liet hem niet los.  Evenmin liet de kwalijke rol van de koloniale Ingleezi -de Engelsen- bij de stichting van de staat Israël hem los. De Israëli’s erfden een repressieve wetgeving van de Britten die nu werd ingezet tegen de autochtone Palestijnse bevolking.

In mei 1948 vonden felle gevechten plaats om Jeruzalem waarbij het oostelijk deel van de stad veroverd werd door het Arabisch Legioen. Het westelijk deel werd Israëlisch. Na een staakt-het-vuren besloot de regering in Londen dat Glubb z’n bedoeïenen terug moest trekken naar het oosten. Het gevolg was dat het Israëlische leger de steden Lydda en Ramle kon ontvolken en innemen. En Jaffa was definitief verloren.

Twee jaar na deze tragische gebeurtenissen werd in Ramallah -inmiddels onder Jordaans bestuur- zoon Raja geboren. Ook Raja Shehadeh werd jurist en stichtte 1979 de mensenrechtenorganisatie Al Haq. Als journalist bezocht ik in de jaren tachtig en negentig regelmatig het kantoor van Al Haq in Ramallah, en ontmoette Raja en zijn collega’s die hun moedige werk onder de meest zware omstandigheden moesten uitvoeren. Inmiddels is Al Haq, samen met vijf andere Palestijnse NGO’s, door Israël tot een “terreurorganisatie” verklaard. Desondanks wordt het belangrijke werk zo goed en zo kwaad als het kan voortgezet.

De veelzijdige Raja ontpopt zich behalve als advocaat en mensenrechtenactivist ook als een getalenteerd literair schrijver. Zijn tiende boek ‘We could have been friends, my father and I’ beschrijft Raja’s ontdekking, tientallen jaren na de moord op zijn vader in 1985, hoe heldhaftig deze eigenlijk was: een onafhankelijke geest die het zwaar te verduren kreeg van de Britten, de Israëli’s, de Jordaniërs en zijn eigen landgenoten de Palestijnen. Achteraf blijkt dat hij toch vaak gelijk had.

Vader en zoon waren zeker geen vrienden. Raja voelde altijd een zekere afstand tussen hen, soms zelfs rivaliteit. Pas tientallen jaren na zijn dood overwint Raja zijn weerzin om zijn vaders nagelaten archief te gaan uitpluizen. En dan blijkt ‘hoeveel strijd hij heeft geleverd tijdens zijn leven’ en hoe diep zijn droefheid en boosheid was over wat hem en zijn mede-Palestijnen overkomt.

In 1953 wint Aziz een rechtszaak in Londen tegen de Barclays Bank. De Israëlische autoriteiten hadden in 1948 de banktegoeden van Palestijnse vluchtelingen bevroren. Palestijnen in Jordanië, Libanon en elders mochten hun geld niet opnemen. De jarenlange juridische strijd, die uiteindelijk in zijn voordeel wordt beslecht, is een mijlpaal in Aziz’ leven. Maar zijn succes wekt de achterdocht van de Jordaanse autoriteiten, die dan nog onder directe Britse controle staan. Aziz ontloopt een arrestatie in Jordanië door tijdelijk in ballingschap naar Italië en Libanon te gaan.

Aziz Shehadeh tijdens de rechtszitting in Jeruzalem na de moord op de Jordaanse koning Abdallah (1951)

Niet lang na terugkomst in Jordanië komt hij opnieuw in de problemen en wordt alsnog gearresteerd. In juli 1958 vindt in Irak een staatsgreep plaats waarbij koning Faisal, oom van koning Hoessein, wordt afgezet en vermoord. Hoessein is bang dat de onrust overslaat naar Jordanië en laat een groot aantal nationalistische leiders arresteren, waaronder Aziz Shehadeh. Raja’s beschrijving van zijn vaders’ gevangenschap, ver weg in de Jordaanse woestijn, is aangrijpend. Aziz stelt vast dat er niet meer vrijheid van meningsuiting is in de jonge staat Jordanië dan destijds in het Britse mandaatgebied Palestina. Als Palestijns vluchteling voelt hij zich rechteloos en besluit zich te concentreren op zijn familie en advocatenpraktijk.

Maar de Israëlische bezetting van de Westelijke Jordaanoever in 1967 maakt de politieke activist weer in Aziz weer wakker. Dat jaar dient hij, gesteund door 50 prominente Palestijnse leiders uit de Westoever, Jeruzalem en Gaza, een plan in bij de Israëlische autoriteiten. Basis is het oorspronkelijke verdelingsplan waarbij, naast Israël, een Palestijnse staat wordt gesticht met Oost-Jeruzalem als hoofdstad. De PLO en Jordanië moeten niets van dit voorstel weten. De PLO bepleit op dat moment een ‘democratische, seculiere staat’ in heel Palestina. Yasser Arafat noemt Aziz’ voorstel ‘dwaas’.

Vader en zoon Shehadeh verschillen van mening. Raja verwijt zijn vader dat hij met dit voorstel komt terwijl ‘het Palestijnse volk bezig is met de gewapende strijd’. Vader Aziz gelooft echter niet in militaire oplossingen. Hij is ervan overtuigd dat vrede alleen kan worden bewerkstelligd als Israël en de Palestijnse staat elkaar erkennen en uiteindelijk ook samenwerken. Dat is in het belang van beide volkeren.

In 1985 wordt Aziz vermoord. De dader wordt nooit gepakt, het misdrijf blijft onopgelost. De Israëlische politie sloot het onderzoek 37 jaar geleden maar, zo blijkt uit het laatste hoofdstuk, een verzoek eind 2021 van Raja om het politierapport te mogen inzien wordt nog steeds niet ingewilligd.

Er zijn nog veel conversaties die Raja met zijn te vroeg overleden vader zou willen voeren. Raja concludeert dat meer dan een halve eeuw na de bezetting van de Westoever er 750.000 kolonisten wonen, in vijfhonderd nederzettingen. De tweestaten-oplossing is onmogelijk geworden, de enige alternatieven zijn: één staat of apartheid. Raja zou zijn vader willen vertellen dat Israëlische kinderen nu op school leren dat heel Groot Israël van hen is en dat de Palestijnen in het land geen rechten hebben.

‘Jij zegt dat Israël gewonnen heeft,’ zou zijn vader antwoorden. ‘Maar besef je niet dat alleen vrede tussen onze twee volken een echte overwinning zou betekenen?’

Dit artikel is geschreven voor de Nieuwsbrief Groningen-Jabalya, mei 2023

Voor informatie over mijn boek De oorlog van gisteren zie: https://oorlog.blog/